Ons Erfdeel. Jaargang 51
(2008)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Comedy: een nieuwe Vlaamse Golf
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ProloogCafé Hotsy Totsy, Gent, januari 2002. Wim Helsen zal een maand later hoge ogen gooien op het Leids Cabaretfestival, maar die avond in Gent moet zijn verhaal over lettertjessoep en vrouwen in bushokjes, dat in 2003 tot zijn eerste soloshow Heden Soup! zal leiden, opboksen tegen kletterende bierglazen en een stomende espressoautomaat. Je moet dan ook wat overhebben voor je baan. Al is ‘baan’ op dat ogenblik nog vaker een ambitie dan realiteit voor de meeste komieken. Is in de grote schouwburgzalen het muzikaal cabaret van Kommil Foo, De Nieuwe Snaar en Els De Schepper vaste prik, dan kiemt sinds enkele jaren binnen het cafécircuit ook ander humortalent. Het Antwerpse café De Buster biedt een podium en ook de Gentse Bal Infernal heeft elke dinsdagavond comedy op het menu: ter opwarming van het publiek brengt het huisgezelschap The Lunatics er improvisatiehumor (onder meer cabaretier Henk Rijckaert leert er het klappen van de zweep), na de pauze worden er twee à drie gastkomieken voor de leeuwen gegooid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liv laveyne Het is een harde leerschool maar in dat opzicht verschilt de situatie weinig met die van andere comedyclubs ter wereld. Er tekent zich echter één groot verschil af dat misschien wel kenmerkend is voor de Vlaamse comedyscène: het cafépodium wordt niet strak afgelijnd tot louter stand-up, maar verkent van het begin af aan de grenzen van de humor. Het typetjescabaret van Filip Haeyaert en Piv Huvluv, de door Monty Python beïnvloede sketches van Lieven Scheire en zijn neef Jonas Geirnaert (die wat later de formatie Neveneffecten vormen), het stoute jongetjescabaret van conservatoriumstudenten Han Coucke en Frank Van Erum alias Cabaret Gino Sanctie (later kortweg Gino Sancti) of de muzikale humor van Manmanman: ze staan er broederlijk naast de moppen van mopperaar Raf Coppens en het duo Durfraing en Dewit of de Angelsaksische stand-uptraditie waarin de geïmmigreerde Brit Nigel Williams en Thomas Smith en Alex Agnew zich bekwamen. Het zal de vriendin van Agnew zijn die enkele jaren later, op 1 april 2006, samen met Nederlander Fokke van der Meulen in Antwerpen een nieuw comedycafé opent: The Joker. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste bedrijf: een braakliggend terreinVlaanderen heeft geen traditie op het vlak van humor. Het is een vaak gebruikt argument om de cabareteske Nederlandse of Angelsaksische stand-uppers alle lof toe te zwaaien. In vergelijking met die bloeiende humorscènes lijkt Vlaanderen een ietwat braakliggend terrein te zijn. Het is een onterecht beeld maar een begrijpelijke reflex die voortvloeit uit de ontstaansgeschiedenis van het Vlaamse cabaret. In de eerste helft van de vorige eeuw | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Henk Rijckaert, Foto Steven Duerinckx - darkink.be.
Alex Agnew, Foto Steven Duerinckx - darkink.be.
gegroeid uit lokale revues en ‘bonte avonden’, wordt cabaret lange tijd beschouwd als minderwaardig volksvermaak. Van 't Brusselse ketje Renaat Grassin en de Antwerpse kluchtzanger Frans Lamoen tot De Woodpeckers (het komisch duo Cois en Jef Cassiers)Ga naar eindnoot1, Anton Peters en Jef Burm en de sketches van Gaston & Leo (Gaston Bergmans en Leo Martin) of het typetjescabaret van Jacques Vermeire, Martin De Jonghe en Frank Dingenen (finalist Cameretten 1972) dat in de jaren tachtig op radio en televisie furore maakt: ze zijn hetzelfde lot beschoren. ‘Dat Vlaamse minderwaardigheidscomplex blijft ons tot op heden achtervolgen,’ vindt Peter Perceval van het Vlaamse productiehuis 3Pees. ‘Daarom is het belangrijk dat er dringend werk wordt gemaakt van een degelijke archivering van de Vlaamse humorgeschiedenis want ook die maakt deel uit van ons cultureel erfgoed.’ Omdat cabaret - ook qua infrastructuur - in het verdomhoekje zit, is begin jaren 1990 de instroom van vers talent naar de theaterzalen vrij beperkt: er is de opkomst van het muzikale cabaret van Kommil Foo (broers Mich en Raf Walschaerts), Els De Schepper en De Schedelgeboorten. Daarnaast is er stemmenimitator Dirk Denoyelle. En er is Geert Hoste. Begonnen als mimespeler, brengt hij eind 1990 zijn eerste eindejaarsconference op Radio 1 om vanaf 1992 ook op de nationale televisiezender BRT1 (nu ‘één’) jaarlijks de Belgische politiek en het koningshuis door de mangel te halen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met stip op nummer één in de populariteitspoll staat echter nog altijd Urbanus - al sinds de jaren zeventig de grote wegbereider naar Nederland. Hoewel hij steeds minder te zien is in de theaters, is zijn invloed via zijn platen, stripreeks, tv-optredens en films (Hector en Koko Flanel) op de aankomende nieuwe generatie Vlaamse komieken bijzonder groot. Wordt Urbanus de godfather van de hedendaagse Vlaamse humorscène genoemd, dan is komiek en striptekenaar Kamagurka ongetwijfeld de consigliere. In 1995 gaat op de radiozender Studio Brussel Studio Kafka de ether in: het is een doldwaas programma met een grote geut absurdisme waarvoor Kamagurka zich laat omringen door jonge wolven als Bart Vanneste, Gunter Lamoot en Piet De Praïtere. Deze zullen eind jaren negentig, eveneens op Studio Brussel, samen met Henk Rijckaert en Iwein Segers de humorsoap Microkosmos brengen alwaar de befaamde typetjes Freddy De Vadder (het nog immer kettingrokende West-Vlaamse alter ego van Bart Vanneste) en Etienne met het open verhemelte (een typetje van Piet De Praïtere) ontstaan. Niet toevallig zullen zij vervolgens ook in het cafécircuit opduiken. Zo plots is de boom van zogezegd ‘nieuw’ comedytalent die zich situeert rond 2002-2003, dus niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Entr'acte: het etiket ‘Vlaams absurdisme’In februari 2002 staat Wim Helsen in de finale van het Leids Cabaretfestival. Zowel de jury- als publieksprijs gaat naar de Nederlandse stand-upcomedian Javier Guzman, maar Helsen is wel de grote revelatie. Het juryrapport liegt er niet om: ‘Wim Helsen is een rasverteller. Hij neemt het publiek moeiteloos mee in alle maffe kronkels van zijn verhaal. Zijn logica is volkomen individueel bepaald, maar desondanks overtuigend. Wie enig gevoel heeft voor absurdisme volgt hem.’ Vlaams-absurd: we zetten hier niet toevallig een koppelteken want Nederlanders gebruiken het als een adjectief an sich om de humor van hun benedenburen te labelen. ‘Heeft dat telkens opduikende woordje absurd te maken met een beperkte woordenschat van Nederlanders, die - dat merken we weer bij elke aflevering van het televisieprogramma Tien voor Taal - minder zorgvuldig met hun taal omgaan dan de zuiderburen?’ vraagt de Nederlandse recensent Patrick van den Hanenberg zich af.Ga naar eindnoot2 Het vreemde is dat geen van de Vlaamse komieken zichzelf absurd vindt. Helsen bijvoorbeeld noemt zichzelf liever een surrealist: ‘Het surrealisme gaat aan de werkelijkheid zoals we die kennen voorbij, maar creëert een nieuwe realiteit volgens eigen wetmatigheden die daarbinnen even plausibel zijn. Absurdisme heeft die logica niet.’ Het woord absurd, afgeleid van het Latijnse ab-surdus, staat synoniem voor dwaas, ongerijmd. Nonsens, kortom: wie cabaret intikt op Wikipedia vindt onder ‘nonsens’ Urbanus terug, weliswaar naast Hans Teeuwen. Het is een enge definitie die voorbijgaat aan de tweede betekenis van ab-surdus: doof zijn voor de werkelijkheid. ‘Absurdisme in de enge zin, is niet moeilijk,’ illustreert Helsen. ‘Ik zat zonet met een giraf | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de tram en die begon J'aime la vie te zingen. Voilà, absurdisme! Zo'n verhaal wordt pas interessant als er iets onder zit, een mens met een eigen verhaal.’ En laat dit nu net een gebrek zijn bij heel wat jong Vlaams (en Nederlands) humortalent. Was absurdisme ooit een geuzennaam, dan is het nu een modetrend geworden. ‘Plak er het etiketje “Vlaams absurdisme” op en je komt straffeloos weg met inhoudsloos gestuntel,’ schreef cabaretrecensent Ruud Buurman na het zien van de Vlaamse komiek Iwein Segers, publiekswinnaar van het Leids Cabaretfestival 2007.Ga naar eindnoot3 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede bedrijf: de Vlaamse opmars in Nederland vanaf 2002Sinds het succes van Wim Helsen in Nederland, gaan steeds meer Vlaamse comedians er met prijzen aan de haal. Maar waarin ligt de verklaring voor dat succes? Slaat Wouter Deprez, na zijn winst op het Amsterdams Kleinkunstfestival in 2004, de spijker op de kop wanneer hij stelt: ‘De Nederlanders zijn hun eigen cabaret beu gezien.’?Ga naar eindnoot4 ‘In Nederland heeft de invloed van stand-upcomedy ervoor gezorgd dat er meer directheid, een hardheid in het cabaret geslopen is waar veel Vlaamse humoristen meer via een omweg gaan,’ vindt Helga Voets, directeur van het Leids Cabaretfestival. Recensent Patrick van den Hanenberg omschrijft het als de ‘indirecte linkse’. In plaats van rechtstreekse kritiek te spuien op onze samenleving die zich verlamd ziet door angst, terreur en discriminatie doet Wim Helsen dat met een verhaal over salamanders die de wereld buiten de theaterzaal hebben overgenomen in zijn voorstelling Bij mij zijt ge veilig. En of het nu gaat om de zijnspijn die cabaretier Begijn Le Bleu blootlegt in De Prins op het Witte Paard aan de hand van een door sneeuwdoosjes geobsedeerde figuur of de melancholie van Steven Gabriëls die zichzelf vergelijkt met afbladderende verf: de poëzie in beeld en taal zet de toon. De taalgevoelige Vlaming: hij staat niet alleen op het podium maar zit ook in de zaal. Dat zegt althans elke Nederlandse cabaretier die de grens oversteekt en in Vlaanderen optreedt: het Vlaamse publiek reageert misschien minder met luide lachsalvo's maar luistert wel beter en merkt meer de subtiliteiten in taal op. Omgekeerd heeft een Vlaams cabaretier als Wouter Deprez soms de buik vol van dat cliché: ‘Wanneer ik van een Nederlands toeschouwer de opmerking krijg dat hij naar een show van mij is komen zien omdat hij dat Vlaamse taaltje zo “heerlijk sappig” vind, kan ik me daar wel aan ergeren. Uiteindelijk wil je toch op andere merites beoordeeld worden dan je exotisme.’ Raf Walschaerts van Kommil Foo kan er om lachen: ‘Als Vlaming is het een voordeel om Vlaams te spreken in Nederland, omgekeerd ligt dat toch enigszins anders,’ maar hij voegt er meteen ook aan toe dat hij het soms vreemd vindt dat Kommil Foo omschreven wordt als ‘Vlaamse humor’: ‘Mich en ik voelen veel meer verwantschap met een Nederlands cabaretier als Maarten van Roozendaal, dan met iemand als Gunter Lamoot, die nochtans net als wij al jaren in Gent woont.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor Vlamingen kan het nooit gek genoeg zijn, vinden Dries Heyneman en Tim Goditiabois die als het duo Ter Bescherming van de Jeugd de editie 2008 van het Leids Cabaretfestival wonnen: ‘Nederlands cabaret vertrekt ofwel vanuit maatschappijkritiek ofwel vanuit het persoonlijke leven, Vlaams cabaret is creatiever en durft al eens een brug of drie verder te gaan. In Nederland is cabaret een gedefinieerde stijl met “regeltjes” die je kunt leren. Wij, Vlamingen kennen die regels niet en overtreden ze dus onbewust.’Ga naar eindnoot5 Het lijkt ons eerlijk gezegd meer dat Ter Bescherming van de Jeugd zich hier het air van ‘de domme Belg’ aanmeet over ‘het niet kennen van de cabaretregeltjes’. Het duo kent ze wel degelijk maar speelt er een spel mee. Het is geen toeval is dat veel Vlaamse cabaretiers - waaronder Wim Helsen - fan zijn van een Vlaams theater-collectief als Cie. De Koe dat uitblinkt in het brengen van metatheater. Ook het Vlaamse metacabaret heeft ingang gevonden, waarbij over de wetten van het cabaret gereflecteerd wordt en de regeltjes met de voeten worden getreden: leert iedere Nederlandse cabaretier dat je moet opbouwen naar een pointe toe, dan geeft Vlaams comedian Bart Cannaerts al in het begin van zijn show meteen zijn pointes weg, Iwein Segers maakt er een kunst van om met (gespeelde) stunteligheid de grenzen van de cabaretclichés te verkennen. Heeft Peter Perceval dan gelijk als hij stelt: ‘Vlamingen drijven op een anarchistische energie waar de Nederlanders, ingebed in hun cabaretopleidingen, jaloers op zijn’? Het idee dat de cabaretopleidingen in Nederland zouden leiden tot meer eenheidsworst, is een fabeltje, vindt Helga Voets: ‘Het niet hebben van een scholing is net zo min een garantie om een goed cabaretier te worden, dan het wel hebben van een opleiding. Het draait om de persoonlijkheid die je hebt.’ Is de enge definitie van cabaret - een liedje, een tekstje, een liedje - ook in Nederland aan het afbrokkelen, net als de schotten tussen stand-upcomedy en cabaret (Theo Maassen, Javier Guzman), dan manifesteert die segregatie zich veel minder in Vlaanderen: onder de neutrale term ‘comedy’ bevinden zich evengoed dichters Stijn Vranken, Sammy Deburggraeve en Dennis Nowé als verteller Vitalski, singer-songwriter Roy Aernouts en goochelaar Gili (Lieven Gheysen). Het beste voorbeeld is misschien wel het Humorologie-festival in Marke bij Kortrijk waaraan om de twee jaar een concours gekoppeld is dat openstaat voor circus, dans, mime, cabaret, theater, kleinkunst, stand-up en alles daartussen, zolang het maar humoristisch is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Entr'acte: ‘we hebben al een Belg’De Vlaamse komieken mogen dan de afgelopen jaren heel wat Nederlandse prijzen weggekaapt hebben, de zogenaamde ‘Vlaamse Golf’ dient met een behoorlijke korrel zout genomen te worden. ‘Als je de lijstjes van recente finalisten op Nederlandse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
comedy- en cabaretfestivals bekijkt, dan doen de Vlamingen het bijzonder goed, maar de carrière die eruit voortvloeit in Nederland valt soms tegen. In Nederland zijn ongeveer honderd cabaretiers professioneel aan de slag, zes daarvan komen uit België. Van een echte golf zou ik dus niet durven spreken,’ zegt Helga Voets. ‘Ik vraag me ook af of er voldoende ruimte is in Nederland om al die Vlamingen een podium te geven. Zo was er een Nederlands programmator die zei: “Ja maar, ik heb al een Belg!” Dan schrik je wel even maar anderzijds wordt op dezelfde manier ook gesproken over vrouwen en cabaretiers van allochtone komaf.’ Wim Helsen en Kommil Foo mogen in Nederland dan wel een even lange speellijst hebben als in Vlaanderen en zowel in Noord als Zuid voor uitverkochte zalen spelen, dat is lang niet voor iedereen het geval. Voor Wouter Deprez' show Eelt geldt de verhouding tachtig procent Vlaanderen/ twintig procent in Nederland. Zijn de Vlaamse zalen stuk voor stuk uitverkocht dan gaat de verkoop in Nederland lang niet zo goed. Nog moeilijker loopt het in Nederland voor een comedian als Alex Agnew en het cabaretduo Gino Sancti, ondanks het feit dat ze er prijzen wonnen. De humor van in Vlaanderen populaire komieken als Nigel Williams of Gunter Lamoot is voor de Nederlanders al helemaal een brug te ver. ‘Kunnen Vlamingen wel de maatschappijkritiek van een Theo Maassen verdragen, dan pikken de Nederlanders duidelijk niet dat Williams hen komt vertellen hoe het moet,’ zegt Peter Perceval. Het idee dat Vlamingen eerst in Nederland moeten scoren voor ze in Vlaanderen succes oogsten, is dan ook maar gedeeltelijk waar. Zelfs Helsen die zijn doorbraak in grote mate aan Nederland te danken heeft, won eerder al prijzen in Vlaanderen: in 2001 het humorconcours van Theater aan Zee en in 1998 Humorologie (samen met Randall Casaer als het duo Vrolijk België). Feit is evenwel dat de prijzen zowel in hoeveelheid als qua uitstraling binnen Vlaanderen vrij beperkt zijn: de tweejaarlijkse Humo's Comedy Cup en het Humorologie-concours genereren enige aandacht, naast de tv-wedstrijd Comedy Casino Cup. Daarnaast zijn er minder gerenommeerde prijzen als 123 Comedy Award en de Lunatic Comedy Award.Ga naar eindnoot6 Een prijs winnen in Nederland is dan ook nog altijd de ideale opstap en dat weten de Vlaamse comedians. ‘Wim Helsen is een goede Vlaamse ambassadeur geweest,’ zegt Voets. ‘Bij de laatste editie van het Leids Cabaretfestival waren er van de zestig aanmeldingen tien afkomstig uit Vlaanderen. Het aantal aanmeldingen mag dan toegenomen zijn, ook het aantal afwijzingen is groot. In Nederland groeien de cabaretiers vaak via het kleinere festivalcircuit door naar de grote festivals als Cameretten en het Leids Cabaretfestival. Vlaamse cabaretiers beseffen vaak niet dat ze nog bij lange niet rijp genoeg zijn om al die stap te zetten.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde bedrijf: de tv-generatie Comedy Casino (thuis voor de buis)In tegenstelling tot Nederland, waar cabaret al decennialang een vaste stek heeft op de televisie met niet alleen de traditionele oudejaarsconferences (van Wim Kan, Youp van 't Hek en Freek de Jonge tot Jan-Jaap van der Wal) maar ook met integrale uitzendingen van theatershows en cabaretgerelateerde programma's, was het op de Vlaamse televisie lang armoe troef. Op enkele uitzonderingen na (zoals Kommil Foo in Mark Uytterhoevens programma Morgen Maandag), kwam nieuw comedytalent nauwelijks aan bod op de Vlaamse buis. Wanneer de media in 2003 de boom van de Vlaamse comedy uitroepen, komt daar verandering in. Geert Hoste, de eindejaarsconferencier van de openbare zender, krijgt concurrentie van stand-upper Raf Coppens op de commerciële zender VTM. Andere zogenaamd nieuwe - eigenlijk al jaren in het cafécircuit aanwezige - komieken worden aanvankelijk vooral ingeschakeld in bestaande formats zoals het satirische actualiteitenprogramma De Rechtvaardige Rechters, dat na een succesvolle start op de radio een spin-off kreeg op tv, en waarin comedians als Bert Kruismans, Brik Van Dyck, Wouter Deprez en Nigel Williams zitten. Pas vanaf 2005 mogen comedians meer dan enkel een format opleuken maar ook tonen wat ze zelf in hun mars hebben: Neveneffecten maakt de absurdistische comedyreeks Neveneffecten en een jaar later (samen met tv-maker Bart De Pauw) Willy's en Marjetten. Het eerste tv-programma dat een overzicht biedt van de nieuwe generatie Vlaamse comedians is De bovenste plank (één), een compilatie van humoristische tv-fragmenten uit de oude doos en materiaal uit de shows van nieuwe komieken zoals Bert Gabriëls en Danny Van Britsom. Hoewel het programma hoge kijkcijfers haalt, zijn de comedians zelf niet onverdeeld gelukkig met de vaak uit hun context gerukte scènetjes die ter opsmuk moeten dienen van het oude VRT-archief. Het programma Comedy Casino (Canvas) moet daarin verandering brengen. Initiatiefnemer is Patrick De Witte, beter bekend als (pdw). Deze voormalig columnist bij het weekblad Humo heeft al jaren een voorkeur voor de Britse humor, wat zich ook laat zien in de satirische tv-reeksen De Vloek van Vlimovost, Kijk eens op de doos en SPAM die (pdw) creëert. Naar analogie met het Nederlandse programma Comedy Factory zet Comedy Casino de (stand-up)comedy terug in zijn natuurlijke biotoop: terug naar het cafégevoel, met een live publiek, een MC (theateracteur Adriaan Van den Hoof die in 2008 ook zelf met een comedyshow Achterklap langs de schouwburgzalen toert) en naast internationale kopstukken als Rich Hall vooral een focus op het Vlaamse talent. Veel van de namen die in Comedy Casino te zien zijn, zijn dezelfde die al verschillende jaren het cafécircuit frequenteren, maar ook de verse lichting laat niet op zich wachten. Met de Comedy Casino Cup werd in 2007 de eerste tv-talentenjacht voor comedians georganiseerd. Op de selectie kwamen een zeventigtal (vooral zelfverklaarde) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter Bescherming van de Jeugd, Foto Steven Duerinckx - darkink.be.
komieken af. Hoewel duidelijk geïnspireerd door andere tv-wedstrijden (genre Idols) biedt Comedy Casino Cup een meerwaarde door de tv-kijker vertrouwd te maken met niet alleen het genre stand-upcomedy maar ook het vakmanschap erachter. De halve finalisten (Xander De Rijcke, Philippe Geubels, Iwein Segers, Veerle Malschaert en afvaller Dandy Dave) kregen ieder een coach toegewezen (respectievelijk Alex Agnew, Nigel Williams, Wim Helsen, Thomas Smith en Gunter Lamoot). Van de drie finalisten: publieksmenner Iwein Segers, de droogkomiek Philippe Geubels met grappen over winkelketen Colruyt en Xander De Rijcke, een twintigjarige stand-upper met een grote portie je-m'en-foutisme, komt uiteindelijk de laatste als winnaar uit de bus van de eerste Comedy Casino Cup. Een tweede editie wordt uitgezonden begin 2009. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Epiloog: de X- en Y-factorHet is ontegensprekelijk een feit dat comedy in Vlaanderen de afgelopen vijf jaar een pijlsnelle vlucht heeft genomen, met toenemende media-aandacht en een groeiend aantal speelplekken tot gevolg, en het belangrijkste: een instroom aan nieuw talent. Hoe rooskleurig de toekomst voor deze nieuwkomers eruit ziet, is afhankelijk van een X- en Y-factor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Piet De Praitere, Foto steven Duerinckx - darkink.be.
Wim Helsen, Foto David Samyn
De X-factor, om het met Idols-termen te zeggen, bepaalt of iemand hét heeft of niet. Met andere woorden: wat is de (intrinsieke artistieke) meerwaarde van een komiek? Elke medaille heeft twee kanten, zo ook het succes van comedy in Vlaanderen. Het groeiende aantal comedians betekent niet alleen meer koren, maar ook en vooral meer kaf. Maakte de eerste generatie van de nood een deugd door geleidelijk aan in het cafécircuit tot wasdom te komen, dan is de zucht van de media naar nieuw talent groot en ongedurig. De druk én de verleiding voor nieuw humortalent om zo snel mogelijk - onder het motto: smeed het ijzer terwijl het heet is - met een avondvullende show op de proppen te komen, is groot. Youssef El Massaoui - ‘de eerste Vlaams-Marokkaanse comedian!’, koppen de kranten - die nauwelijks een jaar na zijn eerste optreden al met een programma 100% Legaal (2007) op de proppen komt, verbrandt zich eraan. Dan gaat het Uwamungu Cornelis, van Rwandese afkomst en bekend als tv- en theateracteur beter af met zijn eerste show Mungu. Waar vroeger de komieken het podium opklauterden uit innerlijke noodzaak, noem het geestdrift, is het alleen maar te hopen dat dit ook voor de aanstormende komieken geldt. Dat de keuze om aan comedy te doen er een is van overtuiging, en niet enkel de snelste weg naar roem. Dat persoonlijke stijl meer is dan een flauwe kopie van Wim Helsen of Theo Maassen zijn. Dat professionalisering niet betekent dat een coach | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(zoals bijvoorbeeld Randall Casaer bij Wouter Deprez' War) overdadig een stempel op een voorstelling drukt. En dat vanuit de media een kritischer debat op gang komt over de kwaliteit van het Vlaamse comedy- en cabaretgebeuren: zo zijn er - in tegenstelling tot Nederland - in Vlaanderen geen recensenten die zich exclusief bezig houden met cabaret en comedy en weet ook de Vlaamse website www.wittenond.be (de tegenhanger van de Nederlandse site www.zwartekat.nl) de discussie maar moeilijk te stimuleren. De Y-factor situeert zich op een beleidsmatig vlak en wijst op het mogelijke gevaar van een spreidstand. ‘Ik denk dat je nog altijd een halve zot moet zijn om eraan te beginnen,’ zegt Wouter Deprez. ‘Binnen het groeiende cafécircuit is het mogelijk om goed je brood te verdienen, maar doorgroeien naar de grote zaal blijft moeilijk omdat Vlaanderen - in tegenstelling tot Nederland - geen degelijk uitgebouwd middenzaalcircuit heeft.’ Ondanks het feit dat het marktaandeel van comedy binnen de programmering van culturele centra aanzienlijk gestegen is, betekent dit geen garantie op speelplekken voor jong comedytalent. Culturele centra als CC De Spil (Roeselare), De Werft (Geel), 't Getouw (Mol), CC Leopoldsburg en CC Podium (Deurne) nemen hun verantwoordelijkheid op. Maar zij zijn de uitzondering op de regel. De meeste culturele centra koesteren alleen de gevestigde namen, de komieken die al succesvol zijn (met andere woorden: een zaal vullen en verlieslatende ‘elitaire’ theatervoorstellingen compenseren). Het noopt Geert Hoste tot een opiniestuk in de Vlaamse pers waarin hij stelt: ‘Onze comedians zijn asielzoekers. Er dient een einde gemaakt te worden aan de concurrentievervalsing: in de culturele centra krijgen de gesubsidieerde gezelschappen voorrang en moet de rest het zelf maar uitvechten. Onderaan op de ladder staan comedy en cabaret: de “onderkunsten”. De meest succesvolle cabaretiers kunnen nog asiel zoeken in de musicaltempels en beurshallen. Al het aanstormende talent wordt meestal op een hoopje gegooid in die vreselijke maandelijkse comedy nights. Zolang dat dubbelzinnige beleid aanhoudt, krijgen comedy en cabaret tweemaal billenkoek: we moeten onszelf verloochenen om een podium te krijgen en we worden schaamteloos misbruikt om abonnementen te slijten, de kas van de programmerings-vzw's te spekken en de bezoekersaantallen op te krikken.’Ga naar eindnoot7 ‘Het Vlaamse ministerie voor Cultuur heeft een richtlijn dat culturele centra die het alsnog aandurven gesubsidieerd theater en dans te programmeren extra subsidie krijgen omdat ze anders niet aan de decreetnota komen. Leg dat voor aan het Europees Hof en je hebt een proces wegens oneigenlijke concurrentievervalsing. Het is symptomatisch voor de Vlaamse kunstensector die comedy ziet als louter vermaak en dus verwaarloosbaar. Op die manier loop je het gevaar dat de nieuwe generatie comedians hoe dan ook aan het kortste eind trekt,’ aldus Peter Perceval. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanuit dit ongenoegen heeft hij samen met Hoste een aanvraag ingediend bij de Vlaamse Gemeenschap ter subsidiëring van een kunstencentrum voor comedy dat een stek moet vinden in het Antwerpse Fakkeltheater. ‘We willen per jaar vier comedians waarvan we overtuigd zijn van hun potentie - een residentie bieden met technische en artistieke ondersteuning. We zien te vaak dat een comedian die van het cafépodium naar de theaterplanken verhuist geen idee heeft van de theatrale aspecten die zo'n avondvullende show vraagt. Het is allerminst onze bedoeling om te gaan wieden in de humuslaag die zich nu ontwikkelt op de cafépodia. Wél willen we actief op zoek gaan naar wat groeit - in tegenstelling tot wat bloeit zoals veel culturele centra doen. Als we de situatie haar beloop laten, loop je risico de grond te verarmen: er is de potgrond in de cafés en de toplaag van een handvol komieken die de grote schouwburgzalen kunnen doen vollopen, maar het is belangrijk om de instroom tussen beide te verzekeren.’ Of het comedytalent dat zelf ziet zitten, is nog maar de vraag. Hoewel Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux benadrukt dat comedians aanspraak kunnen maken op projectsubsidiesGa naar eindnoot8, doen maar weinig comedians daar een beroep op. De comedians die het al gemaakt hebben, redeneren: ‘We hebben het toch ook op ons eentje gerooid’, beginnende komieken houden zich - vanuit een misplaatste rock-'n-roll mentaliteit - liever niet bezig met overheidsbeleid. Feit is evenzeer dat er tot op heden slechts één dossier voor comedy werd gehonoreerd: De Groote Boodschap (2004), een comedyshow met onder meer comedians Bart Vanneste en Lieven Scheire, kreeg een subsidie, maar dan enkel omdat het omschreven werd als een ‘humoristisch’ theaterproject. Gino Sancti kreeg steevast een njet van de subsidiecommissie theater, zogezegd wegens ‘uitputting van de financiële middelen’, al wordt er beweerd dat enkele commissieleden hun twijfels hebben bij de artistieke kwaliteit van comedy als genre. Misschien komt daar verandering in: een gerenommeerd internationaal kunstencentrum als het Brusselse Kaaitheater gaf in 2004 al een voorzet met een ‘Komediefestival’ waarop zowel theatergroepen als het Antwerpse STAN, het Gentse Ontroerend Goed en het Amsterdamse Monk te zien waren naast Vlaamse en Nederlandse stand-upcomedians en cabaretiers. Wim Helsens eerste show Heden Soup! was volgens ingewijden zelfs in de running voor een plaatsje binnen de selectie van Het Theaterfestival in 2004. Het belang van subsidiëring van comedy in Vlaanderen is niet alleen een essentiële eis tot erkenning, maar vloeit ook voort uit de praktijk. ‘Om de vergelijking te maken: in Nederland zijn er 2.000 boekhandels, in Vlaanderen 230. Dat is de verhouding in cultuurconsumptie waarmee je dient rekening te houden. De bereidwilligheid van de Vlaming om voor cultuur te betalen is klein. Het is een luxeproduct,’ zegt Peter Perceval. Nederland als vluchtroute blijkt evenmin een optie, als we Helga Voets | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogen geloven: ‘Cabaret in Nederland bereikt een groot maar over het algemeen geen nieuwsgierig publiek. Het aantal comedians neemt toe, maar de bandbreedte van wat mag plaatsvinden, wordt smaller. Comedy en cabaret moeten geld in het laatje brengen bij de schouwburgen met als gevolg dat er in de eerste plaats naar zaalbezetting wordt gekeken: een komiek die boven het gemiddelde zit mag er terugkeren, anders niet. Het criterium artistieke waarde komt pas op de tweede plaats. Ook bij het publiek dat - gezien de tickets steeds duurder worden - liever één keer betaalt om een gevestigde waarde aan het werk te zien, dan vijfmaal naar een relatief onbekende komiek te gaan kijken. Een avondje amusement en veilig lachen mag er zijn, maar het is leuk als comedy ook meer teweeg kan brengen. En ik weet niet of de toekomst er op dit vlak zo rooskleurig uitziet.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamse comedians met succes in Nederland
|
|