| |
| |
| |
Nog een halve hond
Over het werk van Joke van Leeuwen
Lang geleden, toen ik in Amsterdam studeerde, volgde ik ook de colleges van professor Stuiveling over retorica. Dat gebeurde op een plechtige plek, in de Lutherse kerk op het Spui. Professor Stuiveling sprak ook plechtig: over de geschiedenis van het vak, te beginnen bij Quintilianus en Cicero, en hoe dat moest, spreken in het openbaar.
Vooral over het begin moest je goed nadenken. Een verkeerd begin en alles was verbruid. Dus gaf hij een opsomming van verkeerde beginnen. Nooit beginnen met een citaat, en zeker niet met een citaat in het Latijn. Nooit beginnen met een uiteenzetting over de correspondentie die aan de lezing voorafging, de uitnodiging, de twijfels, de toezegging. En vooral nooit beginnen met de geruststelling dat je het kort zult maken. Máák het desnoods kort, maar praat daar niet over.
Ik moet heel vaak aan deze negatieve aanbevelingen denken. Want ik ben er natuurlijk op gaan letten: bijna elke toespraak begint verkeerd. Maar professor Stuiveling achtervolgt me ook als ik boeken lees van Julio Cortázar, of Italo Calvino, of Joke van Leeuwen. Want die lijst met verboden beginnen - later volgde ook nog een lijst met verboden eindes - zou heel goed door een van deze auteurs verzonnen kunnen zijn. Maar dan in ironische zin, want geen van hen gelooft in dat ene zaligmakende begin of dat ene zaligmakende einde. Zij laten juist zien dat alles altijd anders kan, ook als het om beginnen gaat. Je kunt op duizend manieren beginnen, geen manier is verboden.
Iep, een kinderboek van Joke van Leeuwen, begint met drie bijna evenwijdige, bijna horizontale lijntjes. Even verder zijn die lijntjes in elkaar geschoven en vormen ze een landschap, de plek waar het verhaal begint. Joke van Leeuwen bouwt haar eigen podium op, richt dat zelf in, ook als schrijfster is ze podiumkunstenaar. Zonder dat erbij
| |
| |
cyrille offermans
werd geboren in 1945 in Geleen. Studeerde literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Publiceerde o.a. De ontdekking van de wereld (essays), Het licht der rede. De Verlichting in brieven, essays en verhalen en de jeugdroman Rosa (alle 2000). In 2003 verscheen Ver van huis (essays). Twee jaar later verzorgde hij een brieveneditie van G.C.L. Lichtenberg (Gekleurde schaduwen. Brieven 1770-1799). In 2006 publiceerde hij het verhalende essay Waarom ik moet liegen tegen mijn demente moeder. In hetzelfde jaar verscheen Vlek als levenswerk. Lucebert op papier. Zijn jongste boekpublicatie is Schipbreuk. Over kennis, cultuur en beschaving (2008).
Adres: Tersteeglaan 12, NL-6133 WT Sittard
te zeggen, maakt ze daarmee ook duidelijk dat elk begin kunstmatig is, ook het begin dat doet alsof dat niet zo is. Alles wat natuur lijkt, is cultuur, conventie, gewoonte - dat is een gedachte die alle creatieve uitingen van Joke van Leeuwen verbindt.
Deesje - nog zo'n schitterend kinderboek - begint met het zinnetje: ‘Dit verhaal gaat over Deesje.’ Gevolgd door een tekening waarop het meisje met die naam letterlijk uit de lijnen van het (ook al getekende) papier ontstaat - niks geen natuurlijke geboorte. Een pagina verder lezen we: ‘Het had ook over iemand anders kunnen gaan. Er zijn er zoveel die in een verhaal willen.’ En dan volgt een opsomming, een visuele opsomming, in de vorm van half naast, half op elkaar liggende bladen uit een schetsboek waarop we alle mogelijke andere, afgewezen kandidaten voor de hoofdrol zien.
Alles kan altijd anders. Van Leeuwens werk kan worden gezien als een lange, nimmer eindigende ontwenningskuur. Maar dan zonder pijnlijke afkickverschijnselen. De ziekte die zij bestrijdt heet gewoonte, het is een ernstige ziekte waar we allemaal in meerdere of mindere mate aan lijden. Helemaal zonder gewoontes valt ook niet te leven, maar met te veel gewoontes wordt het leven saai en niet de moeite waard.
En je hoeft alleen maar goed te kijken om in al het gewone het ongewone te zien. Kukel - hoofdfiguur uit het gelijknamige boek die volgens zijn zeven zingende zusters niet kan zingen - kan wel op heel veel verschillende manieren zijn mond dicht houden. En wachten, leren we uit een gedicht voor volwassenen, kan op vier manieren, namelijk zittend, lopend, staand en... niet.
| |
| |
Illustratie uit Een halve hond heel denken, 2008 © Joke van Leeuwen.
Zo'n blik op de wereld is alleen mogelijk voor iemand die er niet helemaal in opgaat, iemand die afstand bewaart of in een situatie geplaatst wordt waarin die afstand hem of haar wordt opgedrongen. En ja, dat geldt voor alle hoofdpersonages van Joke van Leeuwen. Ze zijn altijd eigenzinnig, slim, fantasierijk. En dat moeten ze ook wel zijn, want meestal is er iets met ze aan de hand, ze passen niet helemaal, er is iets stuk of krom, er klopt iets niet. Dat geldt ook voor de boeken voor grote kinderen, zoals Zima in Bezoekjaren, en voor de hoofdpersoon in haar tot nu toe enige roman voor volwassenen, voor Dok in Vrije vormen.
Het meest exemplarisch is dat denkelijk het geval bij Iep, die een kruising is tussen een mens en een vogel en niet toevallig ook nog een vondeling. Maar ook een vondeling - dicht Van Leeuwen ergens - is ‘altijd uit iemand, ergens.’ En begint niet pas te leven als ze gevonden wordt. Dus zijn er altijd twee levens die hoe dan ook met elkaar in verband gebracht moeten worden. Het risico is reëel dat ze overal maar half bij hoort, hoewel dat soms ook zijn voordelen heeft.
| |
| |
Is het voor het niveau van deze boeken van belang om te weten dat dit chronische gevoel er maar half bij te horen biografische wortels heeft? Ik denk van niet. Dat het om meer gaat dan een spelletje, een gedachte-experiment zonder belang, staat voor mij vast. Het ontregelen van gewoonten en het relativeren van standpunten heeft een existentiële basis, het is een overlevingsstrategie voor iemand zonder duidelijk thuis, voor het type van de vondeling, voor de geboren vreemdeling.
In de dichtbundel Vier manieren om op iemand te wachten staat een reeks Kind in Brussel. Na een verhuizing ontdekt het kind, de ik-figuur, dat ze hier niet thuis is, de uitgeladen spullen bleven ‘verlegen’ staan, het huis ‘hield afstand, rook nog naar wie in het Frans thuizer dan wij hadden gedaan.’ En dan de taal - in de winkel konden ze haar niet verstaan. ‘Dus wees ik kleur aan, zweeg hoe hol, / boog ik hoe rond, trilde hoe licht, / bewoog ik hoogte, lengte, breedte.’ Maar het helpt allemaal niet. Ze wil weg. Tijdens de gymles in ‘te strakke pakjes’ fantaseert zij ‘sterke vlerken’ waarmee ze naar de einder vliegt. ‘Kijk wat ik kan! / Ik kan het niet.’
Wie zelf niet helemaal klopt, is vaak extra gevoelig voor anderen in vergelijkbare situaties. Zo ook hier, blijkens de prachtige reeks Vier voor een verheemde, een woord dat eigenlijk niet bestaat in het Nederlands, maar dat wel een contaminatie zal zijn van vreemde en ontheemde. Ook deze verheemde past niet goed in haar kleren en is bevangen door verlegenheid en schaamte vanwege haar gebrekkige taal. ‘Hun woorden durven zich niet te vertonen.’
Essentieel is dat Joke van Leeuwen ook in deze treurige gevallen nooit pathetisch doet. Haar toon is altijd laconiek. Het buitenstaanderschap wordt niet aangedikt of geromantiseerd. Soms is het om te lachen, maar dan omdat je niet anders kunt, omdat de ontregelende afwijking iets objectiefs en onontkoombaars heeft. En meestal is de buitenstaander niet dol op zijn buitenstaanderschap en wil hij er gewoon bij horen. In Vier voor een verheemde staat deze tot nadenkende stemmende prachtzin: ‘Wie kwijt kent wil wat past.’
Joke van Leeuwen kiest niet voor het gewone of het ongewone. Ze laat zien dat het gewone vaak ongewoon en het ongewone vaak gewoon is. Daarin is ze altijd speels en vindingrijk. En desgewenst, zo blijkt, ook nog aangenaam didactisch. Eerst schreef en tekende ze een boek over taal, Waarom een buitenboordmotor eenzaam is, nu komt ze met een boek over kijken, Een halve hond heel denken.
Van die titel keek ik wel even op. Een halve hond heel denken, dat deed ik namelijk sinds ruim een jaar al elke dag. Want wat is het geval. Als ik mijn computer aanzet verschijnt er een foto in beeld van onze hond, een paar uur voor haar dood gemaakt. Ze staat er maar half op, alleen met haar kop en een stukje lijf. Veertien jaar heeft ze op mijn werkkamer aan mijn voeten gelegen, haar warme kop op een wreef en alert op al
| |
| |
Illustratie uit Waarom een buitenboordmotor eenzaam is, 2006 © Joke van Leeuwen.
| |
| |
mijn bewegingen. Als ze wel eens geen zin had om mee naar boven te gaan, kwam ik maar moeilijk op gang. Als ik nu aan het werk ga, nu ik haar als warmte- en inspiratiebron mis, verschijnt ze op ooghoogte in beeld. Dan denk ik haar heel, ik kan niet anders, en vervolgens gaat het werk een stuk gemakkelijker.
Het boek van Joke van Leeuwen begint met een opsomming van wat er zoal in de wereld te zien is. Daar horen natuurlijk ook ‘de kleinste en dunste honden van de wereld’ bij. Die opsomming is eindeloos, veel te lang om op die ene bladzijde te passen. Daarom laat ze de letters over de rand van het papier lopen, waarmee ze en passant laat zien dat ook het bevattingsvermogen van een boekpagina niet meer dan conventie is.
De halve hond uit de titel komt begrijpelijkerwijs al gauw aan bod. Hij hoort bij een halve vrouw. De onderste helft van de hond en de vrouw ontbreken. Die hoeven we niet te zien, die denken we er zelf wel bij. Doorgaans hebben we immers aan een half woord of een half beeld genoeg. Maar dan kan ook blijken dat we de slaaf van onze gewoonten zijn. Hier in elk geval wel. Want een pagina verder blijken hond en vrouw een hoed te zijn op het hoofd van een man (zie de illustratie in het portfolio). Beter uitkijken is de les, niet te snel denken dat je het wel gezien hebt.
Van dit voorbeeld treffen we in Van Leeuwens werk talloze varianten aan. Bijvoorbeeld in Deesje. We zien een tekening van een treincoupé van achteren. Dus vooral: rugleuningen waar nog wat onduidelijke dingen bovenuit steken. Rara, wat is dat? Een bladzijde verder volgt het antwoord in de vorm van drie tekeningen waarop we die coupéstoelen van voren zien, zeer verschillende tekeningen, maar op grond van wat er boven de rugleuning uitsteekt hebben ze - controleerbaar - evenveel bestaansrecht.
Die tekeningen laten ook goed zien dat het bij Joke van Leeuwen nooit zomaar om illustraties gaat, dus om de visuele herhaling van wat de woorden ons al eerder hadden duidelijk gemaakt. De tekeningen hebben een eigen rol. Ze tonen iets met een zintuiglijke directheid en onontkoombaarheid die ons uit het lood kan slaan. Woorden kunnen dat nooit op dezelfde manier. Woorden hebben zogezegd weer andere specialiteiten. Ze kunnen vertellen wat er eerder of later gebeurde, of wat er elders aan de hand is. Ze kunnen achteraf uitleg geven of commentaar, maar ze kunnen ons niet zo zintuiglijk aanwezig laten zijn als tekeningen.
Daarom hebben we haast altijd woorden nodig om een illustratie, foto of tekening, te begrijpen. De woorden richten onze blik, en meestal zijn we zonder meer geneigd te geloven dat die in de goede richting wordt gericht. In het nieuwe boek van Joke van Leeuwen staat een foto van Vladimir Poetin. Volgens het onderschrift van het persbureau staat Poetin ‘ietwat verloren tussen de Europese regeringsleiders op de topontmoeting in Finland, vorige vrijdag’. Maar Joke van Leeuwen verzint een heel ander onderschrift. Poetin staat er wat verloren bij, akkoord, maar misschien had hij zin in
| |
| |
Illustratie uit Kweenie, 2003 © Joke van Leeuwen.
koffie en kijkt hij of iemand hem die brengt. Of, ander onderschrift, misschien is hij een van zijn lenzen verloren en zijn de Europese regeringsleiders nu op zoek naar de verloren lens van Poetin. Het zou kunnen.
Zelf dacht ik nog iets heel anders. Poetin is hier gefotografeerd terwijl hij staat te wachten op de officiële fotograaf. Verderop in het boek springt Joke van Leeuwen mij onverwacht bij met argumenten waarom dat nog niet zo'n gekke veronderstelling is. Ze legt uit dat de belangrijkste personen op schilderijen en foto's altijd in het midden staan. Ze geeft voorbeelden van Christus op Het laatste avondmaal van Leonardo da Vinci, van de winnaar van de gouden medaille op het ereschavot etc.
En meneer Poetin, zo blijkt, staat exact in het midden van de foto, uiteraard in het midden, dat is hij zo gewend in het Kremlin. De diagonalen snijden zijn gezicht in vier stukken. Hij staat al klaar voor het officiële staatsieportret van de Europese regeringsleiders. Nu kijkt hij een beetje ongedurig om zich heen waar de rest blijft. Maar die doen net of ze niks in de gaten hebben, ze laten Poetin rustig wachten. Dat is een vorm van stil protest. Hem rechtstreeks zeggen dat hij een beetje naar de zijkant moet opschuiven, durven ze niet vanwege de olie en het aardgas en zijn kwaaie kop.
| |
| |
Illustratie uit Een huis met zeven kamers, 1979 © Joke van Leeuwen.
Zo zet Joke van Leeuwen de lezer aan het werk, en meestal is dat: aan het fantaseren. Ze leert hem zijn eerste blik te wantrouwen, te letten op het licht, ze legt uit hoe perspectieflijnen werken en hoe de gulden snede voor orde en harmonie zorgt. Ze laat zien dat onze atlassen vanuit een eurocentrische optiek zijn gemaakt - net als Poetin bevinden wij ons in het centrum van de schepping - en dat die atlassen er aldus wel aan moeten bijdragen dat wij zijn opgescheept met een eurocentrisch verwrongen wereldbeeld.
Ook laat ze zien dat er een relatie bestaat tussen architectuur en macht, en tussen beeldhouwkunst en macht. Ondergeschikten moeten zich kleiner maken dan ze zijn, bijvoorbeeld doordat de deuren van slavenhuisjes zo laag zijn gemaakt dat ze zich wel moeten bukken. Tegen machtige mensen moet je opkijken, hun beelden staan hoog op een sokkel en zijn meestal vele malen groter dan levensgroot. Ter versterking van het gevoel van macht en grootheid worden zij vaak ook nog vanuit een laag perspectief afgebeeld, dan lijken ze nog machtiger en groter. Dat perspectief heet kikkerperspectief. Het boek bevat een foto van twee jongens die vanuit dat perspectief inderdaad boven de huizen links en rechts van hen lijken uit te steken.
Maar toch is dat niet de enige reden waarom je als kunstenaar of fotograaf of gewoon mens voor een laagbijdegronds perspectief kunt kiezen. De foto van mijn hond is vlak boven de grond gemaakt, en echt niet om hem machtiger te laten afsteken tegen zijn omgeving. Ook vóór haar laatste uur geslagen had, ben ik vaak met mijn hoofd naar de vloer gegaan. Ik wilde weten hoe haar wereld eruit zag, hoe zij de dingen en ons waarnam. En ik wilde haar trouwens ook in de ogen kunnen kijken, wat van
| |
| |
Illustratie uit Iep!, 1986 © Joke van Leeuwen.
bovenaf door al dat haar nauwelijks of niet mogelijk was. Nu kijkt ze me vanaf het computerscherm met één groot donker oog aan. Een ondoorgrondelijke blik, ik lees er elke dag iets anders in.
De ‘halve hond’ van Joke van Leeuwen eindigt zonder test, zonder examen en zonder diploma voor de lezer. Het eindigt ook zonder duidelijk einde, ongeveer zoals het begon: met een eindeloze opsomming van hoe je ‘een echt blaadje’ zou kunnen tekenen. Dat is toch een mooi einde. Je bent nooit afgestudeerd in het kijken. Je mag nooit op je lauweren gaan rusten. Als je niet wilt insuffen moet je elke halve hond heel blijven denken maar er ook altijd rekening mee houden dat die halve hond een hoed blijkt te zijn.
Deze tekst werd uitgesproken op 20 maart 2008 bij de openstelling van de ‘kijkroute’ die Joke van Leeuwen maakte voor de vaste collectie van het Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Bij die gelegenheid werd ook haar jongste boek gespresenteerd.
| |
| |
| |
Literatuur
Joke van Leeuwen, Een halve hond heel denken, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2008. |
Joke van Leeuwen, Fladderen voor de vloed, Verzamelde gedichten, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2007. |
Joke van Leeuwen, Wuif de mussen uit. Gedichten, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2006. |
Joke van Leeuwen, Heb je mijn zusje gezien?, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2006. |
Joke van Leeuwen, Waarom een buitenboordmotor eenzaam is, Stichting Ons Erfdeel, Rekkem, 2004. |
Joke van Leeuwen, Slopie, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2004. |
Joke van Leeuwen, Kweenie, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2003. |
Joke van Leeuwen, Vrije vormen, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2002. |
Joke van Leeuwen, Vier manieren om op iemand te wachten, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2001. |
Joke van Leeuwen, Ozo heppie, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2000. |
Joke van Leeuwen, Kukel, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1998. |
Joke van Leeuwen, Bezoekjaren, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1999. |
Joke van Leeuwen, Iep!, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1996. |
Joke van Leeuwen, Twee beleefde dieven, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1996. |
Joke van Leeuwen, De wereld is krom, maar mijn tanden staan recht, 1995, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1995. |
Joke van Leeuwen, Het weer en de tijd, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1993. |
Joke van Leeuwen, Dit boek heet anders, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1992. |
Joke van Leeuwen, Wijd weg, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1991. |
Joke van Leeuwen, Duizend dingen achter deuren, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1988. |
Joke van Leeuwen, We zijn allang begonnen, maar nu begint het echt, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1988. |
Joke van Leeuwen, Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1987. |
Joke van Leeuwen, Deesje, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1985. |
Joke van Leeuwen, Sus en Jum, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1985. |
Joke van Leeuwen, De Metro van Magnus, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1981. |
Joke van Leeuwen, Een huis met zeven kamers, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1979. |
Joke van Leeuwen, De Appelmoesstraat is anders, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 1978. |
|
|