| |
| |
| |
Tussen cocon en barricade
Vlaamse schrijvers als opiniemakers
Een van de meest vooraanstaande stemmen in het intellectuele debat in Franstalig België is Jacques De Decker. Deze chroniqueur van onder meer de krant Le Soir heeft altijd een aandachtig oog gehad voor wat er zich in intellectueel Vlaanderen voltrekt. Onlangs betreurde hij het feit dat Franstalige Belgische schrijvers zich zo zelden in het maatschappelijke debat mengen. Hij betreurde dat én zag er een schril contrast in met de Vlaamse auteurs, die zich tegenwoordig veel vaker in opiniebijdragen uitspreken over de hete hangijzers van politiek en samenleving.
Is dat zo? Zo ja, wie zijn dan die Vlaamse stemmen die zich als opiniemakers profileren? En waarover hebben ze het dan? Want in Vlaanderen zelf hoor je geregeld jeremiëren over de afzijdigheid, de laksheid en het voorgoed begraven engagement van de Vlaamse schrijver. Die klaagzang hoorde je onlangs ook resoneren in een tekst van de in Vlaanderen wonende Nederlander Marc Reugebrink, die voor zijn jongste roman Het grote uitstel de Gouden Uil Literatuurprijs won: ‘De literatuur zelf lijkt echter datgene wat haar minstens sinds de romantiek definieert - haar utopische, en daarmee potentieel politieke karakter - aan de wind prijsgegeven te hebben.’ Los van de vraag of literatuur wel zo utopisch van aard is en of schrijvers politieke haantjes-de-voorste moeten zijn, zijn er veel aanwijzingen dat de hedendaagse Vlaamse schrijver de wereld met een open geest tegemoet treedt én hem ook kritisch benadert. Wie de Vlaamse kranten en weekbladen van 2008 overloopt, merkt dat steeds meer schrijvers zich inderdaad weer mengen in het maatschappelijke debat en zich profileren in een plejade van thema's. Dat leidt tot vaak heftige debatten over bijvoorbeeld de hoofddoek, de multiculturele samenleving, de Amerikaanse politiek en de inval in Irak, het
| |
| |
dirk leyman
werd geboren in 1965. Studeerde politicologie en literatuur- en theaterwetenschappen aan de Universiteit Gent en is redacteur van het dagblad De Morgen. Recenseert onder meer Nederlandse en Franse literatuur voor die krant. Is samensteller van de literaire stedenboeken Gent. de dubbelzinnige (2000) en Nice, muze van azuur (2004).
Houdt literair nieuws bij op zijn blog
De Papieren Man (papierenman.blogspot.com).
Adres: Neptunusstraat 21, B-2600 Berchem
regeringsbeleid, de Belgische staatshervorming, het cultuurbeleid en Congo, maar ook over met het beroep van schrijver samenhangende thema's als de beurs en het inkomen van de schrijver. Ongetwijfeld versterkt ook de zich steeds wijder verspreidende blogcultuur dit opiniefenomeen: talrijk zijn de auteurs die zich profileren als gedreven bloggers met een mening, schaars worden de schrijvers die geen internetnest hebben van waaruit ze geregeld uitvliegen. Hoever hun impact reikt, is een andere zaak.
Het lijstje met ‘opiniërende Vlaamse schrijvers’ is aanzienlijk. Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts en Geert van Istendael zijn vaak zeer tegenwoordig, terwijl ook Tom Naegels, David Van Reybrouck, Geert Buelens, Erwin Mortier, Jeroen Theunissen en Paul Verhaeghen op hun manier klemtonen leggen. Stellen dat steeds meer schrijvers zich aan de zijlijn ophouden, is dus onjuist. ‘De neiging naar wereld in de literatuur (én andere kunsten) lijkt intussen weer uit de verdomhoek te zijn gekropen en te zijn opgeklommen tot een evaluatief bepalend principe’, zo stelde het tijdschrift Dietsche Warande & Belfort onlangs. In september 2008 wijdde het blad onder de titel De bloemen een themanummer aan het terugkerende engagement in de letteren. En er zijn meer signalen van de terugkeer van de schrijver-opiniemaker. Dat het literaire voorjaarsevenement Zogezegd in Gent in 2008 onder impuls van curator Anne Provoost een flink deel van zijn programmering in het teken zette van ‘engagement’ en terugblikte op mei 1968, is wellicht evenmin toevallig. Een hele avond lang was er zelfs een ‘kettingdebat’. Een ander opmerkelijk initiatief loopt bij uitgeverij Querido. Die publiceert een reeks pamfletten waarin Nederlandse en Vlaamse schrijvers een actueel thema belichten en daarbij niet bang zijn voor enige polemiek. Of deze boeken ook
| |
| |
echt goed verkopen is een andere vraag, maar het is wel tekenend dat schrijvers zich opnieuw volop aan het lange tijd versmade literair pamflet wagen. Ten slotte zou je ook het opveren van de activiteiten van de Vlaamse PEN-club, die zich bekommert om door censuur en gevangenschap getroffen schrijvers als een teken aan de wand kunnen zien.
| |
‘De dichter is een andersglobalist’
De twee voornaamste schrijversstemmen in de Vlaamse opinievorming zijn wellicht nog steeds Tom Lanoye en Kristien Hemmerechts. In ieder geval hebben zij makkelijk toegang tot de media en vertonen zij beiden - weliswaar op heel andere domeinen - een bijzonder grote en zelden verzwakkende strijdbaarheid om hun punt te maken. ‘Tom Lanoye heeft zijn engagement nodig zoals de slager zijn biefstukken’, zo gekscheerde Bert Bultinck onlangs in een overzichtsstuk in De Morgen naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de auteur. En inderdaad, eigenlijk heeft Lanoye vanaf het begin van zijn schrijverscarrière de trom geroerd. De verontwaardiging is nooit verdwenen. Hij speelde een belangrijke rol in de strijd tegen extreemrechts en mengde zich in allerlei thema's uit de binnenlandse politiek. Met name de Antwerpse politieke situatie is blijvende brandstof gebleven voor zijn geschriften en columns, onder meer in Humo. Ook Zuid-Afrika, waar Lanoye erg vertrouwd mee is, is een van zijn aandachtsgebieden: hij heeft zich (samen met Antjie Krog) een scherp waarnemer getoond van de Zuid-Afrikaanse waarheidscommissies. Homoseksualiteit is ten slotte ook een weerkerend thema in Lanoyes geschriften. Hij was een absolute voorvechter van het samenlevingscontract.
Bij Kristien Hemmerechts is het heilige vuur van de opiniëring met het ouder worden evenmin verzwakt. Integendeel, Hemmerechts krijgt vaak het verwijt van haar multimediale alomtegenwoordigheid. Ook haar politiek correcte ‘salonlinksigheid’ en haar rücksichtlose feminisme leveren haar vaak een storm aan protest op. In het boek Bloot zijn en beginnen (2008), waarin Mark Cloostermans een doorlichting maakt van Hemmerechts' oeuvre met getuigenissen, zegt Wilfried Goossens, hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Brussel en in die hoedanigheid collega van Hemmerechts, daarover: ‘Het is geen toeval dat Kristien een mediapersonage geworden is. Ze heeft dat nodig. Ze wil gelezen en gehoord worden, ze wil dat haar teksten en meningen reacties uitlokken.’
Steeds vaker is het alsof de publieke figuur Hemmerechts zich volkomen afsplitst van het oeuvre van de auteur en een geheel zelfstandig leven leidt in de media. Hemmerechts-de-opiniemaker zaait verwarring en heeft een aparte publieks status verworven, die - zonder dat ze het soms zelf nog in de hand heeft - vaak polariserend werkt. Eigenaardig genoeg veroorzaken haar boeken zélf tegenwoordig steeds minder rimpelingen. Hoewel ze ook daarin maatschappelijke thema's aanroert. In In het land van
| |
| |
Dutroux (2007) fictionaliseerde ze bijvoorbeeld het immer ontvlambare Dutroux-dossier. In de slotpagina's van dat boek bracht ze zelfs de verdwijning van twee andere meisjes, Nathalie en Stacy, daarmee in verband.
Zeer recent publiceerde ‘meningenmachine’ Hemmerechts het omstreden pamflet De man, zijn penis en het mes (2008), waarin ze de eenzijdige mannelijke blik en het machismo in een aantal erotische scènes uit de wereldliteratuur hekelde.
Heel anders zijn de epitheta die dichter en essayist Geert van Istendael krijgt opgekleefd. Ook hij staat bekend voor zijn scherpe meningen die hij graag op het publieke forum brengt en die vaak doordrongen zijn van een zeker verdriet over de dingen die teloorgaan en over de voortrazende vooruitgang. Dat was onmiskenbaar het geval in boeken als Arm Brussel (1992), Het Belgisch labyrint (1989) en vooral in de bundel met de provocerende en ironische titel Bekentenissen van een reactionair (1994). Sindsdien wordt hij wel eens een ‘linkse conservatief’ genoemd die de polemiek graag aanwakkert. Zijn spanwijdte is erg breed: voor het maandblad MO*-magazine maakte hij een Alfabet van de globalisering en profileerde hij zich als andersglobalist. Dat vloeit volgens hem logisch voort uit het feit dat hij dichter is: ‘Als je poëzie schrijft, doe je eigenlijk iets wat niet kan in deze samenleving. Je doet iets wat absoluut geen geld oplevert, dat zeer traag gaat. [...] Het is een volslagen marginale activiteit die anti-martkeconomisch is. De ivoren toren waar je je versjes bakt staat dus vlak naast de barricade. Van dichters kun je niet eisen dat ze op de barricade klimmen want daar lopen ze alleen maar in de weg.’ ‘[...] Het feit dat je poëzie schrijft is een permanente kritiek op het voortrazen van de economie. De dichter is bijna automatisch een andersglobalist,’ zo stelde hij het ooit in een interview met Han Soete op de website Indymedia.
De laatste tijd belandt Van Istendael regelmatig in de vuurlinie wanneer hij zich samen met Benno Barnard uitspreekt voor het hoofddoekenverbod en een virulent pleidooi houdt voor een seculiere samenleving, waarbij hij fulmineert over de gevaren van de fundamentalistische islam. Recent ontstond daarover de opiniepagina's van De Standaard en De Morgen flinke herrie, omdat hij zich met dergelijke stellingnamen in het kamp van het rechtse populisme zou gaan bewegen. En duidelijk is dat zijn standpunt sterk afwijkt van wat een jongere generatie auteurs als Tom Naegels en David Van Reybrouck hierover denkt.
| |
Een miserabele god op bokkenpoten
Vooral Tom Naegels heeft de laatste jaren opvallend vaak gereflecteerd over de grenzen van het zogenaamde politiek correcte denken, de omgang van links met bijvoorbeeld dat hoofddoekenverbod (weinig thema's lijken de schrijverspennen zo in beroering te brengen) en de contouren van de multiculturele samenleving in zijn thuisstad Antwerpen, na de moordpartij van Hans Van Themsche. In al die beschouwingen
| |
| |
Tom Lanoye (o1958), Foto David Samyn; Tom Naegels (o1975) en Jeroen Theunissen (o1977).
Tom Lanoye (o1958), Foto David Samyn; Tom Naegels (o1975) en Jeroen Theunissen (o1977).
Kristien Hemmerechts (o1955), Foto David Samyn; David Van Reybrouck (o1971).
Kristien Hemmerechts (o1955), Foto David Samyn; David Van Reybrouck (o1971).
Tom Lanoye (o1958), Foto David Samyn; Tom Naegels (o1975) en Jeroen Theunissen (o1977).
| |
| |
stelde hij met lede ogen vast dat de tolerantie van ‘een deel van de linkerzijde is teruggebracht tot een minimum’, maar tegelijk heeft hij ook uitgehaald naar de ‘vage statements’ die acties als 0110, de concerten voor verdraagzaamheid die georganiseerd werden op 1 oktober 2006, maar teweegbrengen. Vooral zijn Kerstessay voor De Standaard in 2004 maakte ophef. Naegels ging daar in het verweer ‘tegen het eenheidsdenken’. Hij betoogde dat de rechterzijde er nu ‘ook in geslaagd is om ook het morele gelijk te veroveren’: ‘Ze deed dat door haar amalgaam van bittere buikgevoelens te ruilen voor een helder standpunt: het multiculturalisme was een vergissing, de staat moet waarden uitdragen, onze cultuur is superieur aan andere culturen. Met aanhangers bij zowel oud-links als Vlaams Belang is dit idee zo dominant dat het politiek-correct genoemd mag worden.’
De columns, opiniestukken en essays van Naegels, een erg productief auteur, zijn telkens geschreven met een direct aansprekende, licht polemische toon, en zijn steeds met veel argumenten onderbouwd. Stilaan profileert hij zich als een opvolger van Tom Lanoye. In zijn zopas verfilmde roman Los (2005) roerde hij ook uitgesproken maatschappelijke thema's aan, zoals de multiculturele samenleving en euthanasie. De jury van de Walschapprijs, die deze roman in 2005 bekroonde, sprak van ‘complexloos geëngageerd’ proza. Tom Naegels is een auteur die zijn nek durft uit te steken maar daarvoor niet op de barricaden hoeft te klimmen. Een voorbeeld hiervan is ook zijn inzet voor de Vlaamse Auteursvereniging, die hij nieuw leven heeft ingeblazen. Voor het eerst behartigt zij nu volwaardig de belangen van Vlaamse schrijvers.
In zekere zin is Naegels daarmee een exponent van het meer pragmatische engagement van een jongere generatie auteurs, dat ook bij David Van Reybrouck terug te vinden is. Van Reybrouck heeft zich van meet af aan ontbolsterd als een auteur die worstelt met de spagaat tussen de beslotenheid van de schrijfkamer en de lokroep van de wijde wereld. Deze laatste biedt hem weerwerk én zet hem er vaak toe aan in de pen te kruipen. ‘Over de dingen die mij verontwaardigen, schrijf ik columns. Over wat mij verwondert, schrijf ik boeken’, zo heeft hij ooit gezegd. Die verontwaardiging resulteert in columns en essays over de Belgische politieke situatie en de bezorgdheid over de desintegratie tussen de Vlaamse en Waalse gemeenschappen, maar ook over Congo, Zuid-Afrika en zijn geliefde Brussel, waar hij medeoprichter was van een meertalig stadsdichterscollectief. Recent publiceerde hij in de hierboven genoemde reeks van Querido een essay over populisme en de kloof in de samenleving tussen hoog- en laaggeschoolden: Pleidooi voor populisme (2008). Van Reybrouck reflecteert in zijn teksten vaak over zijn eigen positie als intellectueel. Dat deed hij bijvoorbeeld uitgebreid in zijn toespraak naar aanleiding van de uitreiking van de Arkprijs van het Vrije Woord die hij in februari 2008 kreeg, enigszins in dialoog met Albert Camus, de Franse schrijver die naar eigen zeggen bijdroeg tot zijn intellectuele bewustwording:
| |
| |
‘Hoe kun je in godsnaam tegelijkertijd artistiek vernieuwend en maatschappelijk betrokken zijn? Zorgt dat niet voor een verlammende tweespalt tussen schrijverschap en burgerschap? Tussen een totale creatieve vrijheid en de plicht tot een moreel oordeel? Is het wel mogelijk om die twee uiterst verschillende registers met elkaar te verzoenen?’ Soms, zegt Van Reybrouck, wil hij ook alleen maar auteur zijn, bijvoorbeeld in de zin van bellettrist. ‘Nu en dan een aardig gecomponeerde roman op de wereld loslaten, nu en dan wat sleutelen aan een kortverhaal. [...] Maar ik ben geen auteur, ik ben schrijver. En in die nobele term zit allicht de onmogelijke zoektocht vervat tussen die twee uitersten. Tussen in de wereld moeten staan en in mijn schulp willen kruipen, tussen verlichting en romantiek, tussen krant en gedicht, tussen Brussel, de stad die me blijft voeden, en West-Vlaanderen, waar de natuur me blijft koesteren. Ik kan niet anders. En dat noodzakelijke onvermogen heet “schrijver zijn”.’
Een gelijkaardige reflectie over de positie van de schrijver in de wereld is ook terug te vinden bij Erwin Mortier, die zich de laatste jaren steeds polemischer opstelde. Denk maar aan bepaalde teksten over het beleid van Vlaams minister van Cultuur Anciaux, over de beurs van de schrijver en, recent, over de Gouden Uil, waaruit een grote verontwaardiging sprak. Maar tegelijk is er bij Mortier het besef dat de schrijver aangepord moet worden en in wezen een estheet blijft, iets waarover hij ook al in een rede reflecteerde, bij de opening van Zogezegd in Gent 2007: ‘Een schrijver is altijd een miserabele god op bokkenpoten, die onder een boom ligt te luieren in de lange namiddag van de geschiedenis. Een onbetrouwbaar sujet, een zatte sater die in beschonken treurzangen kan losbarsten bij het sterven van een vlinder en doof blijft voor de knal van de meest recente bomaanslag. Schrijvers vinden de wereld bruikbaar volgens hun eigen luimen.’ En toch kunnen die ‘luimen’ misschien uitgroeien tot ‘noodzaak’, denkt Mortier: ‘Wij zijn er niet noodzakelijk om de roodgloeiende molens van de actualiteit van koren te voorzien, de analyses van sociologen te bevestigen, de geloofspunten van de academie na te hikken of mee te deinen op de beurskoersen van het politieke bedrijf. Tenzij we daar goesting in hebben natuurlijk. Wat wil zeggen: wanneer ons de lucide dronkenschap benevelt die we doorgaans noodzaak noemen.’
Wellicht vatten Van Reybrouck en Mortier hier het dilemma samen waarmee wel meer hedendaagse Vlaamse auteurs kampen. Zijn ze ‘auteur’ of ‘schrijver’? Gaat engagement ten koste van hun werk? Zijn die stellingnamen een ontegensprekelijk onderdeel van hun oeuvre of slechts werk in de marge? En wanneer word je geprikkeld tot engagement vanuit je splendid isolation? Blijf je als schrijver niet altijd een ‘binnenwaartse buitenstaander’, om een titel van Gust Gils te parafraseren?
Jeroen Theunissen, schrijver van de jongere generatie, is zich daar op een andere manier ook van bewust. ‘Het is moeilijk om een outsider te zijn terwijl je ook deel uitmaakt van een samenleving. Het wordt helemaal een probleem als je voortdurend
| |
| |
aangemaand wordt om te normaliseren, je aan te passen, zoals dat tegenwoordig gebeurt’, zo zei hij in een interview met Tiens Tiens (nr. 8, 2006). Theunissen draagt zijn (kritische) affiniteit met het anders globaliseren uit tot in zijn romans, zoals Het einde (2006). Hij is daarbij voortdurend op zoek naar een evenwicht tussen woord en daad: ‘Je moet kritisch blijven, en in veranderingen blijven geloven.’ Maar ook, zo bekent hij: ‘Je moet een balans zoeken tussen idealisme en pragmatiek.’
Het is onmiskenbaar dat de Vlaamse schrijver anno 2008 weer meer pendelt tussen schrijfkamer en barricade, of toch ten minste de stap zet naar het publieke forum, de krant én de meningsvorming. Dat gaat opmerkelijk vaak gepaard met veel reflectie over de zin en onzin van die demarches.
Paul Verhaeghen, auteur van de roman Omega Minor (2004), zei in een interview met Campuskrant onlangs dat hij ‘engagement een mooi woord vond’. Het is een uitspraak die op een kentering wijst omdat het woord ‘engagement’ in schrijverskringen lang verbeurd verklaard was. Verhaeghen laat geen gelegenheid onbenut om zich te profileren als een hevig criticus van het Amerikaanse beleid, in het bijzonder de Irak- en buitenlandpolitiek van George W. Bush. Verhaeghen, laureaat van de Vlaamse Cultuurprijs en de Britse Independent Foreign Fiction Prize, schenkt zijn prijzengeld consequent aan de Amerikaanse burgerrechtenbeweging Civil Liberties Union. Dat ligt volgens hem ook in de lijn van zijn boek, waarin cognitieve psychologie, kwantumfysica, seks en de holocaust bizarre verbindingen aangaan en de slagschaduw van de geschiedenis alomtegenwoordig is. En net daarom hamerde hij er in zijn dankrede bij de ontvangst van Independent Foreign Fiction Prize nog eens op: ‘Van de kardinale vergissingen die een auteur kan maken, is deze onvergeeflijk: te veronderstellen dat er een muur is tussen de wereld die hij creeërt en waarin hij leeft.’
|
|