wezens, en die, elken dag, fabelachtige rijkdommen vernietigt, terwijl miljoenen mijner gelijken in armoede verkeeren.
Ik ben bereid al de gevolgen te dragen van mijn besluit, hun verkiezende boven diegene waarvan ik de verantwoordelijkheid op mij zou laden, zoo ik u gehoorzaamheid verleende.’
De ‘overheid’ deed Naine kennen welke maatregelen zij tegen hem zou nemen, indien hij in zijn weigering zou volharden.
't Kon hem weinig schelen, want hij antwoordde heel fier:
‘Uw brief van 31 Oogst is mij toegekomen. Het besluit, dat ik den heer schutterijoverste mededeelde, is een onvermijdelijk voortvloeisel van mijn werkdadigheid en mijn overtuiging. Ik trek het niet in. Ik weet, dat ik mij blootstel aan policievervolgingen en de daarbij behoorende tuchtstraf. Vermits, zoolang wij slechts een minderheid zullen wezen om van geen leger te willen hooren, de meerderheid ons slechts deze dubbele keuze zal overlaten: of de wapens te dragen of gestraft te worden, kies ik de tweede, omdat zij mijn geweten, zoowel als mijn overtuiging voldoet terwijl de eerste ze beiden in opstand brengt?
Wat komen moest, kwam: Naine werd in hechtenis genomen en verscheen Vrijdag voor den krijgsraad.
De debatten hadden plaats op 24 September j.l.
Stippen wij vooreerst een zonderling feit aan: De rechters brachten hulde aan den moed en de rechtzinnigheid van onzen vriend. Wij verleenen hun daar-