| |
| |
| |
Hoeder van taal en letteren
125 Jaar koninklijke academie in Gent
In de Gezellezaal van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) in het statige rococogebouw Koningstraat 18 te Gent, staat een stevige koffer met een fototoestel uit het begin van de twintigste eeuw, met bijbehorend statief en een doek als transporteerbare donkere kamer. Met dit collector's item uit de vroege jaren van de fotografie trok Willem de Vreese tussen 1902 en 1911 Europa rond om opnames te maken van Middelnederlandse handschriften die overal in archieven, musea of bibliotheken opgeslagen zaten. Hij was hoogleraar aan de pas opgerichte afdeling Germaanse Filologie van de Gentse Letterenfaculteit, en een prominent lid van de toen nog jonge, in 1886 opgerichte Vlaamse Academie in Gent. Het project waarvoor hij zijn opzoekingswerk deed, de imposante Bibliotheca Neerlandica Manuscripta, zou de hoeksteen van de filologische neerlandistiek vormen in de eerste helft van de twintigste eeuw. Door de tribulaties rond de Eerste Wereldoorlog heeft hij het in Nederland moeten afmaken en is het in Leiden terechtgekomen. Het bravourestuk van De Vreese, ter verzameling van bouwstoffen uit het eigen culturele en talige verleden, zou nog eens met verve overgedaan worden in de tweede helft van die eeuw, toen de vermaarde toponymist en handschriftkundige Maurits Gysseling een vergelijkbare reis ondernam om alle manuscripten van voor 1300 in bibliotheken en archieven te gaan inventariseren, wat tussen 1977 en 1987 leidde tot het monumentale Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300). Ook Gysseling was lid van de Academie.
| |
| |
willy vandeweghe
werd geboren te Brugge in 1948. Doctor in de Germaanse Filologie. Gewezen hoogleraar Nederlands en vertaalwetenschap aan het departement Vertaalkunde van de Hogeschool Gent. Lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL).
Adres: Kromme Leie 11, B-9051 Gent.
| |
Een academie voor de Nederlandse taal en letteren
De Koninklijke Vlaamse Academie is ontstaan uit de aspiraties van de culturele Vlaamse Beweging in de negentiende eeuw, die rechten opeiste voor de eigen taal in alle domeinen van de samenleving, ook die van wetenschap en cultuur. België had vanaf zijn ontstaan al een ‘nationale’ academie van wetenschappen en letteren, de Académie Royale des Sciences et des Lettres de Belgique, die terugging op de Thérésienne, de academie in de Oostenrijkse tijd opgericht onder Maria Theresia.
De term ‘academie’ slaat hier op een instelling voor wetenschapsbeoefening, goed te onderscheiden van kunstacademies (Nederland) of academies voor Schone Kunsten (Vlaanderen), die kunstopleidingen verzorgen. Het verre model is de school van Plato, die in de tuinen van Akademos net buiten Athene met zijn leerlingen discussieerde over zijn filosofische leerstellingen. In de hedendaagse opvatting is een academie een wetenschappelijke instelling waar universiteitsprofessoren, onderzoekers en vaak ook kunstenaars met elkaar discussiëren via lezingen en colloquia, aan onderzoek doen en in het algemeen wetenschap, kunst en cultuur promoten, onder andere door het toekennen van prestigieuze prijzen. Omdat de bevordering van wetenschap en cultuur bij uitstek een zorg van de overheid is, zijn deze academiën overheidsinstellingen, waaraan een nationaal belang toegekend wordt, en die voor bepaalde aangelegenheden de overheid moeten adviseren.
Zeker in het pas gestichte koninkrijk België, waar het eentaligheidsbeginsel richtinggevend was, sprak het vanzelf dat de ‘nationale’ academie zich van het Frans bediende voor haar vergaderingen, publicaties en verslagen. De optie voor een ‘Vlaamse’
| |
| |
afdeling binnen deze Académie Royale werd besproken maar verworpen, en ook gesprekken over een gemeenschappelijke Noord-Zuid-academie liepen op niets uit. Op initiatief van het homogeen katholieke kabinet-Beernaert werd op 8 juli 1886 een Vlaamse Academie opgericht, in de eerste plaats met taal en letterkunde als aandachtsgebieden die zij ter harte moest nemen en waarover zij te gepasten tijde advies moest verlenen. Anders dan de Académie française (o1635), die hierbij model stond, stelde ze zich in de eerste halve eeuw van haar bestaan op als een academie van wetenschappen, en had ze exacte en toegepaste wetenschappers onder haar leden, zoals de botanicus Julius Mac Leod. Die laatste was een groot pleitbezorger van de vernederlandsing van de Gentse universiteit, en hem was er net als heel wat andere leden veel aan gelegen dat die vernederlandste universiteit zou beschikken over adequate Nederlandstalige terminologieën in de verschillende vakgebieden. Wetenschappelijk gezien zette de Academie eveneens in op het aanleggen van dialectverzamelingen om te garanderen dat de zuidelijke dialectwoordenschat vertegenwoordigd zou zijn in hét lexicografische monument van het Nederlands, het in 1863 begonnen (en pas in 1998 afgeronde) WNT of Woordenboek der Nederlandsche Taal. Haar aandacht ging ook naar het onderwijs in het Nederlands, onder meer door actief werk rond taalzuivering te stimuleren, wat zijn neerslag vond in lijsten met gallicismen, belgicismen en germanismen. Op het gebied van de letteren droeg de Academie, zoals al aangegeven, bij tot de opbloei van de filologische studie van het literaire verleden en de Middelnederlandse handschriften. Met Jozef van Mierlo had ze tijdens het interbellum een van de toonaangevende Nederlandse literatuurwetenschappers in huis, die bijdroeg tot de internationale erkenning van de Academie.
| |
Politiek neutraal
De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, zoals ze tot 1972 werd genoemd, heeft er altijd over gewaakt zich politiek neutraal op te stellen, en een evenwicht na te streven tussen de confessionele en vrijzinnige stromingen in de samenleving, al is dat in de eerste jaren niet zonder strubbelingen gegaan. Van de eerste leden waren er een aantal aangesteld door de politieke overheden, maar later zouden nieuwe leden altijd worden voorgedragen door bestaande: er waren vijfentwintig werkende leden, tot in 1930 het aantal werd opgetrokken tot dertig. Hoewel de Academie in de eerste decennia nauw verbonden was met de Vlaamse Beweging heeft zij zich er altijd voor gehoed in de val van de collaboratie te trappen, ook al zetten de Duitsers in beide wereldoorlogen in op een verleidelijke Flamenpolitik. Individuele leden die zich toch hadden laten bekoren en na de oorlog een veroordeling opliepen, werden uit de Academie gezet. Twee bekende voorbeelden zijn de genoemde Willem de Vreese (WO I) en Filip de Pillecyn (WO II). Van de ruimte die na WO I vrijkwam,
| |
| |
De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent.
| |
| |
profiteerde men om de eerste vrouwelijke leden te coöpteren, Virginie Loveling en Maria Elisa Belpaire.
Zoals al aangestipt wilde de Academie in de eerste halve eeuw van haar bestaan naast een academie voor taal en letteren ook uitdrukkelijk een academie van wetenschappen zijn, een ambitie die ze pas losliet toen in 1938 de Brusselse Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (KVAB) werd opgericht als Nederlandstalige tegenhanger van de ‘unitaire’ maar Franstalige Thérésienne. Omgekeerd zou het Vlaamse voorbeeld inspirerend werken voor de oprichting in 1920 van een academie voor de Franstalige letteren in België, de Académie Royale de Langue et de Litérature françaises de Belgique (ARLLFB). Decennialang zouden beide letterenacademies het Nationaal Fonds voor de Letterkunde beheren, ingesteld voor subsidies aan auteurs. Aan Vlaamse kant werd die taak eind 1999 naar het nieuw opgerichte Vlaams Fonds voor de Letteren toegeschoven, dat sindsdien de subsidiestromen naar het literaire veld groepeert en centraliseert. In de nieuwe gefederaliseerde structuren heeft men ervoor gekozen de Vlaamse Academie, intussen Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde of KANTL genoemd, onder te brengen bij het ministerie dat Cultuur onder zijn bevoegdheid heeft, in tegenstelling tot de andere academiën, die allemaal vallen onder Wetenschapsbeleid.
| |
Opmerkelijke mix
Behalve dertig gewone werkende leden zijn er vijfentwintig buitenlandse ereleden en vijf bijzondere leden: neerlandici uit het Franstalige landsgedeelte. Tot 1941 had de Academie ook corresponderende leden. In de huidige regeling worden werkende leden op hun vijfenzeventigste binnenlands erelid. Tijdens de maandelijkse vergaderingen geven de leden lezingen over een onderwerp uit hun vakgebied; de auteurs geven vaker de voorkeur aan de formule van het ‘literaire salon’ (een vondst van Walschap), waarbij ze voorlezen uit eigen werk en de discussie aangaan met de andere leden. De ledensamenstelling is vrij uniek: twee derde wetenschappers (een derde taalkundigen, een derde literatuurwetenschappers), en een derde scheppende kunstenaars, dichters, prozaïsten en vertalers. Zeker in een tijd waarin de universitaire disciplines een grondige verandering hebben ondergaan, met de vroegere filologie opgesplitst in een taalkundige en een literatuurwetenschappelijke tak, is deze mix opmerkelijk. Er zijn nog weinig fora waar neerlandici uit taal- en literatuurwetenschap, en uit alle universitaire centra, van elkaars bevindingen kennis nemen. Zij gaan niet alleen met elkaar in overleg, maar ook met de creatieve taalbeoefenaars.
In de eerste zestig jaar van haar bestaan waren zowat alle belangrijke auteurs van het moment (Gezelle, Buysse, Loveling, Streuvels, Timmermans, Claes, Teirlinck, Walschap, enzovoort) lid van de Academie. Streuvels was niet minder dan achtenvijftig
| |
| |
jaar lang werkend lid, van 1911 tot aan zijn dood in 1969, Maurice Gilliams was zelfs vast secretaris tussen 1960 en 1976. Maar van de generatie na WO II zien we dat topauteurs als Claus of Boon nooit lid zijn geworden. Misschien werd wat in het begin gezien werd als een kostbaar resultaat van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, nu beschouwd als onderdeel van het establishment, al zal ook het toeval wel een rol gespeeld hebben.
| |
Opdrachten
Zorg voor taal en letteren impliceert bronnenstudie, en het voeren van een actief uitgavenbeleid. De vele edities die het licht zagen, vormden vaak de vrucht van het werk van de eigen leden (De Vreese, Gezelle, De Flou en vele anderen), maar zeer belangrijk waren daarnaast ook de studies die tot stand kwamen als antwoord op door de Academie uitgeschreven prijsvragen. Zonder die prijsvragen had bijvoorbeeld het kwaliteitsvolle Woordenboek van het Gents dialect van de Gentse ambtenaar Lodewijk Lievevrouw-Coopman nooit het licht gezien. Als wetenschappelijke uitgever komt de Academie tot op vandaag tegemoet aan de publicatiebehoefte voor werk dat door het commerciële circuit vaak als onvoldoende rendabel wordt afgewezen. Haar eigen tijdschrift, Verslagen & Mededelingen, wordt vandaag geredigeerd volgens de regels van peer-review en gepubliceerd in Open Access.
Een niet te onderschatten vorm van wetenschapspromotie is de gerichte prijsvragenpolitiek waardoor tal van belangrijke proefschriften bekroond en gepubliceerd kunnen worden. In een minder trendy tak als de historische letterkunde was zo'n publicatiepolitiek van wezenlijk belang. Zonder de tientallen, vaak grensverleggende boeken over de Middelnederlandse literatuur, de rederijkers, de zestiende- en zeventiende-eeuwse letteren, had het vak ongetwijfeld aan belang ingeboet. Heel veel aankomende onderzoekers en jonge doctores hebben zich dankzij de publicatie-uitwegen die de Academie bood, in de neerlandistiek waar kunnen maken en op deze wijze heeft de Academie het onderzoek aan de universiteiten gestimuleerd.
Dankzij de fondsen en legaten die haar in de loop der jaren zijn toevertrouwd, is de KANTL ook in de mogelijkheid literaire prijzen toe te kennen. Momenteel wordt uit de gezamenlijke opbrengst van alle fondsen elk jaar één vijfjaarlijkse prijs uitgereikt, afwisselend voor essay, studie van oudere taal, literatuur en cultuur in de Nederlanden, poëzie, proza en podiumteksten. Laureaten in de voorbije jaren waren Gerrit Kouwenaar, Stefan Brijs, David Van Reybrouck, Stefan Hertmans, Leo Vroman en in 2011 Arnon Grunberg.
Het adviserende werk is in de loop der tijden minder prominent geworden, omdat een aantal van de taken en opdrachten die oorspronkelijk aan de Academie toevielen, vandaag verspreid zit over diverse instituten en organen. Het Vlaams Fonds voor de
| |
| |
Gang met borstbeelden van illustere leden van de Academie.
| |
| |
Letteren werd al genoemd, de instantie die de subsidiëring voor de letteren moet kanaliseren. Voor taaladvies zijn er een aantal overheidsdiensten opgericht, zoals de Taaltelefoon en de Taaladviesdienst van het Vlaams Parlement, en ook de openbare omroep VRT heeft een eigen dienst voor taaladvies. In het letterenbeleid en in taalbeleidskwesties als spelling en grammaticabeschrijving voor de extramurale neerlandistiek heeft de Nederlandse Taalunie (o1980) het laatste woord. De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren van de Taalunie adviseert rechtstreeks het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie (van Onderwijs en Cultuur) in die aangelegenheden.
Op haar manier ziet de KANTL zichzelf als propagandist van het boek, en als hoeder van taal en erfgoed. Tentoonstellingen en boekvoorstellingen passen bij deze rol, maar de KANTL heeft in de loop der jaren ook een goed voorziene bibliotheek uitgebouwd met werken over taal- en literatuurwetenschap, geschiedenis van de Vlaamse Beweging, en eigen publicaties of publicaties van leden. Daarnaast worden er ook bijzondere collecties bewaard, oude drukken, eerste drukken van twintigste-eeuwse auteurs, marktliederen, dialectarchieven, brievenverzamelingen. Het eigen archief is op zichzelf een belangrijke bron van studie over de Vlaamse ontvoogding.
| |
Een academie voor cultuur en wetenschap
De jongste decennia gooide de KANTL haar deuren open, en bouwde zij aan publieksgerichte culturele activiteiten. In conferenties, lezingen en boekvoorstellingen treden leden-auteurs en leden-wetenschappers op voor een breder publiek, op wetenschappelijke colloquia in het Academiegebouw brengt ze onderzoekers uit de verschillende wetenschappelijke centra in Vlaanderen en Nederland bijeen. Al enkele jaren organiseert zij met wisselend succes een reeks conferenties in het voorjaar over werk van de eigen leden dat aan het publiek wordt voorgesteld, in het najaar over thema's als stadsdialecten, literatoren-dubbelkunstenaars, auteurs en hun vertalers, enzovoort. Jaarlijks vinden in het Academiegebouw vele tientallen vergaderingen, evenementen en boekvoorstellingen plaats van verenigingen en studiecentra waarvan de activiteiten raakvlakken vertonen met taalkunde en taalonderwijs, literatuur en literatuurwetenschap en (cultuur)geschiedenis.
Behalve dat de KANTL zich steeds meer definieert als een promotor van cultuurverspreiding begrepen de opeenvolgende cultuurministers ook het belang van wetenschappelijk onderzoek binnen hun bevoegdheidsdomein, en zagen ze in de KANTL een partner die daarvoor de nodige garanties kon leveren. Zij creëerden het kader voor de oprichting van een onderzoekscentrum dat zowel kon instaan voor de wetenschappelijk verantwoorde ontsluiting van belangrijk literair erfgoed, waaronder ook dagboekmateriaal en correspondentie met en tussen auteurs, als voor de bewaring en ontsluiting van tekst- en taalcorpora: het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie of
| |
| |
CTB. De missie ervan sloot rechtstreeks aan bij het oude idee van het verzamelen en ter beschikking stellen van bouwstoffen. In de eenentwintigste eeuw wordt echter voluit gekozen voor de ontsluiting langs digitale weg, met gebruikmaking van de mogelijkheden van de teksttechnologie en de jonge, maar dynamische, wetenschapstak van de digital humanities. Een sprekend voorbeeld van dat laatste is de bezorging in 2005 van het oorlogsdagboek van Virginie Loveling, een project geïnitieerd in samenwerking met de Gentse universiteitsbibliotheek. In samenwerking met een commerciële uitgever bracht de KANTL een boekuitgave op de markt, en in de geest van open toegankelijkheid via het internet is deze editie voor elke geïnteresseerde ook digitaal en met de nodige links te raadplegen op de KANTL-website.
In 2010 mocht het CTB tien kaarsjes uitblazen. Een hoogtepunt van dat vieringsjaar was de druk bijgewoonde voorstelling van de debuutuitgave De moerbeitoppen ruischten van Anton van Wilderode. Het evenement rond deze niet oncontroversiële priester-dichter werd, in de beste traditie van de Academie, gemarkeerd door de aanwezigheid van twee gastsprekers die in levensbeschouwelijk opzicht zowat elkaars tegenpool vormen. Dat waren de president van de Europese Raad, Herman van Rompuy, christendemocratisch politicus en bewonderaar van de dichter, en de auteur en dichter Tom Lanoye, oud-leerling van Van Wilderode.
| |
Op een kruispunt van netwerken
Mede door de mix van wetenschappers en creatieve auteurs bevindt de KANTL zich op een knooppunt van diverse netwerken, het boekenwezen, de onderzoekswereld, de erfgoedbewaarders. Een van die netwerken wordt overigens gevormd door de academies onderling, zoals geconcretiseerd in de samenwerking tussen de KANTL en de KVAB rond het Nationaal Biografisch Woordenboek. Dat verzorgt de biografieën van in België actieve wetenschappers en kunstenaars die zich voor onderzoek of cultuur verdienstelijk hebben gemaakt. Samenwerkingsverbanden liggen voor de hand met andere behoeders en bewaarders van het Nederlandstalige literaire erfgoed, zoals het Antwerpse Letterenhuis (het vroegere Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven) en het Rijksarchief. Transnationaal wordt er samengewerkt met het Huygens Instituut van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) in Den Haag, dat historische bronnen en literaire teksten toegankelijk maakt, het Nederlandse literaire erfgoed onderhoudt en tekstedities verzorgt. Ook met het Meertens Instituut van de KNAW in Amsterdam is er samenwerking op het gebied van de dialectologie, de discipline die het taalerfgoed bestudeert en inventariseert. Net als de IVN (Internationale Vereniging voor Neerlandistiek) en de reeds genoemde Taalunie heeft de KANTL ook aandacht voor de ambassadeurs van het Nederlands door van overal ter wereld buitenlandse ereleden aan te trekken.
| |
| |
| |
Eigentijds met respect voor traditie
De jongste jaren heeft de KANTL een beweging ingezet naar een eigentijdse benadering van cultuur en erfgoed, zonder dat daarbij de traditionele taken van advisering, publicatie, bibliotheekwerking, erfgoedbeheer en ledenwerking uit het oog worden verloren. De vragen waarmee zij geconfronteerd wordt en waarover zij zich uitspreekt, gaan uiteraard ook mee met de tijd. Een van die vragen is de externe druk waaronder nationale talen komen te staan door de hegemonie van het Engels, zeker als wetenschapsbeoefening in de eigen landstaal door het onderzoeksfinancieringsbeleid ontmoedigd wordt. Onlangs heeft de KANTL daarover een standpunt geformuleerd en op haar website gepubliceerd, waarin zij waarschuwt tegen de excessen van de verengelsing ten koste van het behoud van het Nederlands als volwaardige taal voor wetenschap en (hoger) onderwijs. Een uitdaging van binnenuit is dan weer de druk op de standaardtaal door de concurrentie met varianten als tussentaal, Verkavelingsvlaams of soap-Nederlands, en de vraag naar de positie van het Belgisch Nederlands in het taalgebied. Het zijn kwesties die een academie van taal en letteren niet uit de weg kan gaan.
Door de externe ontwikkelingen in het politieke, culturele en wetenschappelijke veld, heeft de KANTL zichzelf in de loop van haar honderdvijfentwintigjarige bestaan al een paar keer opnieuw moeten uitvinden. De Academie als motor van de Vlaamse ontvoogding op cultureel en wetenschappelijk gebied, heeft door al die ontwikkelingen plaats gemaakt voor een moderne instelling van cultuurspreiding en wetenschappelijk onderzoek, die zichzelf nog steeds ziet als behoeder van het Nederlands, reflectiekamer voor en partner van de universitaire neerlandistiek en het culturele veld.
www.kantl.be
Literatuur
|
Johan Decavele & Joris De Zutter, Honderd jaar Vlaamse Academie te Gent, uitgave door het Gentse stadsbestuur, 1986. |
Hervé Hasquin & Francis Strauven, Aedes Academiarum. De Academiën en hun Paleis, Lannoo, Tielt, 2010. |
Wouter Rombauts, De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (1886-1914), Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, 1979. |
Wouter Rombauts, & Marcel Hoebeke, De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (1886-1986), Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, 1986. |
|
|