| |
| |
| |
Holland in je hoofd
Heimwee naar ‘Brasil holandês’
Ik had hoge verwachtingen van Recife. In een spelletje dat we thuis vroeger speelden en waarin je zo snel mogelijk de wereld rond moest reizen, lag Recife op een strategische plek omdat het een directe vliegverbinding had met Parijs. Iedereen in mijn familie wilde dus graag een huis in Recife - of tenminste in het denkbeeldige Recife dat voor mij toen niet meer was dan een rode stip op een kartonnen speelbord.
Recife is een stad in Zuid-Amerika, in het noordoosten van Brazilië. De oude binnenstad bevindt zich op twee eilanden in het mondingsgebied van de rivieren Capibaribe, Beberibe, Jordão en Pina: het eiland Antônio Vaz waar het Paleis van Justitie gevestigd is en het mooie Teatro de Santa Isabel en de Ilha do Recife met haar pittoreske Rua do Bom Jesus. De uitgaanswijk van Recife is Boa Viagem dat zich uitstrekt langs de kust van de Atlantische Oceaan. Langs het strand met zijn wiegende palmbomen en volleyballende jongeren loopt de strandpromenade Avenida Boa Viagem. In kleine stalletjes worden er frisdrank, snoep en verse kokosnoten verkocht. Achter de Avenida Boa Viagem begint een doolhof van gezichtsloze torenflats met kantoren, hotels, eetgelegenheden en chique woningen. Ook het grootste winkelcentrum, Shopping Recife, bevindt zich in Boa Viagem. De bioscoop van Shopping Recife zou evengoed op Potsdamer Platz in Berlijn kunnen staan.
Hier wijst niets erop dat Recife de hoofdstad is van de Braziliaanse staat Pernambuco, een van de armste van het land en toevluchtsoord van duizenden sertanejos, bewoners van het kurkdroge binnenland van Noordoost-Brazilië, de sertão. Massale landvlucht is een schrijnend probleem van het Noordoosten en heeft ertoe geleid dat van de acht miljoen pernambucanos twee derde in de steden Recife, Caruaru, Jaboatão
| |
| |
ulrike vogl
werd geboren te Wenen in 1971. Studeerde taalkunde en neerlandistiek aan de universiteit van Wenen. Is sinds 2001 wetenschappelijk medewerkster bij de vakgroep Nederlands van de Freie Universität Berlin. Publiceerde over Europese minderheidstalen en op het terrein van de historische taalkunde van het Nederlands. Doet sinds 2006 onderzoek naar de geschiedenis van meertaligheid in Europa in het kader van het EU-project DYLAN.
Adres: Habelschwerdter Allee 45, D-14195 Berlijn
en Olinda woont. Bovendien trekken elk jaar duizenden nordestinos naar de grote steden in het Zuiden, São Paulo en Rio de Janeiro, op zoek naar een beter bestaan. Recife zelf heeft circa 1,5 miljoen inwoners. In het straatbeeld van Recife zijn sertanejos vaak vertegenwoordigd als straatverkoper, schoenpoetser en bedelaar. Soms kun je ze zien op hun tweewielige karren die door een magere muilezel worden getrokken, manoeuvrerend tussen stinkende stadsbussen en blinkende nieuwe auto's.
Op mijn eerste ochtend in Recife loop ik van het hotel aan de Rio Capibaribe naar de Casa da Cultura op het eiland Antônio Vaz. De Casa da Cultura bevindt zich in de voormalige gevangenis van Pernambuco die in 1976 werd omgebouwd tot een markt voor kunsthandwerk. In de cellen die eertijds door strafgevangenen werden bewoond worden vandaag hangmatten, traditioneel aardewerk en lederwaren verkocht. In de bovenste rij cellen is een lanchonete ondergebracht, een Braziliaanse snackbar. In de witbetegelde ruimte staan een paar eenvoudige opvouwbare tafels en stoelen. De uitbater, een jonge nordestino, mixt voor mij een heerlijk vruchtensapje en geeft allerhande adviezen over wat ik in Recife zou kunnen doen en wat ik beter niet kan doen. Hij vindt, zoals veel Recifenaren, zijn stad een gevaarlijke stad en kan bijna niet geloven dat ik van plan ben om de stad in mijn eentje te verkennen. Op de benedenverdieping van de Casa da Cultura valt mijn oog op een volgepropte kleine winkel met tweedehands boeken en oude kaarten. Nieuwsgierig stap ik binnen.
| |
| |
Frans Post, Mauritsstad, olie op doek, ca. 1630, particuliere verzameling, São Paulo.
| |
Brasil holandês
Ik had namelijk ook nog om een andere reden hoge verwachtingen van Recife. Recife heette ooit Mauritsstad en maakte van 1630 tot 1654 deel uit van Nederlands-Brazilië. De Westindische Compagnie (WIC) had al in 1623 besloten om in het Atlantisch gebied de concurrentie aan te gaan met de Spanjaarden en de Portugezen. Het grote plan - op z'n zeventiende-eeuws ‘het Groot Desseyn’ - bestond erin zowel Portugees-Brazilië te veroveren alsook een aantal nederzettingen langs de kust van West-Afrika die eveneens in Portugese handen waren. Op die manier zou men zich verzekeren van de twee grote rijkdommen van die tijd: suiker en slaven.
Gelooft men Henk den Heijer in zijn Geschiedenis van de WIC, dan was het Braziliaanse avontuur van de Nederlanders een opeenvolging van zeeslagen, opstanden, veroveringen en heroveringen. Forten werden ingenomen en weer terugveroverd, eilanden bezet, suikermolens - zogenaamde engenhos - in gebruik genomen en dan weer door Portugese guerillero's in brand gestoken. Totdat de WIC het gebied na twee beslissende veldslagen bij Monte Guararapes en het beleg van Mauritsstad door een Portugese vloot in januari 1654 definitief aan Portugal moest afstaan. Het zal allemaal wel waar zijn. Alleen, waar Den Heijer het nauwelijks over heeft, is de korte periode tussen 1637 en 1645 waarin er toch enigszins sprake moet zijn geweest van stabiliteit en van productiviteit die - ten dele - ook Brazilië ten goede kwam. Het begon met de komst van Johan Maurits, graaf van Nassau-Siegen, die op 23 januari 1637 in Recife arriveerde.
Maurits van Nassau was door de Staten-Generaal benoemd tot gouverneur-generaal van Nederlands-Brazilië. Uiteraard was het ook zijn voornaamste taak om
| |
| |
Nederlands-Brazilië tot een winstgevend gewest te maken. Suiker en slaven stonden ook in zijn bewind centraal. Maurits heeft er mede toe bijgedragen dat het Braziliaanse avontuur voor de Republiek der Verenigde Nederlanden uiteindelijk ook een lucratief avontuur werd. Daarnaast heeft hij echter ook belangstelling getoond voor het land zelf en er geld, energie en kennis in geïnvesteerd. Met hem kwamen architecten, schilders en cartografen naar Noordoost-Brazilië en hij gaf opdracht om kaarten te graveren, landschappen te schilderen, bruggen aan te leggen en paleizen te bouwen.
Nog bijna vierhonderd jaar later wordt zijn betrokkenheid gewaardeerd. De belangstelling voor Maurício de Nassau is in Noordoost-Brazilië nog steeds - of misschien opnieuw - heel groot. Een Braziliaanse vriend steekt bij het trefwoord ‘Brasil holandês’ elke keer een enthousiast verhaal af over de Nederlandse sporen in zijn geboortestad João Pessoa (dat in de Nederlandse periode Frederikstad heette) en over de prestaties van Maurício de Nassau. Bij Nederlanders roept het vermelden van Nederlands-Brazilië daarentegen eerder verbazing op: Nassau? Welke Nassau dan? In dit verband is het ook niet verwonderlijk dat het grootste aantal publicaties over de Nederlandse tijd in Noordoost-Brazilië geschreven is door een Braziliaans historicus, José Antônio Gonsalves de Mello. Zijn meest omvangrijke studie, Tempo dos flamengos, verscheen in 1947 in het Portugees maar werd pas in 2001 vertaald in het Nederlands onder de titel Nederlanders in Brazilië (1624-1654). De invloed van de Hollandse bezetting op het leven en de cultuur in Noord-Brazilië.
Als ik in de Casa da Cultura het boek van De Mello uit de kast haal en begin door te bladeren, word ik aangesproken door de eigenaar van de boekwinkel. Senhor Albuquerque is een gepassioneerd verzamelaar van boeken over ‘Brasil holandês’ en lijkt er alles over te weten. Uiteindelijk koop ik op zijn aanbeveling twee boeken. Het eerste bevat de dagboeken van twee tijdgenoten, de uit Straatsburg afkomstige Ambrosius Richshoffer die in dienst van de WIC enkele jaren (1629-'32) in Noordoost-Brazilië verbleef en de Gentse predikant Johannes Baers die getuige was van de verovering van Olinda door de troepen van de WIC in 1630. Het tweede boek is een prachtig uitgegeven en rijk geïllustreerde bundel met opstellen over verschillende aspecten van de Hollandse tijd. Het is in twee versies verschenen, een Portugese en een Engelse - Brazil and the Dutch 1630-1654 - met achterin een complete Nederlandse vertaling.
Een van de bijdragen in de bundel besteedt aandacht aan de joodse gemeenschap in Nederlands-Brazilië. Maurits van Nassau voerde in Brazilië een beleid van religieuze tolerantie dat joodse families uit Amsterdam aanmoedigde om in de Nieuwe Wereld hun geluk te beproeven. Ze vestigden zich op de Ilha do Recife waar ze in 1640-'41 een synagoge bouwden, de eerste in de Nieuwe Wereld, die ze ‘Zur Israel’ noemden. De hoofdstraat van de Ilha do Recife heette tot de verdrijving van de Nederlanders in 1654 ‘Jodenstraat’ en werd daarna omgedoopt tot Rua do Bom Jesus. Het is vandaag de
| |
| |
meest pittoreske straat van Recife die geen toerist mag missen. De joodse gemeenschap keerde in 1654 bijna integraal terug naar Amsterdam uit angst voor repressies door de Portugezen. Sommigen vestigden zich later in Suriname en op verschillende Caribische eilanden, een kleine groep trok naar Nieuw-Amsterdam waar ze de eerste joodse gemeenschap stichtte van wat later New York zou zijn.
Verder wordt in Brazil and the Dutch ingegaan op de prestaties van Maurits op het gebied van stedenbouw en cartografie. Dankzij Maurits van Nassau werden bij de bouw van Mauritsstad de nieuwste stedenbouwkundige inzichten van de zeventiende eeuw omgezet. De nieuwe stad kreeg grachten en pleinen, moerassen werden drooggelegd en de straten werden volgens een geometrisch patroon aangelegd. Verantwoordelijk voor de planning van Mauritsstad was de architect Pieter Post die door Maurits van Nassau naar Brazilië was gehaald (en die het Mauritshuis in Den Haag heeft ontworpen). De documentatie van de gebeurtenissen in Nederlands-Brazilië was in handen van de geschiedschrijver Caspar van Baerle. Hij publiceerde Rerum per octennium in Brasilia (Amsterdam, 1647) met kaarten die de hele kust van Noordoost-Brazilië bestrijken. De vignetten op deze kaarten worden toegeschreven aan de Nederlandse schilder en tekenaar Frans Post.
Frans Post is weer zo'n naam die in Brazilië iedereen kent en in Nederland niemand. Hij kwam in 1637 naar Brazilië, op vijfentwintigjarige leeftijd, vermoedelijk aanbevolen door zijn broer Pieter Post, Maurits' architect. Hij kreeg de opdracht de belangrijkste Nederlandse nederzettingen in het Noordoosten op doek vast te leggen. Uiteindelijk heeft Frans Post ongeveer honderdzestig schilderijen gemaakt: van Mauritsstad, van een landschap in Alagoas, van Frederikstad in Paraíba (het huidige João Pessoa), van de rivier São Francisco, van Fort Keulen aan de Rio Grande, van het eiland Itamaracá (vandaag een populaire vakantiebestemming) om er maar enkele te noemen. De Braziliaanse historicus Leonardo Dantas Silva noemt Frans Post ‘het visuele geheugen van de gouverneur’. Je zou hem zelfs ‘het visuele geheugen van de Noordoost-Braziliaan’ kunnen noemen. Elke Recifenaar die naar zijn stad in haar begintijd kijkt, ziet ze immers met de ogen van Frans Post - een jonge Nederlandse zeventiende-eeuwer. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat er voor originele schilderijen van Frans Post in Brazilië astronomische sommen worden betaald.
| |
Vreugde en zuinigheid
In 2002 werd in Recife een permanente tentoonstelling over Nederlands-Brazilië geopend. Eregasten bij deze opening waren koningin Beatrix, prins Willem-Alexander en prinses Máxima. De tentoonstelling is gehuisvest in het Instituto Ricardo Brennand dat omgeven is door een sprookjesachtig park met exotische planten. De tentoonstelling bevat een indrukwekkende collectie van kaarten en schilderijen uit de Nederlandse
| |
| |
Recife vandaag, Foto Ulrike Vogl.
tijd. Naast Frans Post hangen er ook schilderijen van Albert Eckhout die van Maurits de opdracht had gekregen om de flora en fauna en de inheemse bevolking van Noordoost-Brazilië vast te leggen. Een even grote indruk als Frans Post laat bij mij Marcus Veloso achter, de taxichauffeur die me naar het Instituto Ricardo Brennand brengt. Hij spreekt de naam Frans Post uit alsof hij zijn beste vriend betrof en hij vertelt over ‘Brasil holandês’ alsof het vandaag nog bestond. Ik vraag me af of Maurits van Nassau en, met hem, Holland voortleeft in de hoofden van menige Recifenaar die heimwee heeft naar een roemrijker verleden.
Echt waarneembaar is dit verleden in het hedendaagse Recife namelijk niet: in het straatbeeld zijn nauwelijks nog sporen terug te vinden van ‘Brasil holandês’. Alleen het in 1631 door de Nederlanders gebouwde fort Cinco Pontas staat nog op het eiland Antônio Vaz. Op de synagoge ‘Zur Israel’ (vandaag een museum) hangt sinds 1992 weer een bord waar naast Rua do Bom Jesus ook Rua dos Judeus, dus Jodenstraat, staat en de brug tussen de Ilha do Recife en Antônio Vaz draagt de naam Ponte Maurício de Nassau. Bovendien heeft onderzoek uitgewezen dat het stratenpatroon in de binnenstad van Recife voor een deel nog steeds het oude plan van Pieter Post volgt. En de veelkleurige huizen in de Rua do Bom Jesus met hun hoge smalle gevels doen de architectonische leek denken aan een kruising tussen Caribische levensvreugde en Hollandse zuinigheid.
| |
| |
| |
De troost van Maurits
In de Braziliaanse historiografie heerst er een dubbelzinnige verhouding tot de Nederlandse tijd. Aan de ene kant wordt de overwinning op de Nederlanders gezien als beginpunt van de Braziliaanse natievorming. Portugezen, indianen en Afrikaanse slaven zouden in een gezamenlijke inspanning de Hollanders uit Brazilië hebben verdreven. Daarbij passen ook de termen invação holandesa (Hollandse invasie) voor het begin van de Hollandse tijd en de aanduiding expulsão dos holandeses (verdrijving van de Hollanders) voor zijn einde. Een ander voorbeeld dat deze traditie illustreert, is de term Restauração Pernambucana (de restauratie van Pernambuco) voor de tijd na de verdrijving van de Nederlanders in 1654 waarvan het driehonderdvijftigjarige bestaan in 2004 werd gevierd.
Aan de andere kant is er echter ook een sterke tendens om het regeringsbeleid van Maurits van Nassau te idealiseren door de Hollandse tijd voor te stellen als een soort ‘verloren paradijs’. In het collectieve geheugen van de bewoners van Recife manifesteert zich deze zienswijze in de hypothetische vraag: stel dat het Noordoosten Nederlands was gebleven, zou het dan niet veel beter met ons gaan? Hadden zij het land misschien minder uitgebuit dan de Portugezen? Gelukkig weten de meeste Brazilianen weinig over het Nederlandse koloniale beleid in het buurland Suriname en de troosteloze situatie waarin Nederland zijn voormalige kolonie heeft achtergelaten. Daarom blijft hun het ontluisterende antwoord op deze vraag bespaard.
De fascinatie van menige bewoner van Recife voor de Hollandse tijd heeft ongetwijfeld haar wortels in de wanhoop over het heden en de onzekere toekomst van de stad. In zijn bijdrage in Brazil and the Dutch zoekt José Luiz Mota Menenez bijvoorbeeld troost in de tijden van Maurits van Nassau, in zijn vertwijfeling over het wanbestuur van de laatste decennia: ‘Deze bestuurders van Recife zijn niet de moeite waard vermeld te worden in deze tekst; ze zijn immers niet te vergelijken met de vooruitstrevende leiding van een landbestuurder als Graaf Johan Maurits van Nassau. Recife is tot op heden doelwit van zeer ernstige aanslagen op haar stedelijke ontwikkeling.’ Hoe dan ook is de reputatie van Recife in Brazilië niet rooskleurig. In de ogen van veel bewoners van bijvoorbeeld Rio de Janeiro of São Paulo zijn nordestinos arm en achterlijk, een vooroordeel dat bevestigd lijkt te worden door de massa's arme sertanejos die naar deze steden trekken.
Nog in 1941 echter had de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig hoge verwachtingen van Recife. In zijn boek Brasilien, ein Land der Zukunft schreef hij: ‘Denn Recife ist ganz Fortschritt und Regsamkeit: ein Hotel, das jedem Ort Amerikas Ehre machen würde, ein schöner Flugplatz, moderne Straßen, und in den modernen Einrichtungen steht es unter den ersten der brasilianischen Städte. [...] in ein paar Jahren oder Jahrzehnten wird sich hier eine Musterstadt entfalten.’
| |
| |
| |
Ter ere van de graaf
Als ik op een vroege dinsdagochtend Recife verlaat op weg naar een stad waar de Hollanders wél gebleven zijn - de Surinaamse hoofdstad Paramaribo - moet ik Stefan Zweig gelijk geven. Ook vandaag is de luchthaven van Recife een van de mooiste en modernste van Brazilië. Van een ‘modelstad’ is Recife echter nog ver verwijderd - de kloof tussen pracht en verval en tussen arm en rijk is immers nog ongelooflijk groot. Maar ook Recife hoopt uiteraard op een betere toekomst: het toerisme trekt aan en de stad hoopt een van de locaties te worden van het WK voetbal in 2014 in Brazilië. Opvallend is dat vooruitgang en innovatie in Recife met de naam Maurício de Nassau in verband worden gebracht. Een particuliere hogeschool in Recife die in 2003 werd gesticht, draagt de naam Faculdade Maurício de Nassau. Op de homepage waar de grondbeginselen van de hogeschool worden toegelicht staat te lezen dat deze is opgericht ‘ter ere van graaf João Maurício de Nassau-Siegen’. Er wordt op gewezen dat Maurits door tijdgenoten ‘Santo Expedito’ werd genoemd en dat hij ‘de beschermheilige is van degenen die het onmogelijke waar willen maken’. Voor deze hogeschool fungeert Maurits van Nassau als boegbeeld voor onderwijs op hoog niveau en voor haar doelstelling om een bijdrage te leveren tot een duurzame ontwikkeling van Noordoost-Brazilië. Ik ben dus niet de enige die hoge verwachtingen heeft van Recife.
| |
Literatuur
Henk den Heijer, De geschiedenis van de WIC, Walburg Pers, Zutphen, 1994. |
Paulo Herkenhoff (red.), Brazil and the Dutch 1630-1654, Editores Ltda, Rio de Janeiro, 1999. |
Jose Antonio Gonsalves de Mello, Nederlanders in Brazilië (1624-1654): de invloed van de Hollandse bezetting op het leven en de cultuur in Noord-Brazilië. Walburg Pers, Zutphen, 2001. |
Peter Robb, Een dood in Brazilië, een barokke collage van reizen, geschiedenis, cultuur en politiek, Het Spectrum, Utrecht, 2005. |
Ernst van den Boogaaert & Frederik J. Duparc (red.), Zo wijd de wereld strekt. Tentoonstellingscatalogus, Mauritshuis, Stichting Johan Maurits van Nassau, Den Haag, 1979. |
Stefan Zweig, Brasilien: ein Land der Zukunft, Suhrkamp, Frankfurt am Main, 1984. |
Zie ook: Eddy Stols, ‘“Tempo dos Flamengos”, of de Brazilianen over hun Hollandse verleden’, in: Ons Erfdeel, jg. 34 (1991), nr. 3, pp. 413-422.
|
|