Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 5(1905)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] Wederzien Kempenland, hoe zie 'k U weder! Welk een smart doet gij mij aan! In dit somber najaarsweder Ligt ge gansch met wee belaân. Nergens vind ik nog de sporen Van uw jongen bloeitijd weer. Geenen nagalm kan ik hooren Uit het hooglied van weleer; 't Hooglied dat, niet lang geleden, Klonk wijl tintlend zongelach, Lente en liefde wondren deden Op zoo meengen blijden dag. Droevig sta ik nu te peizen Aan dien goeden, wongen tijd Met zijn stemmen diep en lijze Trillend in de oneindigheid; [pagina 110] [p. 110] Aan het heerlijk morgendagen Uit den verren horizon, 't Zonnespel in kant en hagen, 't Glinstren in de klare bron; Aan 't geruisch van blad en halmen In den frisschen morgenwind, 't Wuiven van de dennepalmen Spelend met het windekind. 'k Peize aan 't rusten op den noene, 't Kijken naar de watte wolk En naar 't vrij en blij gedoene Van het noeste bieënvolk, 't Volkje dat in lustig zoemen Hommelen-dommelend speelde en wrocht Op de purpren heidebloemen Waar 't den zoeten honing zocht, Tot wanneer in roode gloeiïng 't Zonnebeeld ter kimme neeg, En elk wezen zijn verpozing Zocht en de avondklokke zweeg. [pagina 111] [p. 111] 't Heugt me, hoe de bleeke mane, Na een dag van wonne en lust, Ieder plantje, elke bane Vaak in liefde heeft gekust. De enkele werker die de voren Langs gleed van het rustend land, Kon met mij de bede hooren Die toen rees uit elken kant... Waar zijn thans die goede dagen, Deze tijd vol liefde en won? Waar? - O kon ik het u vragen Diep gedoken najaarszon! Siska van Daelen. Vorige Volgende