Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 5(1905)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 279] [p. 279] De Dichter Een zaaier trekt van strand tot stranden, Zoolang de wereld al bestaat, En strooit door alle verre landen Der liedren kostbaar gouden zaad, Het zaad ontkiemt in duizend harten, Verzacht het leed van 's levensloop En wekt nu onder strijd en smarten Het vroolijke gezang der hoop. Het is des dichters hooge roeping Te wekken wat in ieders borst Naar waarheid tracht en naar volmaking, Naar schoonheid, vreugd en vrede dorst. Dat gansch het volk hem hoopvol aanhoort, Als 's dichters lied zijn hart bevrijdt, Als hij de melodie van 't woord Zijn felbewogen eeuwe wijdt. Als alle leed eens is verkondigd, Dat ooit een mensch ter nederboog, En elk verlangen heeft gesproken, Dat ooit een menschenhart bewoog; Dan zal een morgen eindlijk komen, Schoon als des dichters phantasij. O, schoone lente onzer droomen, O, volkerlent, wanneer komt gij? [pagina 280] [p. 280] Nog rust de aard in bange droomen En dof weergalmt haar kreet van pijn, Doch blinkt aan verre hemelszoomen Der toekomet eerste schemerschijn. Mocht, als de nacht eens is verstreken, Mijn lied in vrijheidszonneschijn Van eenen dag vol vreugd en vrede De eerste lentebode zijn! vrij naar Adolf Strodtmann door B. Bymholt Vorige Volgende