Ons Erfdeel. Jaargang 51
(2008)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
De man met de camera
| |
[pagina 123]
| |
lieven van den abeele gedachte van het Mundaneum geconcipieerd werd. Het Mundaneum, zoals het begin vorige eeuw door de Brusselse advocaat en documentalist Paul Otlet werd uitgedacht, is een soort museum met documentatiecentrum en informatiesysteem, dat alle kennis van de ganse wereld bij mekaar moest brengen. Het panorama of overzicht van Sven Augustijnen is alvast een mooi begin. Het geeft inzicht in de leefwereld van een kunstenaar die zich beweegt op de vage grens tussen realiteit en fictie, en zijn obsessie voor Brussel, een stad die getekend is door de geschiedenis van het kapitalisme, ons koningshuis en haar koloniaal verleden. Thema's die binnen de surrealistische constructie van België de grens tussen droom en werkelijkheid, tussen mythe en realiteit, ver overstijgen. Zo vroeg de kunstenaar onder de fictieve identiteit van een verfranste Vlaming ooit een beurs aan bij de Vlaamse Gemeenschap. Een beurs die hij overigens nooit gekregen heeft. In Panorama vertelt Sven Augustijnen hoe Brussel hoofdstad van Europa werd dankzij een handvol bouwpromotoren die eind jaren tachtig het idee hadden opgevat om in Brussel een internationaal congrescentrum op te bouwen, dat wonderwel overeenstemde met de behoeften van het Europees Parlement. Een mooi voorbeeld van hoe een fictie werkelijkheid werd. Dat de historische Leopoldswijk hiervoor werd opgeofferd, zegt veel over de nieuwe machtsverhoudingen tussen overheid en kapitaal. Sven Augustijnen verwierf vooral bekendheid met pseudo-documentaire videowerken, waarin zowel de verschijningsvorm van de werkelijkheid als de codes van de representatie onderzocht worden. Hierbij vraagt hij zich af of er tussen feit en fictie | |
[pagina 124]
| |
Sven Augustijnen, Le Guide du Parc, 2001.
eigenlijk wel een verschil bestaat. ‘Is niet elke constructie van de menselijke geest het resultaat van onze verbeelding? En wanneer we het realiseren, wordt het dan echt? [...] In het begin was er het woord. Is dat een feit of een fictie?’ Voor de Prijs Jonge Belgische Schilderkunst maakte Sven Augustijnen in 2001 Le Guide du Parc. De film volgt een gids die in het Brusselse Warandepark, gelegen tussen het federale Parlement en het Koninklijk Paleis en recht tegenover het Paleis voor Schone Kunsten, waar om de twee jaar de laureaten van de Prijs Jonge Schilderkunst worden tentoongesteld, een rondleiding geeft. Hieruit blijkt vrij snel dat dit koninklijke park, oorspronkelijk geconcipieerd als jachtterrein, vooral een ontmoetingsplaats voor mannelijke homoseksuelen is. Augustijnen viel niet in de prijzen. De jury betwijfelde het waarheidsgehalte van zijn werk, alsof fantasie en verbeeldingskracht in de kunst plotseling geen plaats meer hadden. Dit gebeurde op het moment dat de kunstmarkt overspoeld werd met werk van geëngageerde documentairemakers, die meer oog hadden voor het politieke dan voor het poëtische. Een beweging die een jaar later een hoogtepunt bereikte op de elfde Documenta. Dat Sven Augustijnen hier een mooie parodie had neergezet werd niet (h)erkend. Het commentaar van de gids - die niet moet onderdoen voor de eerste de beste museumgids - is doorspekt met anekdotes, wijsheden en weetjes. Tot laat in de nacht leidt hij ons naar de meest idyllische plekjes. | |
[pagina 125]
| |
Dat doet hij met veel enthousiasme, maar ook met ironie en zin voor symboliek. De ontmoeting met het trouwende paar, dat het park heeft uitgekozen om zijn trouwfoto's te maken, of de standbeelden van Diana, godin van de jacht, en van de zondige maar boetvaardige Maria Magdalena, behoeven geen commentaar. Une Femme Entreprenante (2003) maakte Sven Augustijnen voor een tentoonstelling in het leegstaande gebouw van de voormalige brouwerij Wielemans-Ceuppens in Vorst. De tentoonstelling was bedoeld als prefiguratie van een nieuw centrum voor hedendaagse kunst, het huidige Wiels, dat in 2007 zijn deuren opende. Evenals in Panorama benadrukt Sven Augustijnen hier zijn stelling dat het huidige Brussel niet meer het resultaat is van een vorstelijke visie, maar van promotoren en speculanten. De ondernemende vrouw uit de titel is Sophie Le Clercq. Als jongste telg uit een Brusselse familie van aannemers en projectontwikkelaars weet ze moeiteloos kunst en kapitaal met elkaar te verzoenen. Zij brengt leven in de brouwerij. In haar eigen promotionele jargon heet het: ‘Brasser de l'art dans une brasserie’. Haar tegenspeler is de enthousiaste, maar daarom niet minder kritische journalist, die ons evenals de gids in het park (een ander alter ego van de kunstenaar) rondleidt in het duistere labyrint van politieke intriges, oneerlijke concurrentie en plat opportunisme, waar macht en profijt de scepter zwaaien. Hij decodeert het politieke, commerciële en artistieke discours (wat voor de ene een mirakel is, is voor de andere een ‘opportunité’) en geeft inzicht in de onderliggende mechanismen en verborgen strategieën. Wat door de dienstdoende journalist een ‘reportage’ genoemd wordt, krijgt bij momenten de allures van een soap of een parodie op goedkope reality-tv. De ambitie van een liberale burgemeester die haar gemeente op de wereldkaart wil zetten (maar helaas niet herverkozen werd) moet niet onderdoen voor die van een museum-directeur uit de provincie en een wereldberoemde kunstenaar die fijntjes opmerkt dat hij in Brussel nog nooit een belangrijke tentoonstelling gekregen heeft. Allemaal passen ze in het plaatje van de ‘ondernemende’ vrouw, die het kunstcentrum gebruikt als pasmunt voor het bouwen van een reeks prestigieuze ‘bureau-lofts’. De film eindigt met de uitspraak van de voorzitter van het kunstcentrum die stelt dat ‘ten opzichte van het grote publiek niet de indruk mag gewekt worden dat het hier gaat om een initiatief van een vastgoedontwikkelaar die een kunstencentrum maakt om zijn bureaus te valoriseren’. Terloops schetst Sven Augustijnen de geschiedenis van de teloorgang van de Brusselse brouwerijen en de opkomst van de familie Blaton, die sinds de uitvinding van het beton, de belangrijkste betonboeren van Brussel zijn. Hieruit leren we dat de traditionele meiboomplanting teruggaat op een eeuwenoude vete tussen Brussel en Leuven en dat de Brusselse brouwerijen door Stella Artois werden opgekocht om ze nadien te verplaatsen naar een lagelonenland, dat het Europees Parlement op de plaats staat | |
[pagina 126]
| |
waar vroeger het bier Leopold gebrouwen werd en dat CIT Blaton, het familiebedrijf van Sophie Le Clercq, ooit het Volkshuis van Horta heeft afgebroken. In L'Ecole des Pickpockets laat Sven Augustijnen zien hoe een leerling-gauwdief door twee professionele zakkenrollers wordt ingewijd in het metier. In het kader van Brussel 2000, culturele hoofdstad van Europa, werd de film vertoond in het Brusselse Zuid-station. Na een klacht van metrogebruikers diende het kunstwerk verwijderd te worden. Ook hier werd het onderscheid tussen realiteit en fictie blijkbaar over het hoofd gezien. Wat Augustijnen in zijn observatie van gauwdieven interesseerde, was vooral de virtuositeit van de handeling, de sensuele choreografie en het subtiele lijfelijke contact met de slachtoffers. Het tonen van de mechanismen en de analyse van de codes, hebben meer van doen met het wezen van de kunst dan met het aanzetten tot of het stimuleren van criminele praktijken. Kunst is hoe dan ook ‘illusie’. Wahrheit und Dichtung lopen er naadloos door elkaar. Evenals Le Guide du Parc werd L'Ecole des Pickpockets geïnterpreteerd als een stuk van de realiteit en niet als een (artistiek) commentaar op deze realiteit en haar verschijningsvorm. De door de kunstenaar zelf gekozen ambiguïteit maakt zijn werk bijzonder, maar vormt tevens de Achilleshiel van dit oeuvre, dat in al zijn subtiliteit in de werkelijkheid verloren dreigt te gaan. Sven Augustijnen droomt ervan om zijn films op televisie te zien, maar de, ondanks de vele connotaties ‘neutrale’ context van de tentoonstelling, de galerie en het museum, beschermt zijn werk tegen het teveel aan ‘werkelijkheid’ dat het kunstwerk soms moeilijk verdragen kan. Of hij zich nu gedraagt als journalist of als historicus, als documentair filmer of als videokunstenaar, als dichter of als essayist, voyeur of antropoloog, Sven Augustijnen is en blijft een kunstenaar die ons niet alleen een beeld geeft van de werkelijkheid, maar ook toont op welke manier deze werkelijkheid door hem gelezen wordt. Hij is vooral een subtiel observator van zijn naaste omgeving. Via de blik van de kunstenaar maakt hij ons bewust van de manier waarop we kijken. En toch vragen sommige bezoekers zich hardop af of ze niet beter naar televisie kijken. Desondanks behoren zijn films overduidelijk tot het domein van de kunsten. Ze hebben de kunst als onderwerp. De meeste van zijn video's gaan over codes die enkel voor ingewijden herkenbaar zijn. Vandaar dat ze met hun vele dubbele bodems en de onzichtbare grens tussen realiteit en fictie, ook gelezen kunnen worden als een metafoor voor kunst, die zich als een zeer persoonlijke taal op het hoogste niveau enkel richt tot diegene die ze machtig is. Het afgebakende terrein is dat van de kunst, waar een andere logica, andere regels en wetten gelden dan in de werkelijke wereld. Voor wie niet bekend is met de codes van het homoseksuele milieu zal niet duidelijk zijn dat het Warandepark in Brussel ook een ontmoetingsplaats is voor vluchtige contacten. Dankzij de kunstenaar als dienstdoende gids zien we een andere (de enige echte?) realiteit. | |
[pagina 127]
| |
Sven Augustijnen is een one-man-band. Voor zijn films verzorgt hij het concept, het scenario, de regie en de camera, zowel als de montage. Zijn werk gaat (letterlijk) over de positie van de kunstenaar. Zelf blijft hij buiten beeld, maar zoals ‘de man met de camera’ is hij pertinent aanwezig. De rode draad door zijn filmische oeuvre wordt gevormd door het langetermijnproject Afasia. Met een reeks portretten van afasiepatiënten tracht Sven Augustijnen een inzicht te krijgen in de mechanismen van de taal en haar communicatieve functie. Afasie is het onvermogen tot taalgebruik als gevolg van een hersenletsel, meestal na een ongeluk. Een bijzondere vorm van afasie is verbale parafasie waardoor bepaalde woorden met andere woorden verwisseld worden. De relatie tussen de ‘betekenaar’ (signifiant) en het ‘betekende’ (signifié) beantwoordt niet meer aan de conventie. De communicatie wordt zinledig. Voor Sven Augustijnen, die met zijn camera verschillende patiënten volgde gedurende de intensieve sessies van hun logopedische therapie, hebben deze ‘taalfouten’ een ontwapenend, soms grappig effect. Hij onderkent hun creatieve kwaliteiten en legt de nadruk op de poëtische schoonheid ervan. Desondanks is het voor deze patiënten belangrijk om de relatie tussen taal en communicatie opnieuw (uit) te vinden.
Mogelijk ligt hier de sleutel tot het beter begrijpen van dit oeuvre waar verschillende genres (portret, docusoap, human intrest, documentaire, homemovie,...) door mekaar gebruikt worden. Sven Augustijnen speelt met de conventies en verwachtingspatronen, en laat zien dat deze arbitrair en subjectief zijn. Zijn films gaan over taal en hoe ze te gebruiken. En dit blijft tot nader order het wezen van de kunst. |
|