Ons Erfdeel. Jaargang 51
(2008)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
Weg van de Hollandse klei
| |
Duits versus Nederlands theaterVoor regisseur Alize Zandwijk (o1961) heeft de kennismaking met het Duitse theater diepere en verdergaande consequenties gehad dan voor de meeste van haar Lagelandse collega's die ook wel eens in Duitsland werken. Theu Boermans, Ivo van Hove en zelfs Johan Simons exporteren vooral hun eigen stijl naar Duitsland. Alize Zandwijk daarentegen neemt iets van dat Duitse theater mee terug naar Nederland. En ze doet er iets speciaals mee. Acteurs mogen van Zandwijk schitteren, en dat is nieuw in Nederland. De opvattingen over acteren verschillen hemelsbreed tussen Duitsland en Nederland. Net als het gevoel voor humor overigens. Het meest pijnlijk kwam dat in de afgelopen jaren aan het licht in de voorstelling De Speler, naar de roman van Dostojevski. Deze voorstelling die Johan Simons maakte bij de Berlijnse Volksbühne am Rosa Luxemburgplatz was een opeenstapeling van meningsverschillen over wat theater zou moeten betekenen en hoe het gespeeld moet worden. Middelpunt van deze mislukte avond was de Duitse steractrice Astrid Meyfeld, die twee uur lang haar Nederlandse en | |
[pagina 69]
| |
wijbrand schaap Duitse collega's van het toneel trachtte te blazen. Het lag niet eens aan haar, maar meer aan het onvermogen van Johan Simons om haar diepgaand te overtuigen van zijn Hollandse spelopvatting. Duitse acteurs zijn virtuoze technici, die in staat zijn om zich een rol binnen recordtijd eigen te maken. Vervolgens brengen zij die op een manier waar veel Nederlanders van gruwen: geëxalteerd, over the top, luid en duidelijk. De Duitse opvattingen over inleving sporen dan ook totaal niet met de Nederlandse: onder het motto ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ is in de Lage Landen een acteerstijl ontwikkeld van sobere ingehoudenheid, kleine gebaren en teruggehouden emoties. | |
EgalitairOm iets te zien van wat de praktijk van het Duitse theater voor de Lage Landen kan betekenen, moeten we bij Zandwijk zijn. Het helderst wordt dat door een lijn te trekken van Nachtasiel, haar eerste voorstelling bij Ro Theater (1998), via Leonce en Lena naar haar recentere hoogtepunten als Platonov, Onschuld, King Lear en Baal. Nachtasiel was in die rij een extreem ‘Hollands’ stuk vergeleken met Zandwijks latere werk. Het was een sober, kaal, egalitair en zo extreem vlak stuk dat het weer leuk werd, al is ‘leuk’ misschien niet het beste woord in dit geval. De voorstelling was spectaculair in zijn strengheid, maar bezat ook die onnavolgbare relativerende humor die Zandwijks werk kenmerkt als ze op haar best is. Immers, ze heeft ook wel eens voorstellingen gemaakt op momenten dat ze even niet kon lachen, en dat waren seizoensdieptepunten. Zo heeft ze kort na Nachtasiel iets met een Oresteia gedaan dat | |
[pagina 70]
| |
streng en ritueel en droevig was, maar zo verwonderlijk is dat niet: in dat tweede jaar waren zij en Guy Cassiers, toen pas aan de slag bij Ro Theater, vooral bezig om het gezelschap organisatorisch op de rails te zetten. Daar leden beider producties onder. Guy Cassiers heeft toen bijvoorbeeld een Kasimir en Karoline gemaakt waar hij ook liever niet aan herinnerd wil worden. | |
JongerenIn 2002 was daar opeens Leonce en Lena. Dat jeugdstuk van Büchner bracht het beste boven in Zandwijk. De kracht van die regie galmt nog door in haar recentere werk en is tegelijk een culminatie van alles wat ze in de vijftien jaar daarvoor had gemaakt. Want zo lang is Alize Zandwijk al bezig, en zo lang al werkt ze op topniveau. Bij Toneelgroep Amsterdam maakte ze twee keer een jongerenvoorstelling als tegenhanger van de grotemensenproductie die tegelijkertijd door de echte acteurs in de schouwburg werd gebracht. Die twee voorstellingen, Voorjaarsontwaken uit 1989 en King Lear Junior uit 1990, zijn legendarisch, en niet alleen vanwege de heftige inhoud van die stukken, maar ook vanwege de vrijheid waarmee de puberacteurs zich - vaak ook zonder kleren - over het toneel bewogen. Het leverde haar de reputatie op van een regisseuse die haar jonge en onschuldige acteurs uit pure dadendrang tot extremiteiten dwong, maar het blijkt eerder omgekeerd te zijn geweest. De kinderen wilden zelf niets liever. Eenmaal door de audities van dat grote echte gezelschap heen wilden die jongens en meisjes alles doen wat ze dachten dat hoorde bij het echte toneel. Uit de kleren gaan bleek een van de belangrijkste kenmerken. Het leverde in ieder geval prachtige krantenfoto's op van de jonge Gillis Biesheuvel, nu prominent lid van het strenge gezelschap Dood Paard, maar toen nog scholier, één meter negentig, naakt en met een kroontje op zijn hoofd. Inmiddels zijn de tijden veranderd. Zandwijk bleef niet bij Toneelgroep Amsterdam. De reden van haar vertrek weten we niet, maar de kans is groot dat ze de sfeer in het gezelschap niet zag zitten. De acteurs van Toneelgroep Amsterdam stonden er namelijk om bekend dat ze nieuwkomers in de leiding genadeloos op de proef stelden. Menig beginnend regietalent is daaraan in de jaren negentig ten onder gegaan. De door de ambitieuze regisseuse zo gewenste erkenning liet dus nog op zich wachten. Zandwijk koos voor een bestaan als freelancer en werd uiteindelijk vast regisseur van het in Den Haag gevestigde structureel gesubsidieerde jeugdtheatergezelschap Stella. Daar heeft ze haar eerste legendarische regies gemaakt van klassiekers die ze op haar eigen manier te lijf ging. Hoogtepunt was haar versie van Othello, met haar favoriete acteur Jack Wouterse in de hoofdrol, naast grootheden als Marc Van Eeghem, Monic Hendrickx en Sanneke Bos. Het was een zinderende voorstelling die verliep als een ruige nacht in een disco, tot en met | |
[pagina 71]
| |
Ro Theater, Leonce en Lena, 2001, Foto Pan Sok.
| |
[pagina 72]
| |
het ontluisterende moment waarop aan het einde de neonlichten aanfloepen en zo zicht bieden op het slagveld van de voorgaande avond. Deze voorstelling werd, samen met de al even heftige versie van Hugo Claus' klassieker Vrijdag die ze daarvoor had gemaakt, bekroond met de Prosceniumprijs van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties. Ruim tien jaar na haar veelbelovende begin was dat een late, maar terechte beloning voor het werk van Zandwijk, die als geen ander een voelspriet heeft voor wat er in een jong hoofd omgaat. Dat ze door Guy Cassiers in de leiding van het gezelschap werd opgenomen was daar een logisch gevolg van, al wilde ze absoluut niet als ‘jongerenspecialiste’ opereren: haar positie moest gelijkwaardig zijn, Zandwijk wilde als normaal regisseur gezien worden. Dat haar publiek een stuk jonger was dan dat van Cassiers, moest ze dan maar op de koop toe nemen. Het is overigens niet zozeer de vorm, als wel het gevoel en de sfeer die het theater van Alize Zandwijk voor een jong publiek aantrekkelijk maken. In Leonce en Lena dreunde een gevoelslaag door die maakte dat deze Büchner swingde als de hel. Toch was haar werk nog diep geworteld in de Hollandse klei. Pas sinds Platonov is Zandwijks werk veel transparanter en levendiger aan het worden, al is de boodschap vaak nog even somber als die van Nachtasiel en Leonce en Lena. Zandwijk laat nu echter veel meer toe. Haar spelers kunnen zich vrijpostigheden permitteren die eerder haast ondenkbaar waren. Het gaat eigenlijk nog verder dan dat: Zandwijk dwingt haar Nederlandse spelers om dingen te doen die de gemiddelde Nederlandse toneelspeler op de toneelschool afleert. Dat doet ze ook onder invloed van Duitsland, waar de acteurs zich hebben bekwaamd in het vet en op het effect spelen van hun rol. Moet ze bij het Hamburgse Thalia Theater, waar ze afgelopen jaren een aantal opvallende regies deed, haar acteurs vaak motiveren om iets minder te doen, omgekeerd zweept ze haar Hollandse acteurs op tot meer vuur en uiterlijk vertoon. Daarbij overigens geholpen door de Vlaamse werknemers. | |
BoosIn 2005 maakte ik van Platonov een paar repetities mee. Dat is uitzonderlijk, want Zandwijk heeft een moeilijke verhouding met de openbaarheid, en dan vooral met de pers. Wanneer ze daartoe de kans krijgt, zal ze niet schromen om journalisten de mantel uit te vegen over hun gebrek aan kennis van zaken, hun oppervlakkigheid en hun populisme. Als ze een echt slechte bui heeft, kan haar woede op het journaille gigantische vormen aannemen, tot grote spijt van haar pr-afdeling. Op de dag dat ik na veel vijven en zessen werd toegelaten tot het heiligdom van de repetitieruimte in Rotterdam, viel ik wat betreft haar humeur in de boter. Woedend was ze, op de decorontwerper allereerst, die een te onhandig decor had gemaakt, maar vervolgens ook op | |
[pagina 73]
| |
Ro Theater, Onschuld, 2007, Foto Sjouke Dijkstra.
de pr-afdeling die net die dag een groep theaterdirecteuren een rondleiding wilde geven en op de mensen die ook nog hadden gezorgd voor een journalist bij de repetitie. Zandwijk bleek uiterst vrolijk om te gaan met de spelers, maakte grappen en regisseerde losjes, terwijl de acteurs alle tijd namen om scènes voor zichzelf uit te zoeken. Ook toen ze uiteindelijk toch even uit haar slof schoot, omdat dingen niet gingen zoals ze wilde, onderging iedereen haar uitbarsting geduldig. Een dag later was alles bij het oude en werd er stevig en goedgemutst doorgewerkt. Actrice Anneke Blok, in die periode even weg bij haar vaste regisseur Theu Boermans, ervoer het werken met Alize Zandwijk als weldadig, maar ze heeft ook bedenkingen bij de losse aanpak van de regisseuse. ‘Als we bij Alize Zandwijk een groot feest moeten spelen, dan kunnen we daar tijdens de repetitie iets heel moois van maken, met rare pakken en virtuoze invallen. Heel erg goed. Maar je weet vervolgens niet hoe je dat de volgende dag moet herhalen. Bij Theu gaat het anders: die werkt heel gericht naar een hele vaste vorm. Ik gedij daarbij. Maar misschien is dat omdat ik in die twintig jaar door Theu gevormd ben. Je ziet bij hem heel weinig solerende acteurs die zichzelf op de voorgrond zetten.’ En juist die solerende acteurs krijgen bij Zandwijk veel meer ruimte. Het is te zien in Onschuld en King Lear, en zeker in Baal, haar recentste regie. Het moet voor acteurs | |
[pagina 74]
| |
Ro Theater, Platonov, 2005, Foto Beer Buijsman.
heerlijk zijn om zo vrij met een rol om te mogen gaan. Het is ook juist die vrijheid die de acteurs van Alize Zandwijk uitdaagt om verder te gaan dan ze in eerste instantie van zichzelf zouden verwachten. Een mooi voorbeeld van zo'n ontwikkeling is Fania Sorel. Deze actrice had in het begin van haar carrière haar uiterlijk een beetje tegen, of mee, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt. Haar grote ogen, haar dromerige blik en ronde vormen maakten van haar het ideale mooie meisje, zoals bijvoorbeeld goed te zien was in de Proustcyclus die Guy Cassiers bij het Ro Theater maakte. Die uitstraling zat haar echter een beetje in de weg, en het was de invloed van Alize Zandwijk die ervoor zorgde dat Fania Sorel het lelijke beest in zichzelf kon opzoeken en bevrijden. In Onschuld en King Lear was daar een eerste glimp van te zien, maar pas in Baal treedt het in al zijn wildheid en lelijkheid naar buiten. Het moet voor haar een even grote verrassing zijn geweest als voor de toeschouwers die haar al wat langer volgden, en het heeft goed uitgepakt. Fania Sorel maakt van Baal dankzij de wilde invloed van Alize Zandwijk een androgyne punkheld, zo afstotelijk en aantrekkelijk tegelijk als Brecht het bedoeld zou hebben, als hij de gedachte bij zichzelf had toegelaten. | |
[pagina 75]
| |
VrouwAlize Zandwijk klaagt nog regelmatig over het gebrek aan erkenning voor haar werk. Terecht. Wanneer Ivo van Hove, Theu Boermans of Johan Simons gevraagd worden door buitenlandse theaters, is dat nieuws, dat soms zelfs de voorpagina haalt van de krant. Zandwijks buitenlandse successen worden echter grotendeels genegeerd, of op zijn minst niet op waarde geschat. Wanneer Nachtasiel juichende kritieken scoort in Edinburgh en uiteindelijk zelfs tot in Moskou op tournee gaat, is dat maar een klein berichtje. Misschien is de moeizame verhouding met de pers wel debet aan de geringe aandacht voor haar werk. Rotterdam, een moeilijke stad voor cultuur, helpt ook niet. En de voorstellingen van Zandwijk gaan vrijwel allemaal over de rauwe rafelrand van de maatschappij. Theaterpubliek is daar lang niet altijd van gediend: net als 2.500 jaar geleden zien mensen liever koningen lijden dan hun eigen klassegenoten. En voor medelijden met de onderklasse, Zandwijks handelsmerk, hebben we maar een paar keer per jaar ruimte. Zo droef is het met het immer burgerlijke schouwburgtheater gesteld. Er is echter misschien wel een reden die nog banaler is, en die nog meer een diepe fout van de huidige theaterwereld blootlegt: komt het gebrek aan erkenning in Nederland voor haar prestaties uitsluitend omdat zij een vrouw is en haar succesvolle collega's man? Ook al is ze met ingang van 1 januari 2009 in het gezelschap van Ola MafaalaniGa naar eindnoot1, die artistiek leider wordt van het Noord Nederlands Toneel, en geeft Mirjam Koen al jaren mede leiding aan het Onafhankelijk Toneel: met zo weinig vrouwen in topfuncties loopt het theater van de Lage Landen feitelijk achter, en dat kan een probleem worden. Alize Zandwijk heeft in het Nederlandse taalgebied niet zoveel groeiruimte meer. Het zou niet mogen gebeuren dat opnieuw een talent naar elders vertrekt. Zeker niet omdat het onze enige theater-topvrouw is. Ro Theater, William Boothlaan 8, NL-3012 VJ Rotterdam; Postadres: Stichting Theaterproduktie Rotterdam, Postbus 2656, NL-3000 CR Rotterdam, tel. +31 (0)10 404.68.88, fax +31 (0)10 414.77.17, www.rotheater.nl.info@rotheater.nl. |
|