Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 3
(1903)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 226]
| |
De Oude WilgentronkGa naar voetnoot(1)Het veld is kaal
En platgeterd,
Door koude ineen
Gekropen.
De huizen staan
Als onbewoond
Noch deur, noch raam
Gaan open
De wilgetronk,
Verstorven, schijnt
Me nu wel tien -
Maal ouder;
Hij maakt me door
Zijn schamelheid
Het wintergezicht
Nog kouder.
| |
[pagina 227]
| |
Hoe deert het hem,
Geen leven meer
Rondom te zien
Ontwekken;
Een laken ligt
Er heen gespreid
Om dooden mee
Te dekken.
De takken heel
Onttakeld, en
Gesteven net
Als stangen,
Laat hij gedwee
In roerloosheid
Ter zijden gaan
En hangen.
Het water dat
In 't goed seizoen
Hem geerne zag
En streelde,
De spiegel van
Zijn zomerbeeld
In overvloed
Van weelde
| |
[pagina 228]
| |
Ligt toegevloerd;
Zijn guitig spel
In zonneschijn
Is henen.
De wintervorst
Kwam taal en tong
Met eenen wrong
Versteenen.
Het water werd
Op eens verrast,
Toen takken 't nog
Getaakten.
't Was vruchteloos
't Gevang ontvlucht
Waarin ze vast
Geraakten
Daar staat de tronk,
Aan 't waterken
Toch immer trouw
Gebleven,
Standvastig bij
Een laatsten zoen
In 't waterken
Versteven.
Willem Gijsels.
|
|