Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 3
(1903)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 129]
| |
Socialisme en Parlementaire ActieVroeger betoogden we reeds, in een reeks artiekels ‘Over Afvaardiging en Algemeen Stemrecht’, hoe onzinnig het is er aan te denken door parlementaire actie een grondige en duurzame verandering te brengen aan den huidigen onhoudbaren stand van zaken, of ook maar eenigzins ingrijpende hervormingen te verwezenlijken.Ga naar voetnoot(1) De zoogenaamd ‘Revolutionair Socialistische Partij’ - die, ook te Antwerpen, wanhopig tracht het hoofd te rechten - geeft ons dit goedsmoeds toe. Maar..., voegen heur woordvoerders er dadelijk bij, tóch doen we meê aan politieke actie, als agitatiemiddel! Laat ons even kijken wat of dit heeft te beduiden en nemen we hiervoor hun bewijsvoering terloops in oogenschouw. Het eerste en grootste argument is dat men in kiezingstijd heel wat lieden onder het gehoor krijgt, tot wie in andere oogenblikken onze stem nimmer door zou dringen. | |
[pagina 130]
| |
Dit is voorzeker zóó. Maar daarom bewijst het nog niet dat meêdoen aan politiek gekonkel wenschelijk is. - Wat belet een socialist het woord te nemen op verkiezingsvergaderingen - waarop gewoonlijk debatgelegenheid is - zonder terstond met een ‘prenez mon ours’ voor den dag te komen? Het zal hem veel gemakkelijker zijn al het geknoei, al de schijn-macht der politiek te bewijzen en het waarachtig socialisme te prediken, indien hij zichzelf met geen politieken modder besmeurt en op de reine hoogte van het zuiver socialisme blijft. ‘Ja, maar..., gaat onze revolutionaire kamerzetel-aspirant voort, alle middelen moeten uitgeput worden. Al is er met het wetgevend lichaam weinig of niets doeltreffends te verwezenlijken, toch kan men de nationale tribuun gebruiken, om, vandaar af, onze beginselen te verkonden en te doen doordringen tot velen die, wellicht, er anders nooit iets over te hooren kregen.’ Praat voor den vaak; want zeg: wie leest er wel de dorre verslagen van parlementaire muilgevechten? Dit aantal zal vrij onaanzienlijk zijn. - Het zoogenoemd ‘Beknopt Verslag’ komt, buiten de redactiebureelen, op heel weinig tafels terecht. Van het spreken van af de nationale tribuun, ‘tot de menigte buiten de Kamers’, komt dus weinig anders ter bestemming, dan de verslagen der pers. Nu mag men toch gereedelijk aannemen dat deze er wel zal voor zorgen dat heur verslagen geen al te ‘ordelooze’ gedachten aan den man brengen. Het tegenovergestelde volhouden, zou getui- | |
[pagina 131]
| |
gen van weinig doorzicht en van nog minder kennis der persgewoonten. Neen, dit spreken tot de menigte, over de hoofden der Kamerleden heen, is een ontzaglijke lol! Daarbij: wie in zich de macht gevoelt om, van uit een verdervend midden als het Parlement, woorden te werpen over 't land die, naar de Bijbelsche uitdrukking, ‘vleesch’ kunnen worden, zòo iemand heeft geen nationale tribuun van noode, want diens stem is niet te smoren! Men zal dan ook nog spreken over de oppositie te maken tegen slechte wetten; zoowat tegen alle wetten dus, behalve tegen wetten die vroeger wetten vernietigen. Maar op wat zou dit uitloopen, anders dan op een gansch onschuldige parade? Zoo naïef kan men toch niet wezen te gelooven dat een parlement, dat muilkorven wil smeden, zich zal laten afhouden van zoo'n uitnemend werkje, door verontweerdigde betoogen van enkele àl of niet revolutionaire leden? Neen, jongens, ín het parlement is er niets tégen het parlement aan te vangen. Het volk alléen, het openbaar geweten dat in opstand komt, zal bij machte zijn om het parlement te buigen. Wil men inwerken op de wetgeving dan zal men buiten de kamers blijven en gaan tot het volk! Langs dien weg zal men niet alleen invloed krijgen op het parlement, maar stilaan zal men dit op den rommelzolder kunnen opdoeken, nevens veel ander oud- roest! - Laat ze maar wetten maken die indruischen tegen al de opvattingen en betrachtingen van een volk! Nooit zal zoo'n wet van grooten invloed op 't sociale leven zijn... En wat baat het, langs 'n anderen | |
[pagina 132]
| |
kant, dat men ‘beschermingswetten’ stemt, als de beschermden ze niet eens verlangen ofwel de macht missen om hen te doen uitvoeren en handhaven? Kijkt liever naar al die fameuze wetten op den arbeid; en zegt eens wat er van terecht komt?
Zijn de voordeelen der politieke actie nul; hun nadeelen heeten legioen! Door het meedoen aan kiespropagande moet men er fataal toe komen eerst en vooral het succes te beoogen, zoodat socialisme en agitatie van lieverlede worden op den achtergrond gedrongen. Men begint wellicht met de beste bedoelingen, maar de maalmolen der politiek maakt die al dadelijk klein. Heel wat welmeenende krachten gaan door zoo'n kiesagitatie noodzakelijk te loor. Met den gekozene is het nog slechter gesteld, want den invloed van een midden als de Wetgevende Kamer ondergaat men niet straffeloos. Men bederft spoedig in die atmosfeer van lapzalf, midden eeuwig geïntrigeer en allerhande compromissen. - De afgevaardigde, die zich aan het midden aanpast, zal aldra op middelen zinnen om te blijven waar hij meent dat hij blijven moet. Dat dán zijn socialisme er deerlijk aan toe komt laat zich begrijpen en dat het dan amen-en-uit is met het ‘agitatiemiddel’ ligt ook voor de hand... Ieder kandidaat-om-agitatie-redenen zal zich, natuurlijk, (en wellicht ter goeder trouw) sterk genoeg heeten om alle bekoring en ieder verderf te weerstaan. Wie 't gelooven kan die doe het, maar alle voorgaanden wijzen het tegendeel uit. Een mensch blijft een mensch, ziet ge, en halve goden zullen wel niet op hun twee beenen over dees, ons aarde rondloopen. | |
[pagina 133]
| |
Dat zich omstandigheden kunnen voordoen, waarbij gelegenheid zou zijn om in het parlement een goed woord te plaatsen, is niet geheel onmogelijk. Maar die gelegenheden zullen wel uiterst zeldzaam wezen en kunnen zich overal voordoen, ook op veel ander plaatsen waar de tegenwoordigheid van socialisten daarom nog niet wenschelijk is. - Het gaat toch niet op te beweren dat socialisten zich regelmatig bedrinken en verhoeren moeten, omdat er wel eens propagande-gelegenheid kon zijn in kroegen van allerlei aard?! Is de somme der inspanning wel gedekt door hetgeen er, in de beste voorwaarden, kan worden verkregen? Wordt het mogelijk maar zeer twijfelbaar voordeel niet geheel overschaduwd door het onvermijdelijk kwaad? - Dit zijn vragen die moeten gesteld worden, vóor men tot politieke actie overgaat. Me dunkt, het antwoord ligt voor de hand en met een weinig nadenken zal dan ook ieder socialist den rug moeten wenden tot een zóo verdervend als ondoelmatig middel.
‘Maar, wierd me nog onlangs aangevoerd, politieke actie verwerpt ge; door maatregelen van buiten af een wijziging opdringen, wraakt ge; in een heilbrengend massa- optreden gelooft ge niet; toch moet er iets gedaan worden, de armen kruisen en lijdzaam toezien brengt ons niet verder. Wat wilt gij dan, die van achter uw libertaire princiepen alle hervormingen misprijst, tot het opruimen der knellende mistoestanden bijdragen?’ Wat we doen willen? - Al wat we kunnen; zonder eeniger mate aan onze overtuiging afbreuk te doen. | |
[pagina 134]
| |
In de eerste plaats, willen we, van nu af, de grootst mogelijke vrijheid veroveren voor ons en anderen. Ook willen we zoo weinig mogelijk offeren aan de vooroordeelen die het maatschappelijk leven beheerschen we willen ze bestrijden, overal en met al de middelen die hiervoor tot ons beschikking staan. - Deze werking ligt in het bereik van eenieder. Al geeft ze niet die in het oog vallende resultaten der politieke actie, heur uitslagen zijn heel wat diepgaander en dus van duurzamer aard. Wie nu door neiging en aanleg tot het propageeren met 't geschreven of openbaar-gesproken woord genoopt wordt, zal zijn invloedsfeer verbreeden naar vermogen, waar anderen zich bij hun omgeving bepalen. Het verspreiden van degelijke lectuur; het helpen inrichten van ‘Hoogeschooluitbreiding’; het bijdragen op allerlei wijzen, tot de ontwikkeling der menigte, ligt eveneens op den weg der libertaire actie. - Zoo komen we geleidelijk van de individueele tot de gezamenlijke werking. Al hechten we ook een zeer groot belang aan het individueel handelen; aan de propagande van aanschijn tot aanschijn om zoo te zeggen; aan de overredingskracht die in dagelijkschen omgang, van een oprechte overtuiging uitstraalt; al verwachten we wel de hechtste uitslagen van die door alle partijen misprezen propagande, daarom meenen we toch niet dat de libertair zich immer op zijn eentje dient te houden. Een blijvend geordende vereeniging komt ons, uit heur wezen, als ónlibertair en dus verwerpelijk voor. Maar als een werk te doen is, waartoe de persoonlijke krachten te kort schieten, zal de anarchist een tijdelijke | |
[pagina 135]
| |
medewerking zoeken, bij ieder eerlijk mensch die voor een bepaald doel zijn krachten bijbrengen wil. Voor zoover die samenwerking zonder principieële toegeving geschiedt, zien w'er geen bezwaar in eenstemmig te werken met menschen die op andere punten van meening kunnen verschillen. - Hier hebben we vooral het oog op het inwerken op de openbare denkwijze voor een of ander humanitair doel.
De libertaire propagande is een werk van alle oogenblikken, zij kan overal worden gevoerd. De anarchistische wijsbegeerte omvat het heele leven en ieder levensuiting geeft stof tot overweging en dus tot propagande.
Segher Rabauw. |
|