Ons Erfdeel. Jaargang 52
(2009)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Schoonheid vooral
| |
[pagina 33]
| |
johan de vos belastingen aanleiding is voor uitvoerige beschouwingen, discussies en foto's. En toch, niet iedereen kan het zich permitteren om dagen, weken, maanden, of een jaar van huis te gaan. Die tijd en die vrijheid krijgt men niet zomaar, Michiel Hendryckx heeft ze moeten veroveren. In het ‘woord vooraf’ van het boek lezen we: ‘Ik ben tweeëntwintig en ben voor het eerst in Parijs. In de buurt van de Bastille vind ik een goedkope hotelkamer. Gedurende een week loop ik zonder plan kriskras door de Franse hoofdstad. Ik bezoek nauwelijks iets. Dat is voor later. Pas al dolend leer je een stad kennen, een land, een continent’. | |
LevenMichiel Hendryckx (Adinkerke, 1951) koos voor het beroep van fotograaf vanuit een sociale bewogenheid. Zijn vader was architect. Hij beoefende de architectuur niet om te pronken met zijn kunnen of met een zogenaamd ‘eigen’ stijl, maar in dienst van de klanten, om de kwaliteit van hun leven te ondersteunen. Hendryckx voelde dat dit niets voor hem was. Tegelijk was hij bij de scouts. Hij ervoer scoutisme als een fantastisch pedagogisch systeem. De initiatie maakte indruk op hem, de nadruk op de relatie met de natuur waarbij hij alle bomen moest leren kennen. Hij vertelt graag hoe de jongens met hun leider in een kring zaten in het holst van de nacht en hoe ze één voor één de geluiden een naam gaven: deze vogel, het gekraak van een boom, het geschoffel van muizen onder het gebladerte. Het samenzijn en benoemen was een remedie tegen de angst, een bindmiddel met de anderen. Jongens van veertien gingen alleen op kamp; Hendryckx zelf legde zijn belofte af in het magistrale decor van | |
[pagina 34]
| |
‘Needle's Eye’, Rotherham, Groot-Brittannië, Foto Michiel Hendryckx.
| |
[pagina 35]
| |
een steengroeve in Wallonië. Het waren gebeurtenissen om nooit te vergeten. Ze kregen een blijvende invloed op zijn manier van leven en denken. Er waren ook de scholen. De lagere middelbare school vond Hendryckx ellendig, vooral omdat hij er op internaat moest. Hendryckx voelde dat dit onderwijs geënt was op vernedering. Hij bloeide pas open toen hij de artistieke humaniora aan het Sint-Lucasinstituut in Gent ging volgen. Deze afdeling was er op gericht leerlingen voor te bereiden voor de studies van architectuur. De leraren gaven er vrijheid en respecteerden als vanzelfsprekend de eigen mening van hun leerlingen. Hij leerde er ook het principe ‘less is more’ kennen. In die tijd besefte hij dat fotografie voor hem het perfecte middel zou zijn om het artistieke te combineren met sociale bewogenheid. Ondertussen werd er een afdeling fotografie opgericht aan de academie van Gent. Hij werd er een van de eerste studenten. Het was toen al niet evident om te kiezen voor de persfotografie. Het leek het zwakke broertje van de artistieke fotografie. Maar Michiel Hendryckx bleef bij zijn keuze. Twee docenten hadden veel invloed op hem: Julien Vandevelde, een veeleisende, bewogen fotograaf die vooral het documentaire in de fotografie promootteGa naar eindnoot1, en Marc Van Gysegem, die zijn visie putte uit de geschiedenis van de fotografie. Het waren persoonlijkheden die de fotografie en het werk aan de academie allure gaven. Toevallig valt de tentoonstelling met het werk van Michiel Hendryckx in het Fotomuseum Antwerpen samen met een expositie van het werk van zijn leermeester Julien Vandevelde. Al tijdens zijn studententijd fotografeerde Michiel Hendryckx freelance voor het dagblad De Gentenaar. Hij spiegelde zich aan de grote fotografen: Henri Cartier-Bresson, André Kertesz en Robert Frank. Ook naar de foto's van Bert Nienhuis in Vrij Nederland, van Herman Selleslags in Humo en van Walter De Mulder in De Bond keek hij op. Hij werkte bij de krant mee aan een mentaliteit waarbij de mensen van de lay-out respect opbrengen voor de foto's. Het was tot dan toe gebruikelijk om foto's te beschouwen als een soort spons waarmee men, via knip- en plakwerk, een pagina kon ‘vullen’. Met veel diplomatie bereikte Hendryckx dat de foto's gebruikt werden tot en met de legendarische zwarte negatiefrand. ‘Een foto moet mooi zijn om naar te kijken, hij moet zich opmaken om te verleiden, de schoonheid is een glijmiddel voor de inhoud, en schoonheid maken we via de grafische structuur van het beeld, het is als de lijntjes waarop we schrijven’, beweert Hendryckx. Het ordenen van de werkelijkheid is het begin van de kunst. Bij de fotografie is dat een belangrijk aspect omdat ze de werkelijkheid tegelijk registreert. Maar foto's hebben een onderwerp nodig. Dat is het belangrijkste, alles staat ten dienste van dat onderwerp. ‘Ik ben een klein beetje de gevangene van de schoonheid. Ik ben verliefd op mijn onderwerp. Ik voel me niet als een controleur van de wereld. Met mijn foto's van het Europa-project probeer ik een analyse te maken van de eigenheid van een land.’ | |
[pagina 36]
| |
Kety, Polen, Foto Michiel Hendryckx
Tijdens de jaren tachtig was Michiel Hendryckx tegelijk persfotograaf en deeltijds docent fotografie aan de academie. Zo kwam hij voortdurend in contact met beeldende kunstenaars, theatermakers en illustratoren. Hij werkte samen met het Nieuwpoorttheater, Parisiana, de groep rond Eric De Volder, Gert Dooreman en de Blauwe Maandag Compagnie. Met Johan Dehollander exposeerde hij conceptuele kunst in het Gentse Museum voor Hedendaagse Kunst. Hij leefde drie levens tegelijk. In 1991 besloot hij ten slotte een sabbatjaar te nemen, en tijd voor een lange reis. Het verslag van die ‘merkwaardige reis langs vergeten wegen’ verscheen in een boek in 1992. Het heette: Twee ezels, een jongensboek. Daarin beschrijft Hendryckx zijn tocht naar de Olympos, deels afgelegd in het gezelschap van een ezel en deels tuffend op een oude tractor. Een trage reis, dus. Het boek bevat binnenin slechts één foto. Hij toont een trotse Michiel die in elke hand twee dode vossen tilt. Het is een boek met brieven aan een vriend en aan vriendinnen, vaak persoonlijk, en daartussen verhalen over wat hij zag en hoorde. Een belangrijk element uit het boek is het feit dat hij, zodra hij er aangekomen is, de Olympos eigenlijk niet wil beklimmen: hij haalt daar drie redenen voor aan, die kenmerkend zijn voor zijn manier van denken. Eén: ‘Deze eeuw wordt wel eens de eeuw van het bewustzijn genoemd. De mens die de mechanismen blootlegt, die behept is met het begrijpen, het alles omvatten. Ik heb ondertussen | |
[pagina 37]
| |
Scoarta, Roemenië, Foto Michiel Hendryckx
geleerd dat ik niet alles wil zien en begrijpen. Mijn leven blijft boeiender als de mysteries, de schroom en de geheimen met me mee reizen. De herinnering aan de Olympos moet een magische formule blijven: “Ik was er dichtbij en ik ben niet doorgegaan”.’ ‘De tweede reden is grappiger, het is een mythologisch bezwaar. De goden die de berg bewonen hebben een netelig en eeuwigdurend probleem dat ze telkens opnieuw afschuiven op de vreemdeling. Iedere bezoeker wordt gevraagd wie de mooiste is: Aphrodite, Hera of Athena. Zelf durven ze de vraag niet te beantwoorden uit vrees voor de wraak van de twee verliezers. Dat ik na veertig jaar nog altijd vrijgezel ben, heeft veel te maken met mijn onvermogen om te kiezen. En wat me hier beneden niet lukt zal ik zeker niet kunnen op het gladde ijs van de bergtop.’ ‘En de derde reden heeft met boosheid te maken. Ik wil hier eigenlijk niet zijn. Onderweg hebben ze het me duizend keer gevraagd “naar waar gaat ge, wat is het doel van uw reis? En telkens heb ik uit pure lafheid geantwoord; 'de Olympos in Griekenland”. Het echte antwoord was onuitspreekbaar eenvoudig, ik wil gewoon reizen, bewegen om te vergeten wat ik me herinner en alleen maar te onthouden wat me verrast. Maar zo gaat dat niet, reizen moet een doel hebben anders is het lanterfanten, lui zijn, niets doen, en dat mag niet.’ | |
[pagina 38]
| |
La Orbada, Spanje, Foto Michiel Hendryckx
| |
[pagina 39]
| |
Uiteindelijk kreeg Hendryckx die tijd en vrijheid - ook financieel - van de media omdat de neerslag van zijn dolen, het bekijken, lezen en beluisteren driedubbel waard is. Het begon bij de krant. In 1992 werd hij fotograaf en fotoredacteur bij De Standaard. Hij is er een drijvende en inspirerende kracht. Behalve sport is geen onderwerp hem te min. Zijn foto's zijn geen versiering, ze hebben zelfs geen typerende eigen stijl, ze zijn er ten dienste van het onderwerp, ten dienste van de kijker. Om te tonen wat er te zien is. Tussendoor maakt hij twee fotoboeken over Gent en de publicatie Het mooiste licht is tegenlicht. Het is een fotoreeks met veel tekst erbij, alweer een reis langs het leven. En dan komt de televisie, een verslindend medium. Via de televisie krijgt hij bekendheid en kan hij zijn visie verder verspreiden. De programma's waarin hij te zien was, hadden met dolen te maken. Ze leken op zijn lijf geschreven. Eerst was er zijn optreden in de talkshow De Laatste Show als ‘ziener’. Daarna kwamen er twintig afleveringen van De Bende van Wim, waarbij hij in gezelschap van de wilde, zware acteur Wim Opbrouck en de geestige muzikant Jean Blaute Europa doorkruiste op de motor. Het lijken wel oude rockers die zich in hun zoektocht naar alles wat beweegt laten leiden door toevalligheden. Michiel Hendryckx krijgt er de rol van de wijze jongen die - lichtjes moraliserend - wetenswaardigheden koppelt aan veel fantasie. In de tiendelige reeks Het Bourgondisch complot reisde hij dan weer met een vrachtboot van Vlaanderen tot diep in Bourgondië. Hij ontving daarbij in verschillende etappes verschillende interessante gesprekspartners. Het is een heerlijk trage reeks, een ode aan het landschap en aan de cultuur die Vlaanderen met Frankrijk verbindt. | |
Kleine meubeltjesDe fotoreeks Dolen bestaat uit honderdtachtig foto's gemaakt sinds 2004. Hendryckx hield geen rekening met de hedendaagse fotografieconventies. Hij zocht zijn eigen schoonheid en fotografeerde zoals hij vond dat zijn onderwerp gefotografeerd moest worden. Hij maakte foto's in zwart-wit, zijn ‘basistaal’. Via verschillende digitale technieken slaagt hij erin om het schijnbaar eenvoudige toch groots weer te geven. Hendryckx besteedt veel aandacht aan de techniek. De digitale fotografie biedt daarbij heel wat nieuwe mogelijkheden. De fotograaf kan het beeld laag per laag, pixel per pixel bewerken, in overeenstemming met het onderwerp, bijna onmerkbaar, via honderden details. Doorgaans fotografeert hij met een standaardobjectief (50mm brandpuntsafstand en een kleinbeeldformaat), zelden met een groothoek- of telelens. Schoonheid bij Hendryckx, dat is oprechte verwondering, speelsheid, eerlijkheid, een oud landschap in een nieuwe tijd, een bekend gezicht dat in de foto menselijker lijkt. Hij ziet de grote geschiedenis in de kleine dingen: de muur van een huis in tegenlicht, frontaal, vierkant in beeld, met graffiti, een weids landschap links en rechts, de resten van | |
[pagina 40]
| |
Aberdyfi, Groot-Brittannie, Foto Michiel Hendryckx
| |
[pagina 41]
| |
basketbalkorven, verkeersborden en wolken en bovenaan, op de schouw, de ooievaar op zijn nest. Alle elementen krijgen een mooie plaats in beeld. Zo creëert de fotograaf een nieuw landschap, een lang verhaal zonder woorden. Het fotoboek heeft het formaat van De Standaard Magazine, de wekelijkse bijlage van deze Vlaamse krant. Dat is niet toevallig. Michiel Hendryckx kreeg in de jaren negentig binnen de redactie van De Standaard de opdracht om deze weekendbijlage te ontwerpen. Hij koos toen voor een royaal staand formaat, voor grote foto's en voor een donzige papiersoort, zacht om vast te nemen, met diepe tinten zwart. Een tijdlang kreeg hij ook de leiding van de redactie van het Magazine. In het boek worden de zwartwitfoto's in drie lagen gedrukt, zodat alle kleuren van grijs van het bijna-wit tot het diepste zwart zichtbaar worden. Voor de presentatie in het Fotomuseum Antwerpen koos Michiel Hendryckx voor de bouw van vijf aaneengesloten ‘kamers’ in de grote ruimte. Hij is van oordeel dat de grote nieuwe zalen van het museum ongeschikt zijn voor zijn foto's. Ze schaden de intimiteit tussen de foto en de kijker. ‘Fotografie is een klein medium in de goede betekenis, foto's zijn als kleine meubeltjes, die met liefde in mekaar gezet zijn’. De tentoongestelde foto's zijn ook niet echt groot, de kijker moet dichterbij komen om ze te zien. Om hun schoonheid te zien. De tentoonstelling Dolen. Onderweg in Europa is nog tot 10 januari 2010 te bezoeken in het Fotomuseum van de Provincie Antwerpen, Waalse Kaai 47, B-2000 Antwerpen, tel. +32 3 242 93 00, fax +32 3 242 93 10, www.fotomuseum.be. |