Sprokkelingen.
Herinnering bij het ‘Huldebetoon aan Pol de Mont’, ter gelegenheid zijner dekoratie.
‘Als ik rond-uit mag spreken, dan moet ik zeggen, dat ik een dekoratie op de borst van een groot schrijver, een hoon, minstens een spot, en in elk geval iets onmogelijks vind.
‘De tijd is lang voorbij, dat de literatuur zich vereerd achtte, indien zij de kamerknecht of de avondopvroolijker van een koning of keizer mocht zijn, of indien de een of andere prins haar, in den persoon van een dichter, in zijn gevolg opnam, als een luxeartikel, een soort van geestelijke maitres. Een dekoratie, dat is ‘un crachat de roi’, en nu mogen generaals en geleerden nog steeds met graagte hunne borsten ophouden om er die blinkende fluimen op te ontvangen, de literatuur daarentegen zou zich, al stonden alle keizers, koningen en republiek-prezidenten al smeekend achter haar, nog niet moeten verwaardigen hún op de borst te spuwen.
‘Toch niet omdat ik zoû vinden, dat men maar door dik en dun revolutionnair moet zijn en maar altijd tegen de samenleving en hare gebreken gekant, maar alleen omdat ik deze dekoratiezaak ontzachlijk ridikuul vind.
L. Van Deyssel.