Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 3
(1903)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 181]
| |
Boeken en Tijdschriften‘Geld! Wat is dat - geld?’ Zoo begint Tolstoi de brochure, zooeven in 't Nederlandsch verschenen door de zorgen der drukkerij ‘Vrede’.Ga naar voetnoot(1) Geld is een ruilmiddel, beweren de economisten. Neen, antwoordt Tolstoy, geld is een machtmiddel. Het eerste hoofdstuk is grootendeels gewijd aan de kritiek der willekeurige indeeling van de productiefactoren in drie categorieën: grond, kapitaal en arbeid; met de gevolgtrekking dat grondbezit niet is af te scheiden van den arbeider die den grond bewerkt en evenmin het kapitaal-bezit (in den vorm van gereedschappen, grondstof, enz.) van hem die 't kapitaal doet gedijen. In het feit dat de arbeider toch gescheiden is van de productiemiddelen ligt de oorzaak der ondergeschiktheid van den werker. 't Is door het geld dat de bezitters van grond en kapitaal heerschen over de nietbezitters. Waar komt het geld vandaan? is de vraag die wordt beantwoord in het tweede hoofdstuk. - De nieuwste geschiedenis der Fidschi-eilanden, verhaald naar de gegevens van prof. Janschull, dient om te bewijzen dat de oorsprong van het geld moet gezocht worden in gewelddadige overheersching: ‘Datgene, want in een geschiedkundig overzicht van de economische ontwikkeling over eeuwen zou vervolgd moeten worden, dat is | |
[pagina 182]
| |
hier, waar reeds alle vormen van geld-overmacht zich volledig ontwikkeld hebben, in een enkel tiental jaren saamgevat.’ De inboorlingen der Fidschi-eilanden (ongeveer 150.000) leefden onbekommerd van akkerbouw en veeteelt, toen, in 1859, de Vereenigde Staten van Amerika 45.000 dollars schadeloosstelling eischten, zoogezeid omdat door de bewoners dier eilanden geweld wierd gepleegd tegen eenige burgers der Amerikaansche republiek. Die eisch wierd, natuurlijk, bekrachtigd door de noodige kanonnen en 't in beslagnemen van een deel der landstreek. - Wat moesten de Fidschianen en hun koning Kakabo nu uitrichten, zij die tot heden nimmer de behoefte hadden gevoeld aan geld en er dus geen bezaten? Kakabo wendde zich tot Engeland en bood het protectoraat over de eilanden. Terwijl, in 1860, een Engelsche expeditie kwam nagaan of de eilanden wel de moeite weerd waren om er aan de Amerikaansche schuldeischers bevrediging voor te geven, verhoogden dezen de vroegere som op 90.000 dollars. Op 't hulpgeschreeuw van Kakabo vormde zich te Melbourne een vennootschap (Polinesian Company) dat de schuld overnam tegen 200.000 acres land naar keuze en bovendien eeuwigdurend vrijdom van alle schattingen en belastingen voor al heur factories en het uitsluitend recht voor langen tijd een bank op te richten met het recht tot het onbegrensd uitgeven van bankpapier. - Sedert dit Contract, 1868, verminderden de inkomsten van Kakabo op onrustwekkende wijze. Om hierin te voorzien voerde hij - op raad der blanken (die, nota bena, van alle lasten vrij bleven) - de eerste rechtstreeksche belasting in en | |
[pagina 183]
| |
dit in den vorm van geldafdracht! Geld bezaten de inboorlingen niet en om het te verkrijgen moesten zij naar de blanke kolonisten: hun waren verkoopen, tegen elken prijs, aan den handelaar; hun arbeid verkoopen, tegen 2 pond en 12 schillingen per jaar! aan den planter. Weldra heerschte armoede tallenkanten in de weleer zòo bloeiende streek... In enkele jaren was de helft der bevolking slaven geworden van de blanken. - Een nieuw verzoekschrift, om als onderdanen van Engeland te worden opgenomen, dienden zij in bij den britschen consul en, in 1874, nam Engeland officieel bezit van de eilanden. Nu wierd de rechtstreeksche belasting in den vorm van geldafdracht tijdelijk geschorst. In de plaats kwam een ‘labour taxe’ en wat later wierden aan de inboorlingen ook een gedeelte hunner producten afgenomen en, als belasting, door de Engelschen te gelde gemaakt in afwachting dat er op de eilanden genoegzaam geld zou voor handen zijn. - Ingevoerd door geweld, zou 't geld het beste overheerschingsmiddel blijven in de handen van hen die 't bezitten. In 't derde hoofdstuk zal Tolstoy zich beieveren aan het weerleggen der stelling dat het geld een waarde-meter zou zijn; immer komt hij er op terug dat het geld is, alleenlijk en uitsluitend, een middel tot onderdrukking. In het vierde en laatste hoodstuk wordt uiteengezet dat: ‘elke onderdrukking van den eenen mensch door den anderen slechts hierop is gevest, dat de eene mensch den anderen van het leven berooven kan en, zonder deze dreigende houding op te geven, hem dwingt te handelen naar zijn wil’... ‘En zoo bevinden zich in | |
[pagina 184]
| |
onze z.g. beschaafde maatschappij, waarin de meeste menschen onder verschrikkelijke ontberingen tegen hun zin onnutte arbeid verrichten, de meeste menschen in slavernij, die haar grond vindt in de bedreiging met de bero ving van het leven.’ In antwoord op de natuurlijk volgende vraag: Waarin bestaat deze slavernij? En waarin bestaat die bedreiging? - geeft de schrijver ons drie vormen van onderdrukking en bedreiging. Eerst de brutale doodsbedreiging met het zwaard, waardoor de sterk gewapende den ongewapende tot persoonlijke slavernij bracht Dan de bedreiging met den honger, nadat men den voortbrengers het groote deel der voortbrengsels heeft ontnomen. Zij, de beroofden van land en voedingsmiddelen dienen zich nu te onderwerpen aan de houders van den voorraad, op straffe van hongerdood. De derde vorm is die van de belastingen en hier doet het geld zijn intrede als ondrukkingsmiddel: ‘De sterke eischt van de slaven een aantal geldstukken die zich in 't bezit bevinden van hemzelf, van den sterke, en waarvoor de slaven, om ze te kunnen verkrijgen, niet slechts hun graanvoorraad verkoopen moeten, maar ook de artiekelen van noodigste levensbehoeften...’ ‘Deze derde methode van ondrukking der menschen is ook al heel oud en wordt samen met de beide vroegere, die er niet geheel door buitengesloten worden, toegepast. Geen der drie vormen van menschonderdrukking heeft ooit opgehouden te bestaan. Men kan ze alle drie niet schroeven vergelijken, welke die groote plank aandraaien, wier last op de | |
[pagina 185]
| |
arbeiders drukt... Slechts, wanneer een van deze nog vaster aangedraaid wordt, gaan de andere wat losser zitten.’ De eerste vorm, de persoonlijke slavernij, leeft nog voort door het leger. De tweede vorm bestaat zoolang als de middelen tot voorbrengst in andere handen zullen zijn, dan in die ze gebruiken. De derde vorm, rechtstreeksche en onrechtstreeksche belastingen, drukt zwaarder en zwaarder... ‘Toen in de oudheid (zoo wordt het boekje besloten) het geheele economische gebouw berustte op de persoonlijke slavernij konden de hoogste geesten dat niet inzien; Xenophon, Plato, Aristoteles, evenals de Romeinen geloofden, dat het niet anders zijn kon of de slavernij was een onvermijdelijk en natuurlijk gevolg van de oorlogen, zonder welke de menschheid ondenkbaar was. Evenzoo zagen in de middeleuwen en zelfs tot in den nieuwsten tijd, de menschen de beteekenis van het feudale landeigendom en de daaruit voortkomende slavernij niet in, waarop het geheele economische gebouw van de middeleeuwen rustte. En precies eender ziet ook nu niemand in en wil bovendien niemand het inzien, dat in onzen tijd de onderdrukking van het grootste deel der menschen berust op de belastingen en grondlasten in geld, die de regeeringen van haar onderdanen heffen, - op de belastingen, die geheven worden door tusschenkomst van de beambten en de soldaten, die zelf op hun beurt door de belastingen worden onderhouden.’ Slechts een zeer vaag begrip kan de lezer zich vormen, door deze ál te beknopte en heel onvolkomen | |
[pagina 186]
| |
samenvatting, van de strenge logica die ten grondslag ligt aan de bewijsvoering van ‘Het Geld’. Het is een uitnemend werkje, klaar en duidelijk zooals al de betoogen van den grooten Rus, die de meest ingewikkelde vraagstukken zóó weet voor te dragen, dat ze bevattelijk worden voor iedereen.
Het negende deel der ‘Algemeene bibliotheek van Wijsbegeerte’, brengt een nederlandsche vertaling der ‘Wereldraadselen’,Ga naar voetnoot(2) het beroemde boek van Ernst Haeckel. - De bekroning van gansch een leven, is het uit de ‘Wereldraadselen’ dat men het best de monistische wereldbeschouwing leert kennen van dezen duitschen filosoof en natuurkundige, die een heel bezondere plaats heeft ingenomen en grooten invloed uitoefende op de moderne wijsbegeerte. - Deze nederlandsche uitgaaf is voorafgegaan van een beknopte levensschets van den schrijver en wordt gevolgd door eenige ‘Ophelderingen en Verklaringen’. De ‘Bibliotheek van Wijsbegeerte’ is geroepen om goede diensten te bewijzen. De poging - alhoewel zeer onvolledig - om studies over de voornaamste filosofische stelsels doorheen de eeuwen, alsook de standaardwerken der wijsbegeerte in onze taal te verspreiden, kan niet anders dan toegejuicht worden. Des te meer daar, niettegenstaande den uiterst geringen prijs, deze uitgave allerbest is verzorgd. - 't Ware te hopen dat de | |
[pagina 187]
| |
uitgevers het niet zullen laten bij de voorloopig maar aangekondigde reeks van 10 deelen. Stof is er genoeg voorhanden en menige leemte zou, door volgende deelen, kunnen aangevuld worden.
Met genoegen hebben wij het herverschijnen gezien van het gekende internationale tijdschrift ‘l'Humanité Nouvelle’,Ga naar voetnoot(1) dat gedurende ruimen tijd geschorst was, door een geschil, gevolgd door proces, opgerezen tusschen den uitgever en den bestuurder, M.A. Hamon. - ‘l'Humanité Nouvelle’ telt onder zijn medewerkers denkers en schrijvers aller landen en stond immer in de voorhoede, zoo op kunst als wetenschappelijk of sociologisch gebied. - De verschenen afleveringen voor Mei, Juni en Juli bevatten belangrijke studies en maandkronieken...
De drang naar zelfstandigeid, zoo nationaal als individueel wordt sterker met den dag. De Finnen, de de Provincalen, de Catalonjers, de Tcheken, (overal waar vele kleine volken tot groote staten wierden saamgebracht doet het verschijnsel zich voor) komen in opstand tegen de landen waarin hun collectieve zelfstandigheid ligt vastgeklonken. - ‘La Georgie’Ga naar voetnoot(2) is het orgaan waardoor enkele Georgianen de aandacht van Europa willen trekken op den toestand van hun volk - | |
[pagina 188]
| |
een volk met gansch eigen landaard, eigen taal en gewoonten - ingelijfd bij 't reusachtig Rusland en, met geweld, gehouden onder den knoet van den Czar. ‘La Géorgie’ vraagt de herkenning van Georgia als administratief-onafhankelijk staat, zooals dit volgens het traktaat van 1783 zou moeten wezen. Tegenover de huidige autocratische centralisatie, wordt gesteld een federatie der verschillende nationaliteiten die het tegenwoordig Rusland samenstellen, met weerzijdsche eerbiediging der talen en plaatselijke vrijheden. Waar verdrukten tegenover verdrukkers staan, gaat onze genegenheid natuurlijk tot de eersten. De strijd der Georgianen, de wanhopige strijd van dit handvol goedmeenenden tegen den formidabelen blok, die Russisch Czarisme heet, kan met geen onverschillig oog worden gadegeslagen. - Stellig, de onmiddelijke gevolgen ervan zullen zich bepalen tot eenige inkerkeringen en verbanningen naar Siberië. Toch zullen de pogingen der Georgianen niet verloren gaan, want de Gedachte kan men niet inmuren met hun dragers. Geen gevangenissen zullen beletten dat, vroeg of laat, het kwistig gestrooide zaad der vrijheid ontkiemen en bloeiën zal. S.R. |
|