| |
| |
| |
Boeken die nooit uit zijn
De commedia dell'arte van Carll Cneut
Het rijk van schalkse konijnen, schattige knuffelberen en onberispelijke Tiny's behoort stilaan tot het verleden in de Vlaamse prentenboekenwereld. Vertegenwoordigers van wat wel eens de ‘Vlaamse school’ wordt genoemd, een groep jonge en innovatieve illustratoren, vertellen met hun indringende en experimentele beelden bijzondere verhalen. En die zijn niet altijd even knuffelig.
Carll Cneut is een van hen. Met zijn heel eigen, onmiskenbare signatuur raakte Cneut de voorbije jaren bekend en werd hij in binnen- en buitenland herhaaldelijk met prestigieuze prijzen bekroond. Vanaf het begin vielen zijn prentenboeken op door een erg vernieuwende stijl: de bladzijden zijn bevolkt met vreemde, ongeproportioneerde en verstilde wezens, vaak tegen een sobere, haast gestileerde achtergrond. Cneut is vooral een meester in de compositie van zijn getekende verhalen, die meteen ook voor een opvallende beeldtaal en een bijzondere narratieve kracht zorgt.
Carll Cneut (Roeselare, 1969) studeerde grafische vormgeving aan het Sint-Lucasinstituut in Gent. Na een korte carrière in de communicatiesector werd hij voltijds illustrator. Hij doceert ook illustratie aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent. Sinds 1996 illustreerde hij al meer dan twintig kinderboeken, waarvan een groot aantal hun weg vonden naar het buitenland. Hij werkt onder meer voor de belangrijke Britse uitgever Macmillan en maakte illustraties voor The New York Times. Voor Dulle Griet en voor Mijnheer Ferdinand ontving hij een Gouden Plaque van de Biënnale in Bratislava. De Franse Prix Octogone ging naar Rougejauneblancnoir (Roodgeelzwartwit) en voor Woeste Mie kreeg hij een Bologna Ragazzi Award Special Mention. City Lullaby werd door Time Magazine uitgeroepen tot een van de tien beste Amerikaanse kinderboeken van 2007.
| |
| |
annemie leysen
werd geboren in 1948 te Heist op den Berg. Studeerde Germaanse filologie aan de K.U. Leuven. Is voormalig lector Nederlands aan de Katholieke Hogeschool Leuven. Schrijft over jeugdliteratuur, onder meer voor het dagblad De Morgen.
Adres: Bertemstraat 7. B-3001 Heverlee
Carll Cneut is een illustrator die het experiment niet schuwt. Hij schildert een wereld, verwant aan de commedia dell'arte, waarin surreële en waarheidsgetrouwe elementen harmonieus worden gecombineerd. Zijn figuren zijn vaak karikaturaal en nemen een loopje met traditionele proporties, perspectieven en expressiviteit. De decors worden meestal tot de essentie herleid. Hij experimenteert voortdurend met innoverende technieken. Zelf omschrijft hij zijn materiaalkeuze als volgt: ‘Binnen het strenge kader van een wit blad een gevoel te kunnen creëren door kleur vind ik nog steeds verbazend. Acrylverf blijkt voor mij het beste medium om dat te doen. Gewoon omdat het mij technisch het beste ligt. De stugheid en het droge van acryl laten mij toe om kleuren in meerdere lagen te gebruiken. Toch probeer ik bij bijna ieder nieuw boek daar iets aan toe te voegen. Pastel, potlood, wasco of inkt. De keuze voor dat materiaal wordt bepaald door het verhaal.’ (Tijdingen, maart 2001). Vooral de compositie van zijn tekeningen is zijn grote troef: steeds weer suggereert hij een wereld die de grenzen van het blad te buiten gaat. De vaak abstracte vormgeving vraagt verbeeldingskracht en inlevingsvermogen van de aandachtige kijker en prikkelt de fantasie.
Carll Cneut laat zich nooit beperken door het geschreven verhaal. Zijn fantasierijke prenten voegen een nieuwe, vrije dimensie toe aan de tekst en geven er een eigenzinnige interpretatie van. In zijn werk is een duidelijke evolutie merkbaar. Hij krijgt steeds meer greep op de vorm, het kleurgebruik en de compositie, en hanteert met verve deze drie basiselementen om emoties gestalte te geven.
| |
| |
Carll Cneut, tekening uit Dulle Griet van Geert De Kockere, Foto copyright De Eenhoorn
| |
Bladarchitectuur
Cneut debuteerde als illustrator in Varkentjes van marsepein, een poëziebundel van Geert De Kockere. Meteen plaatste hij toen zijn eigen verrassende signatuur. Geen voorspelbare schattige biggen op de cover, maar een vrolijk kluwen rozig geweld. In een volgend boek van De Kockere, Een straatje zonder eind, legt de illustrator de fundamenten van wat zijn typische meesterzet zal blijven: een eigenzinnige compositie die de kijker ver buiten de bladzijden van het boek meeneemt. Met Willy, een verhaal van De Kockere, breekt Cneut echt door. Een logge olifant die wegens zijn plompe poten, zijn wapperende flaporen en zijn bengelende slurf vaak het mikpunt wordt van pesterijen, ontdekt dat zijn gebreken meteen ook zijn grootste troeven zijn. Het enorme beest bleek een dankbaar personage voor de illustrator. Grijs is hier de sobere hoofdtoon en er wordt handig gespeeld met proporties en grensverleggende composities. ‘Bij Willy had ik het gevoel dat ik op een mooi en vruchtbaar punt was aanbeland’, zegt Cneut in een interview. ‘Ik slaagde erin om tot uitdrukking te brengen wat ik in mijn hoofd had.’ Het boek kreeg in 2000 de Vlaamse Boekenpauw.
| |
| |
Carll Cneut gaat steeds zuiniger en bedachtzamer om met achtergronden en kleuren en schept op die manier ook meer ruimte voor de eigen interpretatie van de lezer. De eerste prent in Roodgeelzwartwit is op zijn minst intrigerend. Vier kubusvormige blokken lijken te zweven tegen een gelige achtergrond. Je krijgt de massieve figuren maar deels te zien. De vier kleuren laten de rest van het verhaal subtiel vermoeden. Voor Het ongelooflijke liefdesverhaal van Heer Morf bedacht Carll Cneut ook zelf het verhaal. Over een circushond gaat het, hopeloos op zoek naar de ware levenspartner. Cneut laat in zijn prenten kleurige en wervelende circusduo's contrasteren met de eenzame Morf. Meer nog, hij laat zijn treurige held-vol-verlangen haast letterlijk uit de pagina stappen waarop bovenaan enkel de benen van zijn samen horende collega's te zien zijn. Een erg vindingrijke ingreep die woorden overbodig maakt.
Carll Cneut verbeeldt emoties eerder in houdingen en suggestieve ‘bladarchitectuur’ dan via al te expliciete mimiek. In een interview licht hij zijn visie toe: ‘De houdingen vertellen je meer over de personages in mijn werk dan hun fysiek of hun expressie. Ik ben er altijd van uitgegaan dat je je als lezer beter kunt inleven als je je kunt verplaatsen in een personage. Als je alle expressie in het gezicht legt, dan is dat personage voltooid. Dan is hij wie hij is, en dat creëert afstand. Mijn personages kijken je nooit frontaal aan, ze worden driekwart afgebeeld of in profiel. [...] Het idee achter mijn werkwijze is dat je je gemakkelijker kunt verplaatsen in een personage met die houding en die kleren dan als je een compleet personage krijgt met een volledig ingevuld karakter.’ (De Standaard, 3 oktober 2008) Die strategie ligt ook aan de basis van Zie ik je nog eens terug, waarin een verkrampt meisje stilaan ontdooit door haar geheimen beetje bij beetje prijs te geven. Langzaam maar zeker haalt de illustrator kleine Sara uit haar isolement door haar een steeds prominenter positie op de pagina te geven. Hij haalt haar letterlijk uit de marge.
Mijnheer Ferdinand, een poëtisch verhaal van Agnes Guldemont, is alweer een voorbeeld van een geslaagde symbiose van kleur, compositie en vorm. Het verhaal: Mijnheer Ferdinand mist iets. Alleen weet hij niet wat het is. Een soort midlifecrisis overvalt hem en hij heeft nergens meer zin in. Hij is alles kwijt. ‘Een blauw gevoel is in hem komen wonen. Doorzichtig. Als ijs.’ Hij gaat dan maar op zoek naar wat hij kwijt is. In huis vindt hij enkel wat onbenullige dingen.
De chaotische stad, prachtig verbeeld op twee paginagrote prenten vol hollende en tollende wezens in helle, drukke tinten, biedt evenmin soelaas en ook de bibliotheek levert niets op. Op een aandoenlijke plaat zie je de arme kerel helemaal in totale apathie verglijden op een bank in het park. De hele houding, de compositie en het kleurgebruik suggereren meer dan woorden kunnen zeggen. Stilaan ontdekt Mijnheer Ferdinand, door verschillende bijzondere ontmoetingen, dat het uiteindelijk allemaal een kwestie van kijken is: ‘Je moet heel aandachtig kijken, zegt hij. En lang genoeg, dan zie
| |
| |
je allerlei dingen die anders zijn.’ En nog een gulden raad van een oude man: ‘Als je iets wil vinden, moet je heel langzaam te werk gaan. Zo langzaam dat alles stil wordt.’ Cneut geeft de herwonnen levenslust weer door zijn mannetje Ferdinand voorzichtig verheerlijkt te laten zweven door al het kleine moois wat de wereld te bieden heeft. Het is een boek om heel langzaam te lezen en te bekijken.
| |
Ensor, Brueghel en Bosch
Met de opmerkelijke illustraties voor Dulle Griet bereikt Cneuts beheersing van tekentechniek, vorm en kleurgebruik een indrukwekkende perfectie. Het boek is geïnspireerd op het woeste en intrigerende gelijknamige schilderij van Pieter Brueghel de Oude. De illustrator ging op zoek naar een eigen interpretatie van dit bizarre apocalyptische tafereel. Daarbij lichtte hij de Dulle Griet uit het schilderij van Brueghel en gaf hij haar een nieuw leven en een ander decor mee. Zijn voorstelling van de middeleeuwse Dulle Griet is bijzonder eigenzinnig: geen krijgsvrouw met helm en borstkuras, maar een kwetsbaar en tegelijk balorig vrouwmens, dat, verschopt door de goegemeente, dan maar het lot uitdaagt en zich aan de duivel presenteert. Het wriemelende, overvolle decor van Brueghel maakt plaats voor momentopnames van mensen en hallucinante composietmonstertjes met vissenhoofden en vogellijven. Het boek wordt steeds grimmiger, met haat, nijd, boosaardigheid en wanhoop op de ongelooflijk expressief getekende uitvergrote gezichten, die sterk aan Ensor herinneren. Van de talloze scènes in de rand van het schilderij van Brueghel, pikte hij er een aantal uit en zette ze in aparte taferelen naar zijn hand. Goed en kwaad, hypocrisie en nietsontziende wreedheid, het krijgt allemaal een fascinerende en tijdloze invulling in de tandeloze skeletten en de afstotelijke griezels. Zwart is de toon, in de intrigerende cover én in de beelden vol oorlog, hel, razernij en gekte. In dit boek verbindt Cneut op ingenieuze wijze, in beeld en thematiek, het Vlaamse heden en verleden en doorbreekt hij doortastend de grenzen tussen de ‘kleine’ en ‘grote’ literatuur. Als geen ander weet hij hier de diepere betekenis van een verhaal te verbeelden.
Sprookjesachtig van sfeer is dan weer Een geheim waar je groot van wordt, een verhaal van de Waalse auteur Carl Norac. Over kleine Salam gaat het, een ‘veertje, kruimeltje’ dat niet groeien wil. Op zijn tocht, die hem ‘groot’ moet maken, blaast de wind hem hoog de lucht in. Tijdens zijn vlucht verzamelt hij bij toeval attributen die hem dan toch helpen te bewijzen dat hij niet zo klein is als hij lijkt. Cneut roept hier een wervelende, onwezenlijke Arabische wereld op. Een paradijselijk feest voor het oog.
Een meesterlijk spel met proporties en slimme uitvergrotingen maakt van O monster, eet me niet op! een ingenieus prentenboek. Het verscheen in 2006 in elf talen en vijftien landen tegelijk. Over eten en gegeten worden gaat het, met een schrokkerig varken in de hoofdrol. In zijn gulzige zoektocht naar lekkers merkt Alex niet dat er
| |
| |
Carll Cneut, tekening uit Een geheim waar je groot van wordt van Carl Norac, Foto copyright De Eenhoorn
een kaper op de kust is. Een hongerig monster heeft hem al gauw te pakken en wil hem verorberen. Tot het er voor de boosdoener ook even slecht gaat uitzien. Cneut werkt hier met schaduwen die het dreigende gevaar grappig duidelijk maken. En in de ogen van het ‘vreetvarken’ krijgen frambozen en appels reusachtige afmetingen. Alweer een geslaagde vondst van de tekenaar.
Etherische vlinders in alle soorten, maten en kleuren fladderen de lezer om de oren in Eén miljoen vlinders, een verhaal van Edward van de Vendel. Kleine olifant Stach wordt plots door hele zwermen bestookt, die meteen weer verdwijnen als er gezelschap opduikt. Hij begrijpt er niets van. Voor zijn berustende ouders is die invasie wél duidelijk: ‘O, grote jongen van ons... Het is tijd.’ Met een knapzak, tranen en wensen voor ‘het allermooiste’ wordt hij op pad gezet om een en ander uit te zoeken. Bij de kleine wilde katten vindt hij geen opheldering, oude Eland spreekt cryptische taal, en een hele arena beesten ‘weet ervan’. Tot Stach een zielsgenote ontmoet, net als hij omzwermd. En allebei vlinders in de buik, dat schept een band. Cneut tekent dit fleurige vlinderuniversum met zwier; het geritsel lees en hoor je haast van de pagina's af. Meesterlijk alweer zijn de verschillende composities waarin hij zijn figuren plaatst: zo wordt een hele massa dieren over vier pagina's uitgetekend, met Stach in het midden, en gaat de illustrator de grenzen van zijn blad eigenwijs te buiten. Andere bladzijden stralen dan
| |
| |
weer leegte en eenzaamheid uit. Ook hier zien de getekende figuren er karikaturaal en ongeproportioneerd uit, wat het surreële effect kracht bij zet. Weer denk je onwillekeurig aan de doeken van Ensor, Brueghel en Bosch, of aan het ‘Carnaval der dieren’ van Saint-Saëns bij al die weelde aan kleurige, intrigerende personages.
Voor de bundeling Hou van mij. De mooiste verhalen over liefde met zes door Ed Franck bewerkte of opnieuw vertelde klassieke verhalen over beroemde paren en hun tragische liefdes, maakte Carll Cneut de illustraties. Bij elk verhaal slaagt hij er wonderlijk in de tijdgeest op te roepen waartegen ze zich afspelen en de passie, de tragiek, het verdriet en de vertwijfeling van al die liefdes voelbaar tot leven te brengen.
| |
Zwelgboeken
Ronduit magistraal zijn de tekeningen die Cneut maakte voor het in 2008 verschenen boek Te veel verdriet voor één hart. Hierin waagt Ed Franck zich aan een hertaling van vier tragedies van Shakespeare. Voor elk stuk stelt Cneut de dramatis personae voor op grote, copieuze bladzijden. De illustrator koos voor elk personage een aangepaste invulling en techniek. Collages, foto's en acryltekeningen wisselen elkaar af. Zo blijft Hamlet een schimmig gezicht tegen een zwarte achtergrond, en verdwijnt Ophelia's bleke gelaat bijna in een zwarte jurk die overgaat in een donker decor. King Lear zie je in profiel in een zwarte collage en zijn geliefde dochter Cordelia straalt in haar witte jurk tragiek en fragiliteit uit. Ook nu weer laat Cneut veel aan de verbeelding van de kijker over. Invullen staat vrij.
Voor zijn sprookjesbewerking van De nachtegaal van H.C. Andersen koos Peter Verhelst resoluut voor een samenwerking met Carll Cneut. Het resultaat van deze joint venture, Het geheim van de keel van de nachtegaal, is overweldigend mooi. In een perfecte harmonie van woord en beeld zetten de makers het sprookje naar hun eigen artistieke hand. Een genereus ‘zwelgboek’ wilden ze maken, en dat is het ook geworden. Je raakt niet uitgekeken op de ruim veertig kleinere en copieuze schilderijtjes. Cneut liet zich niet verleiden tot een voor de hand liggend gekunsteld, oosters aandoend stijltje. Opnieuw zette hij zijn bekende troeven in: het geheel werd een meesterlijke symbiose van kleur, vorm en compositie, aangevuld met zijn eigenzinnige kijk op een andere cultuur. Druk bevolkte, dynamische prenten wisselen af met verstilde momentopnames, zodat het vertelritme op de voet wordt gevolgd. Hij creëerde een prachtig spel van licht en donker en experimenteerde met nieuwe technieken als de ombre Chinoise en met voor hem ongebruikelijke kleuren. Blauw, geel en groen zijn de overheersende tinten. Zijn typische rood blijft hier zo goed als achterwege. De achtergronden zijn ruw geborsteld. Carll Cneut leefde zich zichtbaar uit in de schildering van de keizerlijke Tuin der Tuinen: een wilde bloemen- en plantenweelde werd het, in weelderige kleuren en bedachtzame architectuur. Ook de kleding en de attributen van de
| |
| |
keizerlijke hofhouding bleken een kolfje naar zijn hand. Elk kostuum en object kreeg een bestudeerde snit en textuur mee met prachtige tinten en patronen.
Met zijn unieke signatuur verlegde Carll Cneut - in alle betekenissen - grenzen: tussen literatuur voor kinderen en volwassenen; tussen culturen van hier en ver weg; tussen humor en emotie; tussen traditie en vernieuwing. Zijn werk heeft de voorbije jaren ongetwijfeld het imago van de jeugdliteratuur nieuwe kleuren, vormen en structuren, kortom: nieuw leven ingeblazen.
| |
Boeken geillustreerd door Carll Cneut
Peter Verhelst, Het geheim van de keel van de nachtegaal, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2008. |
Ed Franck, Te veel verdriet voor één hart, Davidsfonds/Infodok, Leuven, 2008. |
Edward van de Vendel, Een miljoen vlinders, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2007. |
Carl Norac, O monster, eet me niet op!, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2006. |
Ed Franck, Hou van mijl De mooiste verhalen over liefde, Davidsfonds, Leuven, 2006. |
Geert de Kockfre, Dulle Griet, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2005. |
Edward van de Vendel, Zootje was hier, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2004. |
Agnes Guldemont, Mijnheer Ferdinand, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2003. |
Ed Franck, Zie ik je nog eens terug?, Querido, Antwerpen/Amsterdam, 2003. |
Carl Norac, Een geheim waar je groot van wordt, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2003. |
Brigitte Minne En toen kwam Linde, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2003. |
Carll Cneut, Het ongelooflijke liefdesverhaal van Heer Morf, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2002. |
Daniel Billiet, Een wereldkaart op ware grootte, Averbode, 2002. |
Brigitte Minne, Roodgeelzwartwit, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2002. |
Geert de Kockere, Woeste Mie, De Eenhoorn, Wielsbeke, 2000. |
Brigitte Minne, Heksenfee, De Eenhoorn, Wielsbeke, 1999. |
Geert de Kockere, Willy, De Eenhoorn, Wielsbeke, 1999 |
Geert de Kockere, Ik heb een idee!, De Eenhoorn, Wielsbeke, 1999. |
Geert de Kockere, Niel, De Eenhoorn, Wielsbeke, 1998 |
Geert de Kockere, Straatje zonder eind. De Eenhoorn, Wielsbeke, 1997. |
Geert de Kockere & Annemie van Riel, Koetje in de klaver, De Eenhoorn, Wielsbeke, 1997. |
Geert de Kockere, Varkentjes van marsepein, De Eenhoorn, Wielsbeke, 1996. |
|
|