| |
| |
| |
Johannes Stradanus
Gevierd Brugs schilder in Florence
‘.... soo sal Vlaender ten minsten haer ghetroosten, sulck een besonder Brugghelingh te hebben ghehadt, die t'schoon Florencen met de bloemen zijner wercken noch schoonder wesen heeft toeghelangt.’
Karel van Mander, 1604.
Sommige kunstenaars uit het verleden zijn een begrip onder kenners en vakgenoten maar zijn nobele onbekenden bij het grote publiek. Johannes Stradanus - de verlatiniseerde versie van Jan van der Straet, in Italië bekend als Giovanni Stradano - is een van die kunstenaars. Deze Bruggeling van geboorte maakte carrière in het Florence van de tweede helft van de zestiende eeuw, was na Giorgio Vasari een van de belangrijkste schilders aan het hof van de Medici, en maakte vooral grote naam als ontwerper van honderden prenten waarvan sommige tot de meest gereproduceerde gravures uit de kunstgeschiedenis zijn gaan behoren.
| |
Adjudant van Vasari
Hoewel er tot dusver geen archivalisch materiaal bekend is dat daarvoor onomstotelijke bewijzen levert, kan uit verschillende betrouwbare bronnen uit zijn directe omgeving worden afgeleid dat Stradanus omstreeks in 1523 in Brugge geboren moet zijn. De goed met hem bevriende literator en kunstenaarsbiograaf Raffaello Borghini vertelt met informatie uit de eerste hand hoe Stradanus na een leertijd bij zijn vader en de verder onbekende Brugse meester Maximiliaen Francken naar Antwerpen vertrekt. Daar bekwaamt hij zich verder in het atelier van Pieter Aertsen, waar hij de beeldtaal van de renaissance en het vermogen complexe composities uit te beelden goed onder de knie krijgt. In 1545 wordt Stradanus als volleerd meester opgenomen in het Antwerpse Sint-Lukasgilde. Net als veel andere schilders van zijn generatie - zoals Pieter Bruegel in 1552-'53 - vertrekt de jonge kunstenaar kort daarna (in 1547?) naar Italië, het Mekka van al wie aspiraties heeft in de beeldende kunsten. Het is de roep van de
| |
| |
manfred sellink
werd geboren te Nijmegen in 1961. Studeerde kunstgeschiedenis en geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Is artistiek directeur van de Stedelijke Musea Brugge. Organiseerde tentoonstellingen en publiceerde boeken en catalogi over de kunst uit de Lage Landen in de zestiende en zeventiende eeuw, recent bijvoorbeeld Breugel. The complete paintings, drawings and prints (2007).
Adres: Dijver 12, B-8000 Brugge
overblijfselen van de antieke oudheid, maar niet minder de aantrekkingskracht van de vermaarde Italiaanse renaissancekunstenaars die in de zestiende eeuw jonge en ambitieuze kunstenaars naar met name Rome, en in iets mindere mate Venetië en Florence weet te lokken.
Alweer volgens Borghini reist Stradanus via Lyon - waar hij een tijd bij de van oorsprong Nederlandse schilder Corneille de la Haye gewerkt moet hebben - naar Venetië. Ook daar blijkt hoe belangrijk het netwerk van land- en streekgenoten was. De Bruggeling ontmoet (in 1550?) een Vlaamse tapijtwever die aan het hoofd staat van de net opgerichte ‘arazzeria medicea’, het tapijtatelier waarmee de Florentijnse hertogen willen wedijveren met de grandeur van met name het Franse hofleven, en die hem klaarblijkelijk stimuleert naar de Toscaanse stad af te reizen en zich daar te vestigen. Hoewel archivalische gegevens voor de eerste jaren ter plekke ontbreken, weet Stradanus zich duidelijk een belangrijke positie te verwerven als ontwerper van tapijten. In documenten vanaf 1557 wordt in de rekeningen met grote regelmaat vermeld dat Giovanni Stradano de ontwerpen en kartons (de uitgewerkte modellen op ware grootte die door de wevers gebruikt werden) voor monumentale, uiterst kostbare en prestigieuze tapijten voor zijn rekening heeft genomen. Daarvan bevinden zich nu nog vele exemplaren in Florentijnse musea - zij het zelden op zaal, maar veelal opgerold in depots. Het is door deze werkzaamheden dat de jonge Vlaming al snel in contact komt met Giorgio Vasari, nu veelal bekend als kunsttheoreticus en schrijver van Le Vite, het eerste systematische overzicht van de geschiedenis van de beeldende kunsten. In zijn eigen tijd was Vasari bovenal de meest invloedrijke schilder, architect en
| |
| |
Philips Galle (atelier van Stradanus; naar een ontwerp van de meester), Het atelier van de kopergraveur (uit de serie Nova Reperta), ca. 1590-1595, gravure, 20 × 27,5 cm, collectie Groeningemuseum, Steinmetzkabinet, Brugge.
Id., Het (zogenoemde) atelier van Jan Van Eyck (uit de serie Nova Reperta), ca. 1590-1595, gravure, 20 × 27,5 cm, collectie Groeningemuseum, Steinmetzkabinet, Brugge.
| |
| |
‘kunstenaarsimpresario’ aan het hof van de Medici. Een van de grootste opdrachten voor diens atelier in de jaren '50 en '60 was de volledige decoratie van het Palazzo Vecchio, het paleis van de hertogen bij uitstek en nu nog steeds een van de grootste en meest indrukwekkende publiekstrekkers in Florence.
Weinigen van de duizenden cultuurtoeristen die dagelijks het gebouw en de alomtegenwoordige frescodecoraties bewonderen, zullen beseffen dat naast Vasari zelf het grootste aandeel hierin van de hand van een Brugse schilder is. Van 1557 tot ongeveer 1571 werkt Stradanus nauw samen met Vasari en groeit hij uit tot diens belangrijkste adjudant in het ruim twintig schilders tellende atelier dat maand in, maand uit werkt aan de even uitvoerige als complexe muur- en plafondschilderingen in het hertogelijke paleis. Een treffend bewijs is het zelfportret van de Bruggeling dat pal naast dat van Vasari door beide kunstenaars gezamenlijk is geschilderd op een monumentaal plafondstuk in de Salone dei Cinquecento, de grote hofzaal waar de triomfen van het Medicigeslacht in fresco én olieverf vereeuwigd zijn. In stijl, compositie en techniek sluit het werk van de Vlaming geheel aan bij dat van Vasari en diens ‘bottega’: uitgewerkte en complexe composities met een soms al te nadrukkelijk vertoon van virtuositeit in de houdingen en draaiingen van het menselijk lichaam. Het kleurgebruik sluit eveneens aan bij de ontwikkeling van wat later bekend staat als het Florentijnse maniërisme: helderder en met grotere nadruk op licht-donker-effecten dan de voorgaande generaties. Van enigerlei invloed van de Vlaamse schildertradities is in deze periode weinig te merken, allicht ook al omdat Giorgio Vasari het programma van de decoraties van het paleis stevig in handen had. Wat wel opvalt, is de hoge technische kwaliteit van het werk en de trefzekerheid waarmee hij schildert. Hoogstwaarschijnlijk de reden voor de snelheid waarmee hij carrière maakt in het zeker niet om kunstenaarstalent verlegen Florence in het derde kwart van de zestiende eeuw.
Ook buiten zijn werkzaamheden voor de ‘arazzeria medicea’ en de werkplaats van Vasari weet Giovanni Stradano zich een vaste plek te verwerven in de Toscaanse hoofdstad, zowel privé als artistiek. In 1563 wordt hij geaccepteerd als lid van de prestigieuze Accademia del Disegno, tegelijk met schilders als Bronzino, Allesandro Allori en de befaamde beeldhouwer Giambologna - de laatste net als hijzelf afkomstig uit de Lage Landen. In de decennia die volgen, zal Stradanus regelmatig officiële functies bekleden in de Academie. Ook wordt hij als vanzelfsprekend betrokken bij het vormgeven en schilderen tijdens grote plechtigheden in Florence, zoals de begrafenis van Michelangelo in 1569. Financieel moet het hem redelijk voor de wind gaan, hij heeft een huis en bezittingen en schenkt jaarlijks forse bedragen aan religieuze instellingen. Een daarvan is het klooster Sant'Agata, waar zijn dochter Lucrezia onder de naam ‘suor Prudenzia’ in de zomer van 1569 is ingetreden. Uit het huwelijk met de (Florentijnse?) Lucrezia di Lorenzo Guardieri - die tenminste in 1583 nog in leven is - heeft
| |
| |
Stradanus in ieder geval nog één zoon, Scipio. Deze volgt in de artistieke voetsporen van zijn vader, en werkt van het einde van de jaren '70 tot aan diens dood in 1605 met hem samen aan de vele opdrachten voor frescodecoraties en altaarstukken.
| |
Het realisme van Ioannes Stratensis Flandrus
Het duidelijke succes van Stradanus als schilder en tapijtontwerper aan het Medicihof effent geleidelijk de weg voor andere opdrachtgevers. Het is nog via zijn eerste ‘padrone’ (patron) dat hij in 1564 in Arezzo intensief meewerkt aan de familiekapel van Giorgio Vasari in de Santa Maria in Arezzo, waar hij ondermeer een innemend portret van diens ouders schildert. Maar het is op eigen kracht dat hij een paar jaar later opdrachten binnensleept voor grote altaarstukken in de belangrijkste kerken van Florence, te beginnen met de Santa Croce in 1569, waarna de SS. Annunziata, de Santo Spirito, de Santa Maria Novella en andere kerken volgen. Ook slaat hij langzamerhand zijn vleugels uit buiten Florence en werkt hij in plaatsen als Pisa, Prato, opnieuw Arezzo en Forli. Het is ook buiten Vasari om dat Stradanus in 1570 een van zijn meest bijzondere opdrachten krijgt: het schilderen van een tweetal panelen voor de studiolo van Francesco I di Medici. Met name Het laboratorium van de alchemist is een hoogtepunt, zowel in het oeuvre van Stradanus zelf als binnen de door een vijftiental schilders gedecoreerde studiolo - een ruimte die uitkomt op de Salone dei Cinquecento en die vanwege de kwetsbaarheid van de kunstwerken normaal gesproken niet publiek toegankelijk is. Opvallend is, naast de vergeleken met eerder werk hardere kleurzetting, vooral het uitgesproken realisme van dit op natuursteen geschilderde werk. Het is dit realisme dat, zowel in de ogen van zijn tijdgenoten als van (veel) latere kunstcritici, Stradanus aan doet sluiten bij de artistieke tradities van de Lage Landen. De opvallende signatuur ‘Ioannes Stratensis Flandrus 1570’ doet vermoeden dat de schilder zich daar terdege bewust van was.
De periode 1569-'71 is een scharniermoment in de loopbaan van de Florentijnse Bruggeling. Hij weet zich te midden van heftige en kwalitatief hoogstaande concurrentie als vaste waarde te vestigen. Iets dat nodig bleek omdat de invloed van Vasari - die in 1574 zou sterven - in Florence steeds meer afnam en de stroom opdrachten van het Medicihof snel aan het opdrogen was. Uit verschillende brieven van Vasari en zijn directe omgeving uit de jaren 1571-'73 blijkt dat Stradanus' dadendrang hem niet in dank wordt afgenomen en dat er een totale vertrouwensbreuk is tussen de twee kunstenaars. In de entourage van de oude meester worden schampere opmerkingen gemaakt over de concurrent en het te Vlaamse karakter van zijn werk. De (brood)nijd gaat zelfs zo ver dat Vasari alle mogelijke moeite doet een opdracht aan Stradanus voor een altaarstuk de Santa Maria Novella tegen te houden en toe te vertrouwen aan een hem wel getrouwe schilder - overigens zonder resultaat.
| |
| |
| |
Terug naar Vlaanderen
Tot 1576 blijft Giovanni Stradano - op een mogelijk kort verblijf in Rome in 1561 na - in Florence wonen en werken. In dat jaar reist hij af naar Napels waar hij in dienst komt van Don Juan van Oostenrijk, een bastaardzoon van Karel V die als aanvoerder van de Spaans-Venetiaanse vloot de Turken bij Lepanto in 1571 een beslissende nederlaag had toegebracht en daarvoor beloond was met de post van vicaris-generaal van de Spaanse gebieden in Italië. Volgens Borghini was het de taak van de kunstenaar om de veldslagen van deze Habsburger in beeld te brengen. Het is te betwijfelen of daar in Napels veel van terechtkwam, omdat Don Juan in 1576 benoemd werd tot Landvoogd van de Nederlanden en per direct af moest reizen naar dit uitermate roerige gebied. Opnieuw volgens de biografie van Borghini reist Stradanus in het gevolg van de Spanjaard mee om zo voor het eerst in bijna dertig jaar weer naar zijn vaderland terug te keren.
Veel schilderwerk voor Don Juan zal hij niet verricht hebben, die had zijn handen meer dan vol aan de politieke en militaire desintegratie van de Nederlanden en zou bovendien al in 1578 bij Namen sterven. Toch is zijn verblijf een keerpunt. Het kan niet anders dan dat de kunstenaar in deze jaren regelmatig in Antwerpen verblijft en daar nauwe contacten onderhoudt met de graveur en prentuitgever Philips Galle. Al vanaf 1574 had Stradanus vanuit Florence met de ambitieuze en internationaal opererende Galle samengewerkt in het maken van enkele gravures, net zoals hij een paar jaar eerder ontwerpen had geleverd aan de in 1570 gestorven Antwerpse prentuitgever Hieronymus Cock. Was tot dan het tekenen van ontwerpen voor gravures een incidentele bezigheid - een afgeleide van composities die hij als altaarstuk of tapijtontwerp al had afgewerkt -, vanaf 1576 wordt dit een van de belangrijkste activiteiten tot aan zijn dood. De eerste prentreeks die Philips Galle en Stradanus verzorgen, staat nog helemaal in het teken van Don Juan: het gaat immers om een veertigtal ‘portretten’ van paarden uit de stal van de landvoogd, in 1577-'78 door verschillende medewerkers van het prentatelier van Galle in het koper gesneden en opgedragen aan de Spanjaard. Het is een serie die de toon zet voor Stradanus' prentontwerpen in de volgende twintig jaar: virtuoos getekende ontwerpen met veelal innovatieve onderwerpen, met groot technisch vakmanschap in Antwerpen gesneden, gedrukt en uitgegeven, veelal door Philips Galle en diens atelier, en door de laatste in grote oplages verspreid over heel Europa.
| |
| |
| |
... En terug naar Italië
Wanneer Johannes Stradanus terugkeert naar Italië is onduidelijk. In 1580 is hij zeker werkzaam in Napels en het lijkt erop dat hij in ieder geval tot 1582 veelal buiten Florence werkzaam is - al blijft hij daar zakelijk en privé stevig geworteld. Vanaf 1583 woont en werkt de kunstenaar aantoonbaar weer in de Toscaanse hoofdstad. Zijn zeker voor dat tijdsgewricht al gevorderde leeftijd is geen enkel beletsel voor een gestage stroom van werkzaamheden. Met zijn zoon Scipio werkt hij bij voortduring aan opdrachten voor fresco's en altaarstukken in Florence en directe omgeving - al zijn deze minder prestigieus dan de opdrachten tot aan 1576, en is, eerlijk gezegd, de kwaliteit van deze werken ook beduidend minder dan in die eerdere periode.
Zoals gezegd, blijkt Stradanus al zijn inventiviteit en technisch kunnen te investeren in de vele honderden getekende ontwerpen die duizend vijfhonderd kilometer naar het noorden in de Antwerpse prentateliers in het koper worden gesneden en gedrukt. Naast Philips Galle levert hij in de jaren '80 en '90 ontwerpen aan diens zoons Theodoor en Cornelis Galle - die overigens beide een tijd in Italië verblijven -, diens schoonzoons Adriaen en Johannes Collaert, en het atelier van de gebroeders Wierix. Wat onderwerpen betreft, lijken die enerzijds bepaald door wat de internationale markt voor grafiek vanuit Antwerpen bepaalde, zeker na de inname van de stad door hertog Farnese in 1585: contrareformatorische thematiek die zichtbaar is in een tweetal fraaie passiecycli, reeksen met het leven van Maria en Johannes de Doper, series en talloze losse devotionele prenten. Anderzijds blijkt er een duidelijke inbreng van Stradanus in thema's die nauw aansluiten bij wat leeft en actueel is in de Florentijnse intellectuele en literaire elite. Een belangrijk contact moet de schrijver en geleerde Luigi Alamanni zijn geweest - vermeld in verschillende opdrachten en dedicaties op prenten. Het is zeer zeker deze Florentijnse humanist geweest die Stradanus inspireerde om de volledige Divina Commedia, onderwerp van verhitte discussies in de literaire academies, te illustreren met een magnifieke reeks van tekeningen. Van dit afgebroken project is enkel het aangrijpende Canto 34 van de Hel, waar Dante en Vergilius Lucifer in het midden van de aarde aanschouwen, als gravure door Galle uitgebracht. Andere thema's die aansluiten bij soortgelijke intellectuele belangstelling zijn de Nova Reperta (de ‘nieuwe’ vondsten van de eigen tijd die afsteken tegen dat wat de antieken hebben voortgebracht), de ontdekking van Amerika en de illustere daden van Romeinse vrouwen. In weer een ander, op een breder publiek gericht genre van prentontwerpen grijpt Stradanus
terug op onderwerpen die hij in eerdere decennia voor de Medici had uitgewerkt als tapijtontwerpen en fresco's in het Palazzo Ducale: jachtscènes van de meest uiteenlopende soort, een reeks die de geschiedenis en fabricage van zijde belicht, en een lange reeks met de militaire triomfen van de Medici. Het zijn dergelijke prenten - en dan in het bijzonder zijn weergave van de ontdekking
| |
| |
Johannes Wierix, Portret van Johannes Stradanus, ca. 1580, gravure, 21,5 × 28 cm, collectie Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam.
| |
| |
van de olieverfkunst in het atelier van Jan van Eyck, en de twee prenten met de ateliers van de boekdrukker en de kopergraveur - die tot de meest gereproduceerde grafische bladen uit de kunstgeschiedenis behoren. Maar al in zijn eigen tijd was grafiek naar ontwerp van Stradanus wijd verspreid: Antwerpse uitgevers als Galle, Collaert en Wierix verspreiden hun grafiek niet alleen in Europa, maar weten via nieuwe handelsroutes en de zendingsdrift van bijvoorbeeld de jezuïetenorde ook veel prenten af te zetten in de nieuw ontdekte continenten en het Verre Oosten. Opvallend is bovendien dat ontwerpen van Stradanus talloze keren gekopieerd zijn, niet alleen in ‘traditionele’ media als schilderijen, tekeningen en grafiek, maar ook in de meest uiteenlopende vormen van kunstnijverheid, tot in uitgesneden en in zilver gevatte kokosnoten aan toe.
In hoeverre het Johannes Stradanus zelf is die deze keuze van onderwerpen van prenten en prentreeksen bepaalt, is maar zeer de vraag. Met name Philips Galle - die behoorde tot de inner circle van het Plantijnse Huis en in contact stond met de meest vooraanstaande geleerden van zijn tijd - heeft gedurende heel zijn lange en succesvolle loopbaan aantoonbaar een scherp oog gehad voor de explosief gegroeide vraag naar complexe, humanistisch georiënteerde afbeeldingen. Maar het is zeker de Brugse Florentijn geweest die de Antwerpse graveur en uitgever op kansen en mogelijkheden heeft gewezen en dergelijke voor noordelijke prentuitgevers minder vanzelfsprekende thema's heeft aangereikt. Het is bovendien ontegenzeggelijk Stradanus' grote verdienste dat hij zijn grote tekentalent en compositorische vermogen heeft aangewend om een kleine vierhonderd prentontwerpen uit te werken. Bijna zevenhonderd tekeningen van de meester zijn bewaard gebleven, van losse krabbels en schetsen tot monumentaal uitgewerkte bladen die als zelfstandig kunstwerk bedoeld lijken te zijn. Een belangrijk deel van dit getekende oeuvre staat overigens rechtstreeks in verband met de geschetste prentproductie. Zijn tekenstijl is nogal karakteristiek en combineert de tekentradities van de Lage Landen en Italië. Naast vlot opgezette contouren, veelal in pen met bruine inkt, valt op dat Stradanus composities voornamelijk uitwerkt met wassingen in blauwe en bruine inkt. Daarmee hebben zijn prentontwerpen - in tegenstelling tot de lineaire traditie van grootmeesters als Maarten van Heemskerck en Pieter Bruegel, waar de precieze en verfijnde penvoering domineert en penseelgebruik zo goed als afwezig is - een tonaal en schilderachtig karakter.
In november 1605 sterft Giovanni Stradano op hoge leeftijd, actief tot kort voor zijn dood. Hij wordt begraven in de voor ‘oltremontani’ - mensen van over de bergen - voorbehouden Cappella della Compagnia di Santa Barbara in de Santissima Annunziata, de kerk die dan weer nauw verbonden is met de Florentijnse academie en kunstenaarsgemeenschap. Tot op de dag van vandaag is daar een fraai borstbeeld van de kunstenaar te bewonderen, gemaakt naar een portret van de hand van zijn zoon Scipio, met een opschrift dat zijn Vlaamse herkomst en geboorte in Brugge benadrukt.
| |
| |
Hoezeer Stradanus ook ingeburgerd was in Florence en daar carrière maakte te midden van zijn Italiaanse confraters, zijn wortels in Vlaanderen lijkt hij nooit vergeten te zijn en eerder gekoesterd te hebben. Zijn intensieve contacten met de Antwerpse markt voor grafiek zijn daar een blijvend bewijs van, evenals het portret dat Hendrick Goltzius tijdens zijn Italiaanse reis in 1591 van de kunstenaar tekende, laat zien dat de oude meester maar al te graag getalenteerde landgenoten ontving. Dat in de drie bekende versies van zijn testament behalve zijn kinderen ook steevast zijn in Vlaanderen wonende zuster Marta en haar echtgenote Joannes Merula tot de begunstigden behoorden, geeft aan dat de schilder zelfs decennia na zijn vertrek uit de Lage Landen zijn banden met zijn vaderland niet vergeten is.
| |
Bronnen
De belangrijkste eigentijdse bronnen voor het leven en werk van Stradanus zijn Raffaello Borghini's Il Riposo, Florence, 1584, en Karel van Manders Schilder-Boeck, Haarlem, 1604. Van Manders biografie is uitstekend geannoteerd in de editie van Hessel Miedema (Doornspijk 1994-'99, deel 5, pp. 65-73). Behoudens talloze deelstudies in vakliteratuur is er slechts één recente, uitvoerige monografie aan de kunstenaar gewijd: Alessandra Baroni Vannucci, Jan Van Der Straet detto Giovanni Stradano, flandrus pictor et inventor, Milaan & Rome, 1997. Over het functioneren van de internationale markt voor grafiek in de tweede helft van de zestiende eeuw - waar Antwerpen het belangrijkste en meest innovatieve centrum van was - en de rol van Philips Galle en Stradanus, zie mijn inleiding in: Manfred Sellink & Marjolein Leesberg, Philips Galle; The New Hollstein, Dutch & Flemish Etchings, Engravings and Woodcuts. 1450-1700, Rotterdam, 2001, 4 dln., pp. xxxi-lxxxi.
Op 9 oktober a.s. opent in het Groeningemuseum in Brugge de eerste grote tentoonstelling over Stradanus: Stradanus (1523-1607), hofkunstenaar van De Medici. De expositie zal duren tot 4 januari 2009. Bij die expo verschijnt een Engelstalige catalogus en een publieksboek in het Nederlands en Frans. Meer informatie: Groeningemuseum, Dijver 12, B-8000 Brugge, tel. +32 (050 44.87.11. fax +32 (0)50 44.87.78. musea@brugge.be. www.brugge.be/musea.
|
|