Ons Erfdeel. Jaargang 52
(2009)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
Passionele kunst
| |
[pagina 131]
| |
erik slagter De naam ‘Tilburgse School’ kwam als geroepen. Vergelijkingen met de Haagse School en de Amsterdamse School liggen voor de hand.Ga naar eindnoot2 De vijf kunstenaars grijpen de titel aan om hun band te versterken en als groep naar buiten te treden. Naast hun vriendschap en gemeenschappelijke gerichtheid zijn er ook verschillen: Mulders en Van Vught zijn schilders; Ronald Zuurmond is als schilder autodidact; Paul van Dongen ontwikkelt zich als tekenaar, ook met de etsnaald en in aquarel; Guido Geelen is beeldhouwer; hij maakt vooral keramiek en montages van objecten. Daarin zit een overeenkomst met Marc Mulders, die al tijdens zijn academiejaren collages maakte. Toch is het eerder die verscheidenheid die de binding bepaalt. Daarbij delen de kunstenaars van de Tilburgse School een grote interesse voor de traditie, in het willen leren met welke technieken vroegere kunstenaars werkten en in hun oriëntatie op aloude thema's als leven en dood, vergankelijkheid, melancholie, zoals die tot uiting komen in bloemstillevens, portretten, anatomische studies. Er is een algemene reactie tegen het hyperindividuele en een gezamenlijke aandacht voor motieven uit de natuur en de religie. Hierbij komt bij de één meer en bij de ander minder een gevoel voor humor en de directe betrokkenheid bij actuele gebeurtenissen die in het werk een rol kunnen spelen. Dan is er nog een opmerkelijke overeenkomst: ze keren zich niet nadrukkelijk tegen het actuele in de kunst. Die uitdrukkelijke wil om de oude technieken te leren kennen en tegelijk te experimenteren met nieuwe materialen leidt ook tot tegenstellingen. Zo giet Guido Geelen zijn met veel vakmanschap gemaakte keramische beelden wel in brons dat hij vervolgens doorboort met grote gaten om er doorheen te kunnen kijken. De belangstelling van de | |
[pagina 132]
| |
anderen voor de etskunst, voor glas-in-lood en gebrandschilderde ramen en voor tapisserie verhindert niet dat ook wordt geëxperimenteerd met moderne digitale technieken. Er is in de Tilburgse School zeker een gelijkgezindheid en een vriendschapsband die leidt tot samenwerking bij tentoonstellingen en het bekritiseren van elkaars werk, maar er is geen streven naar eenheid van stijl. ‘De Tilburgse School levert een bijdrage aan ieders ontwikkeling afzonderlijk,’ aldus Marc Mulders in een pamflet van 2002.Ga naar eindnoot3 | |
ExpositiesNa Themes in painting van Paul van Dongen, Marc Mulders en Reinoud van Vught, voor het laatst in 1997 bij het centrum voor beeldcultuur Faxx in Tilburg, komt de eerste geïnitieerde expositie van de Tilburgse School in 1999 onder de titel Skulls/Schedels bij Galerie Jurka te Amsterdam. Een jaar later volgt Piëta in het Museum voor Religieuze Kunst te Uden. In 2002 en 2003 zijn er nog twee tentoonstellingen onder de nieuwe naam, in Amsterdam en in Tilburg, met als toevoegingen Sporen en Wortels, door het driemanschap Guido Geelen, Marc Mulders en Reinoud van Vught, ‘geworteld in een geestelijke en picturale erfenis van 2000 jaar christendom en humanisme’.Ga naar eindnoot4 Skulls/Schedels bracht het vanitasmotief naar voren, herinnert daarmee aan Dürer uit de late middeleeuwen maar ook aan de in 1993 jonggestorven Erik Andriesse die in 1998 samen met Themes in painting exposeerde. De motieven van de schedel en de melancholie waren al eerder aanwezig in de kunst van Andriesse. Hij kan als een voorbeeld worden gezien, na Vincent van Gogh en Lucian Freud. Andriesse tekende en schilderde in 1982 heel levendig zonnebloemen en chrysanten en kort daarna een opengesperde amaryllis waarvan de dieprode kleur aan het leven herinnert en de zwarte open kelk aan de dood. In 1985 zijn het bij de Tilburgers de schedels van damherten en een luipaard die door hun grafische karakter en heldere kleurtinten de overgang van dood en leven heel natuurlijk benadrukken. Andriesse schilderde de bloemen en schedels als portretten met de connotatie van open ogen en snijtanden. Nu eens wordt het felle leven beklemtoond, dan een berustende melancholie. Door de keramiek die Erik Andriesse zich ook eigen wilde maken, omdat het ambachtelijke daarvan hem interesseerde, leerde hij Guido Geelen kennen. Die raakte bevriend met Marc Mulders; beiden kregen in 1989 de Charlotte-Köhlerprijs. Zo leerde Mulders in 1991 Andriesse kennen. Ze ontmoetten elkaar verder in het Zoölogisch Museum en anatomisch laboratorium. Kort voor Andriesses dood kwam het zelfs tot een collectiefkunstwerk. Toen Guido Geelen en hij samen werkten aan een keramisch beeld kwam Marc Mulders langs en hielp mee de hond op zijn televisiekast als sokkel te voltooien. De wat trieste houding en droevige blik van het donkere dier op de rood geschilderde, met enkele roggetakken versierde beeldkast geeft goed weer wat de vrienden bezielt: de passie van leven en dood. Volgens de beschrijving ontbreken ook een schedel en een haasje niet.Ga naar eindnoot5 | |
[pagina 133]
| |
Guido GeelenGeelen maakte gipsen mallen van onder andere kachels, telefoons en computers naast consolebeelden met een duidelijke ambachtelijke uitstraling. Op de console worden gebruiksvoorwerpen gegroepeerd en samen gereproduceerd in klei die in de ruwe staat wordt gelaten. De voor een deel door de slappe materie ingezakte voorwerpen worden losjes geordend, als een stilleven, en veelkleurig spiegelend geglazuurd in verschillende lagen. Ook plakplaatjes met jachttaferelen en winterlandschappen of vruchtstillevens worden in de klei gedrukt. De ‘imploderende’ beelden maken daarna plaats voor exploderende objecten uit brons. Zonder titel (urinoirs) uit 1994 (collectie De Pont, Tilburg) lijkt op een uitvergrote kever: twee op elkaar geplaatste afgietsels van een urinoir en van Oudhollandse tabakspijpen vormen de oorspronkelijke bestanddelen voor het lichaam, ledematen en voelsprieten. De gietkanalen voor het brons zijn niet weggehaald, wat de indruk van chaos en woekering nog versterkt. Zo worden beelden schilderkunst met elkaar gecombineerd, nu eens met het effect van verdichting, dan weer afstotend. | |
Reinoud van VughtHet thema van Dieren, dood en levend komt in 1994 tot uiting op een expositie in de musea Jan Cunen te Oss en De Wieger in Deurne. Daaraan nemen Marc Mulders en Reinoud van Vught deel. Voor de laatste staat het schilderen gelijk aan groei, vruchtbaarheid en energie. De actie met de levende natuur en de verf op de dode drager van het doek is voor hem een uitdaging. De verf wordt op het doek gespat en daarna laag over laag overschilderd met een semi-transparante olieverf. Het schilderij groeit uit de materie, bijna als een organisch proces, natura artis magistra. Welke voorstelling eruit naar voren komt, is voor Van Vught tegelijk een resultaat en kan een nieuw begin of een voortzetting zijn. Het schilderij doet nogal eens denken aan pointillisme. In zijn werkwijze blijkt Reinoud van Vught verwant aan Guido Geelen die ook de combinatie van het traditionele ambacht met de intuïtieve aanpak van het materiaal hanteert. Reinoud van Vught maakte eerder fijne tekeningen met de rietpen van distels en takken en liet ‘gebeurtenissen’ als het ronddraaien van zijn handpalm in de verf zien. Grote banen papier van wel twintig tot dertig meter werden met verf bewerkt en dan in stukken gedeeld. Daarbij werkte ook hij wel met Marc Mulders, met Paul van Dongen of met beiden samen. De activiteit zette zich door in zijn schilderijen op ongeprepareerd doek dat de verf en kleur direct opneemt, als in de vroegere frescotechniek. Na die periode van heftige Malerei volgde weer een meer subtiele werkwijze. ‘Ik schilder de dingen tussen de dingen in. Het ontstaan der dingen, het uiteenvallen van dingen, maar nooit de dingen precies zoals we ze waarnemen, als ze zijn,’ aldus Reinoud van Vught.Ga naar eindnoot6 | |
[pagina 134]
| |
Overeenkomst en verschilBehalve de natuur is het geloof een belangrijk gemeenschappelijk motief, maar de verschillen met zijn groepsgenoten springen ook hier in het oog. Omstreeks 1990 neemt Reinoud van Vught proeven met crucifixfrottages. Met krijt en terpentine maakt hij grafische afdrukken van een oud kruisbeeld. Hetzelfde proces volvoert hij in een dikke verflaag op doek. Veel kijkers herkenden het eerder als een vulva: vruchtbaarheid en lichamelijke energie zijn immers gebruikelijke termen bij zijn manier van werken. Guido Geelen hanteert dit motief op een andere wijze. Het Museum voor Religieuze Kunst beschikt over een terracottabeeld Zonder titel (Madonna op een haspel) uit 1996, waarin drie opeengestapelde en gedraaide Madonnabeelden de buitenkant vormen van het beeld dat van binnen door een fel schijnende lamp wordt verlicht, waarmee de energie en de kracht die uitgaat van Maria wordt uitgedrukt. | |
Schrale en schrijnende schilderijenNatuurlijke krachten en ‘elementaire emoties’ vormen ook een sterke inspiratie voor Paul van Dongen. Hij is een gedreven tekenaar van de menselijke anatomie in zwevende of vallende figuren. De geïsoleerde fragmenten van spiercontracties waarin het vechten en lijden, ook religieus geïnspireerd, tot expressie komt, worden met grote perfectie vastgelegd in vloeiende kleuren van olie- en acrylverf of gouache op papier. Maar het is vooral Marc Mulders die de Bijbelse thema's weer in de kunst wil terugbrengen. Hij is gefascineerd door het geloof en door de symboliek waarmee die religieuze lading in het verhaal van de mens door vroegere kunstenaars is uitgedrukt. Daarbij stelt hij zijn werk nadrukkelijk in dienst van de medemens; hij staat open voor de actualiteit en maakt gebruik van diverse disciplines. Als schilder past hij de collage toe en daarbij komen als vanzelf de mogelijkheden naar voren van glas-in-lood en gebrandschilderde ramen evenals de samenwerking met andere kunstenaars in textiele dramatische voorstellingen, scènes van passie en paradijs, van hemel en hel. Mulders en ook Reinoud van Vught ontwierpen kerkramen. Bovendien zet Mulders zich in om in pamfletten en artikelen de belangen en bedoelingen van de Tilburgse School te manifesteren. Hij is de spreekbuis van de groep en brengt steeds opnieuw motieven naar voren die in gezamenlijke tentoonstellingen op individuele wijzen werden uitgedrukt. Hij is eerst schilder en gaat uit van de materie; de verf wordt dik opgebracht. In zijn collages herkent men bloemen en vlinders, kruisigingen of schedels en dood wild en beelden uit de actualiteit. Daarmee wordt een relatie gelegd met het geweld in de hedendaagse samenleving. Voorts verwijst hij naar voorbeelden uit de schilderkunst, zowel van Cranach als Holbein, Cézanne en Malevitch als van abstract moderne schilders Bram van Velde of Bart van der Leck. Tussen de uitersten in tijd en ruimte kiest | |
[pagina 135]
| |
Paul van Dongen, Vallen 3, 2003, ets, 205 × 110 cm.
hij een weg die bezield is om te stimuleren tot kijken en deelnemen. Zijn kunst moet iets teweegbrengen. Die werking komt eerst uit de verf die op het doek wordt geborsteld en gesmeten. Van daaruit wordt het motief opgebouwd tot een gevoel ontstaat dat het werk ‘boven hem uitgegroeid is’Ga naar eindnoot7, in de euforie van het scheppen. Voor die extase vindt Mulders vooral de grondslag in het lijdensverhaal, het gekruisigde lichaam, de piëta, het laatste avondmaal. ‘De verf beweegt zich als een spier die openligt en samentrekt.’Ga naar eindnoot8 Hij wil schrale en schrijnende schilderijen maken, zegt hij in 1997, die een soort bezinning vormen op het leven. Een belangrijke inspiratie is de geslachte os, zoals | |
[pagina 136]
| |
geschilderd door Rembrandt en door Soutine. Hij wil het dierlijke en de schoonheid uitdrukken. Marc Mulders maakt dan ook de vergelijking met Francis Bacon, de schilderijen met de paus. De doeken van Mulders zijn altijd doorwerkt, van diep donker in zijn vroege uitingen tot een schitterend licht in de latere schilderijen van papegaaitulpen, pioenrozen, vissen en gevogelte. In zijn bloemstukken tintelen de meeldraden van de zinnelijkheid die de vergankelijkheid bewust maakt. Bloei en verval staan nu voor Piëta en Grond in Christus, beide uit 1987. Zijn atelier is in een voormalige kloosterschool. Daar combineert hij het religieuze met het natuurlijke, het lijden met het leven, tot een confrontatie in het schilderproces. | |
Ronald ZuurmondDe schilderkunst van Ronald Zuurmond, die eerst sociologie studeerde, is het meest verwant met die van Marc Mulders. Op het tweede gezicht springen de verschillen in het oog. Ook hier is ‘het vlees verf en de verf vlees geworden’, zoals Marc Mulders het eens uitdrukte. Zuurmond is een schilder pur sangGa naar eindnoot9: zijn beelden ontstaan in de verf en pas daarna bij hemzelf. Hij is geen tekenaar of graficus en collages die associëren met de buitenwereld zijn bij hem niet te vinden. De verf wordt laag over laag in kleuren opgelegd. Daar zit het vlees en ligt de thematiek verborgen, zoals de geschiedenis van de schilderkunst is opgeslagen in het geheugen. ‘Ik schilder tot ik mij herinner,’ zegt Zuurmond. De contouren of het reliëf van een beeld dat ontstaat in de opbouw ofwel door het wegschuren van een opperlaag brengt de beleving, roept een geziene werkelijkheid op of doet hem een schilderij van bijvoorbeeld de zeventiende-eeuwse Antoon van Dyck herinneren. Dan gaat het erom die voorstelling en de verf tot een orde te brengen, een compositie en kleurmodulaties die hem eigen zijn. Er is geen concept vooraf. De traditie krijgt een eigentijds vervolg. Er is de wisselwerking van schilder en schilderij. Daarin ligt weer een overeenkomst met de werkwijze van Marc Mulders. De natuur van gefragmenteerde landschappen, stillevens, planten met hun slingerende takken en geaderde bladeren, een bloempot of schillen, kortom groei en verval. Een vlek of spat kan betekenis krijgen en dringt zich in kleur op aan de stroken verf die nu ineens het beeld tonen van een oever of kade. ‘Een goed schilderij maakt me medeplichtig,’ zegt Ronald Zuurmond.Ga naar eindnoot10 Wat houdt nu die medeplichtigheid in voor de Tilburgse School? Originaliteitsdwang is afgeschud; citaten uit de kunstgeschiedenis horen weer tot de mogelijkheden, zonder te streven naar een eenduidige stijl. De nieuwe aanpak met erkenning van incoherentie en verscheidenheid leidt eind 2006 tot inhoudelijke geschillen over de ziel en bezieling. Het wordt moeilijker met één geluid naar buiten te treden. ‘Een prachtig avontuur’, noemt woordvoerder Marc Mulders het in maart 2007.Ga naar eindnoot11 Dat niet steeds in dezelfde mate werd gedeeld. | |
[pagina 137]
| |
De kunst is niet langer meer alleen de unieke uiting van individuele expressie. Het kunstwerk heeft weer een functie voor de samenleving. Die medeplichtigheid houdt een bekentenis in aan de geschiedenis; met de stimulans van het experimenteren met ambachtelijke technieken. Thema's van religie, van natuur, leven en vergankelijkheid gelden weer. Dat is winst. De Tilburgse School heeft ook in die zin stimulerend gewerkt. Het Brabantse avontuur was geen unieke gebeurtenis. In andere regio's heeft de beeldende kunst eveneens aan oude rituele thema's een andere lading gegeven.Ga naar eindnoot12 De Tilburgse School was dan geen revolutie; wel een stimulerende ommezwaai. |
|