| |
| |
| |
Subliem naturalisme
De tuinen van Piet Oudolf
De Nederlander Piet Oudolf (o1944) is in enkele jaren tijd uitgegroeid tot een van de invloedrijkste tuinontwerpers ter wereld. Vanuit zijn bescheiden kwekerij in Hummelo ontwerpt hij spraakmakende tuinen en parken in Londen, Stockholm, Toronto, Milaan, Chicago en New York.
2010 was een voorlopig hoogtepunt in de carrière van Oudolf. Hij was als enige tuinarchitect uitgenodigd op de architectuurbiënnale in Venetië, waar hij Il Giardino delle Vergini aanlegde bij het Arsenaal, de centrale expositieruimte van de Biënnale. In het kader van Ruhr 2010, de Europese culturele hoofdstad, ontwierp hij samen met het Schotse bureau GROSS.MAX een ‘plantentheater’. In Milaan werkt hij met het bureau Inside Outside van Petra Blaisse aan een nieuw park, de Biblioteca degli Alberi. In Rotterdam ontwierp hij een nieuw park voor het Leuvehavenhoofd aan de Maasoevers. Bij het Zuiderzeemuseum in het Nederlandse Enkhuizen zijn de werken gestart voor het door hem ontworpen nieuwe Museumpark. In de buurt van Stockholm werkt hij aan een nieuw stadspark. En in New York is hij bezig met de tweede fase van de High Line, ontwierp hij de tuinen voor het nieuwe hoofdkwartier van Goldman Sachs en voor de Beekman Towers, het eerste torengebouw van Frank Gehry in New York.
De Amerikaanse Association of Professional Landscape Designers kende Oudolf in 2010 The Award of Distinction toe voor zijn ‘unieke bijdrage an het beroep van landschapsarchitect’. Het Amerikaanse zakenblad Fast Company Magazine nam hem zelfs op in de lijst van de 100 Most Creative People. En tot begin 2011 liep in het Londense Garden Museum een tentoonstelling over zijn werk en zijn invloed op de Britse tuinarchitectuur.
| |
| |
paul geerts
werd geboren in 1952. Studeerde rechten en sociologie in Leuven, Utrecht en Firenze. Was wetenschappelijk medewerker aan de rechtsfaculteit van Leuven, advocaat en politiek verslaggever bij de krant De Morgen. Van 1990 tot 2000 was hij uitgever van medische bladen en directeur van De Huisarts. Sinds 2000 werkt hij als zelfstandig publicist. Hij is hoofdredacteur van www.gezondheid.be. Hij is ook een gepassioneerd tuinier en is samen met Romke van de Kaa de auteur van een jaarlijkse Tuinscheurkalender. Hij stelde tevens twee bloemlezingen van tuingedichten samen. Momenteel werkt hij als extern expert voor de Intercommunale Leiedal in Kortrijk.
| |
Laatbloeier
Piet Oudolf is een laatbloeier. Hij was al een eind in de dertig toen hij samen met zijn vrouw Anja startte met een kwekerij in Hummelo in de Achterhoek (Gelderland). Zijn eerste belangrijke tuin, het Droompark in het Zweedse Enköping, dateert uit 1996. Een jaar later verscheen het boek Nieuwe bloemen, nieuwe tuinen - Een nieuwe beweging in de tuinarchitectuur, waarin het werk van Oudolf en twaalf andere tuinontwerpers uit Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten werd getoond. Daarin was voor het eerst sprake van ‘de nieuwe tuinbeweging’, een informele club van mensen uit verschillende landen die op een vernieuwende manier met tuinen bezig waren. Het ging daarbij niet zozeer om een nieuwe tuinstijl, wél om nieuwe planten en vooral om een vernieuwende manier om (vaste) planten en siergrassen te gebruiken.
De ideeën van Oudolf en consorten werden aanvankelijk vooral in Engeland opgepikt door enkele jonge tuinontwerpers en tuinjournalisten als een welkome verjongingskuur voor de traditionele Engelse bloementuin. In 2000 werd hij uitgenodigd om een tuin te ontwerpen voor de prestigieuze Chelsea Flower Show, die prompt als Best Show Garden werd bekroond. Dat leverde hem een aantal belangrijke opdrachten in Engeland op, onder meer in Scampston Hall, waar hij een nieuwe tuin aanlegde in een ommuurde Victoriaanse moestuin, en in Trentham Gardens, een historisch park in Stoke-on-Trent. De Royal Horticultural Society vroeg hem zelfs om twee grote bloemenborders te maken in haar paradepaardje, Wisley Gardens.
| |
| |
| |
Succes in New York
Intussen was zijn naam ook doorgesijpeld naar de andere kant van de Oceaan. In 2001 vroeg de bekende Amerikaanse landschapsarchitecte Kathryn Gustafson hem om als plantenspecialist mee te werken aan de Lurie Garden, een 1 hectare grote daktuin bij het nieuwe concertgebouw van sterarchitect Frank Gehry in het Millennium Park in Chicago. Zijn definitieve Amerikaanse doorbraak kwam er in 2002, toen de particuliere stichting achter The Battery in New York, een park langs de oevers van de Hudson op het meest zuidelijke punt van Manhattan, hem vroeg om een masterplan voor het park te maken. Zeventien gerenommeerde tuinontwerpers die hadden meegedongen naar de opdracht, kregen het nakijken nadat Warrie Price, de voorzitster van de stichting, toevallig via vrienden had kennisgemaakt met de bloemenborders van Oudolf. Oudolf had niet eens zijn kandidatuur gesteld. In de marge van die opdracht vroeg het stadsbestuur van New York hem een jaar later om aan de rand van het park een herdenkingstuin te maken voor de slachtoffers van de aanslagen van 11 september 2001. Die tuin leverde hem niet alleen een Award for Excellence in Design van de New Yorkse kunstcommissie op, maar maakte hem ook op slag beroemd.
In 2005 werd hij aangezocht door een New Yorks architectenbureau om mee te werken aan The High Line, een nieuw stadspark op een oude spoorlijn, tien meter boven de grond, dwars door het hippe Chelsea en het Meatpacking District. Oudolf liet zich inspireren door de spontane overwoekering van de oude treinsporen. Hij behield die originele begroeiing en voegde er planten aan toe uit de Amerikaanse prairielandschappen. Het is een gigantisch succes: sinds de opening in juni 2009 hebben al bijna drie miljoen mensen The High Line bezocht en momenteel wordt aan een uitbreiding gewerkt. Onlangs werd zelfs een High Line-parfum gelanceerd dat is gebaseerd op de planten die er groeien.
| |
Miskende planten
Hoe is het fenomenale succes van Oudolf te verklaren en wat is er zo bijzonder aan de New Perennial movement, de Dutch new naturalistic gardening of de New Wave Planting, allemaal namen voor de beweging waarvan hij het wereldwijde boegbeeld is? Twee elementen zijn cruciaal: ten eerste het grootschalige gebruik van meestal stoere vaste planten en siergrassen die, ten tweede, op een naturalistische manier worden toegepast. Daardoor raakten Oudolf en zijn medestanders niet alleen een gevoelige snaar bij traditionele tuinliefhebbers, maar slaagden ze er ook in om een brug te slaan tussen ecologie en design.
De kwekerij in Hummelo, die in 2010 de deuren sloot, vormt de basis van alles. Daar begon hij in de jaren 1980 samen met gelijkgestemde kwekers uit Nederland en Duitsland te experimenteren met een nieuw plantenpallet, meestal forse, sterke planten die niet te veel verzorging vragen. Planten die lang bloeien of die ook na hun bloei nog
| |
| |
The High Line in New York, met tuin van Piet Oudolf.
| |
| |
Lurie Garden in Chicago, met tuin van Piet Oudolf.
| |
| |
aantrekkelijk zijn. En vooral: planten die er natuurlijk uitzien. Dus geen fel gekleurde, grote bloemen, ook geen pasteltintjes, maar bij voorkeur enkelbloemigen in warme tinten van paars, rood en bruin. Vaak ging het om vergeten, miskende of banaal geachte planten die zij opnieuw onder de aandacht brachten of waarvan ze mooiere of sterkere selecties kweekten. In het kielzog van enkele legendarische Duitse plantenkwekers zoals Karl Foerster en Ernst Pagels, werd Oudolf ook een grote promotor van siergrassen. Ze brengen rust en een gevoel van natuurlijkheid, zo zegt hij.
De vorm en structuur van planten is voor Oudolf belangrijker dan hun kleur. Er zijn planten met aarvormige bloeiwijzen, met knoppen en bollen, met pluimen of schermen, met opvallende bladvormen of textuur. ‘Een beplanting, gebaseerd op deze vormen, is veel langer interessant en evenwichtiger dan een die alleen gebaseerd is op kleur. Een goede beplanting moet genoeg variatie in vormen hebben om er op een zwart-witfoto interessant uit te zien.’
Een belangrijk aspect van Oudolfs omgang met planten is ook hun vergankelijke schoonheid: hoe ze groeien maar ook hoe ze afsterven en hoe ze er 's winters uitzien. ‘Hij staart zich niet blind op de zachte pornografie van de bloem, maar is geïnteresseerd in de hele levenscyclus van planten’, zegt Charles Waldheim, directeur van de afdeling landschapsarchitectuur aan de universiteit van Toronto.
| |
Niet voor angsthazen
Niet alleen het type planten, ook de manier waarop hij grote groepen planten combineert en vooral de ‘naturalistische’ manier waarop hij die planten gebruikt, was vernieuwend. ‘De naturalistische manier van beplanting is bedoeld om de planten er uit te laten zien zoals in de natuur’, zegt hij. Het gaat er helemaal niet om de natuur te kopiëren, dat leidt alleen maar tot teleurstellingen. ‘Maar door te kijken naar details van landschappen die we in hun geheel mooi vinden, is het mogelijk om aanwijzingen te vinden die we succesvol kunnen gebruiken in de tuin.’ De natuur als inspiratie voor een artistieke vorm.
Oudolf vergelijkt zijn werk graag met een muziekcompositie. ‘Net als bij muziek spelen ritme, herhaling, samenhang en schaalgrootte een belangrijke rol. Het gaat om het vloeiende geheel.’ Planten, zo zegt hij, moeten niet noodzakelijk mooi of bijzonder zijn op zichzelf - dat zijn ze vaak wel als je de moeite neemt om ze van dichtbij te bekijken - ze moeten vooral een rol kunnen spelen in een groter geheel. Niet het individuele karakter van een plant telt, wel hoe die karakters kunnen samengaan. ‘Wanneer planten goed met elkaar gecombineerd worden, profiteert het hele landschap van hun persoonlijkheid.’
Hij heeft het ook over orde scheppen in de chaos. ‘Als tuinontwerper doorzie ik de complexiteit en het dynamische van beplanting. Wat ik doe, is het scheppen van de
| |
| |
voorwaarden en het in gang zetten van natuurlijke processen.’ Een tuin moet er wild uitzien, maar is niet wild. ‘Een tuin is een metafoor voor de natuur. Het is gecultiveerd. Ik maak geen wilde tuinen, wel tuinen die het oergevoel van de natuur naar boven brengen. Dit is een tuinstijl voor degenen die van de natuur houden en niet voor angsthazen of voor mensen die vasthouden aan traditionele ideeën van ordelijkheid.’
| |
Gestileerde natuur
Een sleutelwoord om de tuinen van Oudolf te karakteriseren is misschien ‘subliem’. Het werd door de achttiende-eeuwse Engelse landschapskunstenaars gebruikt om een majestueus en adembenemend landschap te beschrijven met een overweldigende natuur van bergen, rivieren en pittoreske bouwwerken. Oudolf wil iets van dat ‘sublieme’ in zijn tuinen brengen aan de hand van stoere planten die deze emoties kunnen opwekken. Men kan het overweldigende gevoel van de Amerikaanse prairie reproduceren in een sublieme beplanting door manshoge vaste planten te combineren met grassen, zo zegt hij. Door er een smal pad door te leggen versterkt men dit gevoel nog. ‘Ik wil de mensen raken. Wie een tuin of park bezoekt, mag best een beetje geprikkeld worden. Dat ze reageren op wat ze zien, dat ze verrast of ontroerd worden.’
Dat verklaart misschien mede het succes van zijn publieke parken: ze roepen romantische natuurbeelden op, van prairielandschappen of Alpenweiden - beelden die men niet direct verwacht in de stad - maar tegelijk zijn ze duidelijk vormgegeven, waardoor ze toch als een ‘tuin’ worden ervaren, als een gestileerde, artistieke interpretatie van de natuur.
De grootste verdienste van Oudolf is misschien wel dat hij een nieuwe wind heeft doen waaien door de tuinarchitectuur door planten opnieuw centraal te stellen. Bij hem zijn planten niet alleen decoratie of vulsel, maar een essentieel onderdeel van het ontwerp. Dat leidt wel eens tot zure opmerkingen van collega's. ‘Wat die New Yorkers in Piet Oudolf zien, kan ik absoluut niet begrijpen’, zo vertelde een bekende Nederlandse landschapsontwerper mij een tijdje geleden nog. ‘Hij weet misschien veel van planten, maar als ontwerper en zeker als stedenbouwkundige stelt hij helemaal niets voor.’ Dat kan misschien wel zo zijn. Maar zou het kunnen dat steden als Londen en New York niet alleen behoefte hebben aan geniale stedenbouwkundigen en designers, maar ook aan sublieme beelden die ontroeren?
www.oudolf.com, www.thehighline.org, www.thebattery.org, www.luriegarden.org, |
www.futureplants.com. |
| |
| |
Literatuur
|
Piet Oudolf & Noel Kingsbury, Van tuin naar landschap, Terra Lannoo, Tielt, 2011, 272 p. |
Piet Oudolf & Noël Kingsbury, Planten voor morgen. Ontwerpen met visie, Terra Lannoo, Tielt, 2005, 176 p. |
Piet Oudolf & Noël Kingsbury, Ontwerpen met planten, Lannoo, Tielt, 2000, 160 p. |
Michael King, Piet Oudolf en Henk Gerritsen, Nieuwe bloemen, nieuwe tuinen - Een nieuwe beweging in de tuinarchitectuur, Terra, Warnsveld, 1997, 128 p. |
|
|