Ons Erfdeel. Jaargang 51
(2008)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |||
De Koran in Abdoliaans Nederlands
| |||
[pagina 19]
| |||
abdelkader benali In 2004 heeft Hafid Bouazza een aantal vertaalde soera's gepubliceerd in het literaire tijdschrift Optima. Ook geen pretje om te lezen. Die vertalingen gaan ten onder aan geparfumeerd taalgebruik en gekunsteldheid. De begrijpelijke drang van Bouazza om de barokke Arabische tekst in barok Nederlands om te zetten, heeft onleesbaarheid als gevolg, en ook talloze slordigheden die een goede vertaler niet waardig zijn. Gebrek aan concentratie en overmoed breken de vertaler op. In Bouazza's poging blijft de Koran ook in het Nederlands nog onleesbaar. Maar misschien was dat wel de bedoeling. Nu heeft Kader Abdolah het geprobeerd en hij introduceert meteen een noviteit die je niet anders kan dan verwelkomen in het licht van de zo gezochte transparantie rond die onleesbare Koran. Hij heeft de soera's in een chronologische volgorde geplaatst zodat we, aan de hand van de biografie van de Boodschapper, zoals de profeet Mohammed door moslims wordt genoemd en zoals Mohammed zichzelf ook zag, niet alleen de wordingsgeschiedenis van het boek kunnen lezen, maar ook de soera's in een historische context kunnen zien en daardoor begrijpen waarom stijl, inhoud en lengte van de soera's zijn gaan verschillen. Daarnaast voorziet de uit Perzië afkomstige schrijver sommige soera's van een korte inleiding waarin hij aan de hand van een Perzische soefi de soera uitlegt. In Perzië en omstreken was de Koran niet alleen een religieuze tekst; de soera's werd ook een spirituele kracht toegekend die een dito lezing opleverde. Dit levert soms heel aardige vertellingen op - al had ik vaak het gevoel dat Kader Abdolah om de Nederlandse lezer ten dienste te zijn iets van de complexiteit van die verhalen versimpeld of helemaal weggelaten heeft. | |||
[pagina 20]
| |||
Foto Ger Loeffen Fotojournalist
| |||
[pagina 21]
| |||
De menselijke kantKader Abdolah is geen schriftgeleerde maar een ambitieuze, noeste schrijver die met zijn kennis en achtergrond op prachtige wijze inspeelt op het sentiment dat er in de Lage Landen rond de islam leeft. De vertellingen worden in de handen van de Pers uit Delft mooie, wat naïeve sprookjes voor het slapengaan. Zo heeft Abdolah deze vertaling ook bedoeld: als nachtkastliteratuur om mee in slaap te vallen, en dat zal ook wel de reden zijn waarom hij de taal van de vertaling zo simpel mogelijk heeft gehouden. Daar valt wel iets voor te zeggen, want wie de Koran voor een groot publiek wil open stellen, moet versoberen. Maar deze keuze heeft hem ook de kritiek opgeleverd dat hij de Koran minder gewelddadig zou willen maken. De passages waarin de ongelovigen een heet hiernamaals wordt voorgeschoteld en de oproep tot verdelging zouden er door hem uit zijn gehaald opdat de Koran vooral als een pacifistisch boek wordt gelezen. Zelfcensuur dus. De Nederlandse lezer wordt zand in de ogen gestrooid. Zo heeft hij in de gebruikelijke aanhef van elke soera een extra aanhef toegevoegd: ‘Hij is lief.’ Dat klinkt minder koddig dan het is. Perzische soefi's hebben eeuwenlang de lieve kant van Allah bezongen. Muziek en poëzie getuigen hiervan. Nieuw is dat Kader Abdolah die historische verworvenheid weer terug laat vloeien in de Koran. De stroom verrijkt de bron. De Koran is niet per se agressiever of haatdragender dan andere boeken. Het is een complex, gelaagd en uitermate ambigu product van een bepaalde periode in de geschiedenis toen een nieuw geloof in de wereld kwam. Mohammed kwam met een Boodschap maar moest die Boodschap ook verdedigen. Je kunt je ook afvragen hoe centraal die Boodschap voor hem was te midden van alle ontwikkelingen die hij doormaakte. Waren de soera's niet een soort van bijproduct van de milities die hij aan het opzetten was? Verzen om het moreel wat op te krikken, vast te houden? Het boek als een oproep tot standvastigheid in het oog van de Mekkaanse overmacht? Dat Kader Abdolah dit ‘gewelddadige’ aspect wat wegpoetst of verijdelt, is een keuze die vooral te maken heeft met onze geterroriseerde tijd. Hij wil de mensen de ogen openen voor de andere kant van de Koran, de menselijke kant. Niet voor niets begeleidt een sprookjesvariant van Mohammeds leven, het boek De boodschapper, deze vertaling. Maar wie veel weglaat om de menselijke kant te laten zien, laat misschien te veel weg. Hoe groter geest, hoe groter beest. Ook Mohammed. | |||
Orale poëzieDe taal van de Koran is zacht gezegd niet makkelijk en heeft ervoor gezorgd dat menig moslim niet zonder duidelijke instructies het boek kan lezen, moet lezen. De taal creëert een afstand en tegelijkertijd ook een fascinatie. Veel soera's zijn prachtig, bedwelmend en tegelijkertijd leiden ze je binnen in een taalstructuur die ongekende mogelijkheden lijkt te bieden om zinnen te formuleren. | |||
[pagina 22]
| |||
Als kind kreeg ik de Koran er met de stok ingemept. Naar de moskee gaan, noemden we ‘Vietnam bezoeken’. Ik bezocht drie keer in de week de moskee in Rotterdam waar we, weggestouwd in de madrassa (lees: kelder), soera na soera moesten leren. Ik bakte er niets van omdat ik het al snel gehad had met de pijnlijke afstraffingen die je kreeg als je aan het einde van de middag nog niets had geleerd. Alles in mij verzette zich tegen deze onvrijwillige onderwerping. Het enige optimistische dat ik eraan overgehouden heb, is dat het geloof, welk geloof dan ook, er vakkundig uit is geslagen door een stel aardige idioten die ook niet goed wisten waar ze mee bezig waren. Alles wat naar indoctrinatie riekt, verfoei ik en herken ik of meen ik te herkennen. Maar het gezamenlijk reciteren van die soera's, de alliteraties die loskwamen, de taal die ging zingen, dat is me altijd bijgebleven, onderdeel geworden van de harde schrijf van de oraliteit. Dat al het makkelijke met het moeilijke samenhangt, zoals ik leerde uit soera De Verruiming, klinkt in het Koranisch Arabisch als een onuitwisbare les voor het leven. Abdolah heeft dit vertaald met: na een moeilijke tijd, breekt altijd een makkelijke tijd aan. Dit is klinkklare onzin. Voor de Nederlandse lezer moet de profeet overkomen als een politicus van een nieuwe partij die verwikkeld is in een bikkelharde campagne. Het is trouwens maar de vraag of Mohammed veel van zijn recitaties wel had bedoeld voor het schrift. De eerste soera's lieten zich uitstekend declameren tegenover een gehoor door hun ritmische taalgebruik, ingenieuze vondsten, veel repetities van krachtige, soms onheilspellende beelden waarin de dag des oordeels werd aangekondigd - deze recitaties overduidelijk geïnspireerd door de bedoeïenenpoëzie waarin oraliteit en poëzie een krachtige waarde hadden. Orale poëzie; geen proza, zeker geen boek. | |||
Een boek dat geen boek had mogen zijnWanneer raakte Mohammed ervan overtuigd dat de goddelijke inspiratie uiteindelijk een boekvorm zou krijgen? Je kunt je ook afvragen of hij dat wel wist. Misschien was het zijn opvolger Omar die op het briljante idee kwam. Zo staat er in de Koran dat het boek is neergedaald in de maand Ramadan, de heilige maand. Maar dat kan niet het hele boek zijn geweest want de legende verhaalt dat de engel Gabriël Mohammed bezocht om hem te dwingen de soera's, die de engel hem inblies, op te schrijven. De wordingsgeschiedenis van een boek dat geen boek had mogen zijn. Een Borgesverhaal. Wat doet Abdolah met deze kennis? Hij is natuurlijk op de hoogte van de contradicties en dat gaf hem de vrijheid om ermee te doen wat hij zelf wilde om zijn doel, de Koran vertaald in Abdoliaans Nederlands, te verwezenlijken. Bij lezing kreeg ik het gevoel dat Kader Abdolah zelf ook niet zo goed raad weet met de taal van de Koran. De schrijver neemt allerlei beslissingen die voortkomen uit een oppervlakkige lezing. Er is niemand in het Midden-Oosten die deze taal spreekt. Koranisch Arabisch is de taal | |||
[pagina 23]
| |||
Kader Abdolah (o1954) met Koran, Foto Klaas Koppe.
die in de Koran wordt gebruikt; een lokaal dialect van Mekka en Jatrib, de woonstee van Mohammed na zijn vlucht uit Mekka, gestimuleerd en verfijnd, verrijkt door de bedoeïenenpoezie. Tijdens het lezen van de vertaling dringt zich soms de vraag op of Kader Abdolah wel Arabisch kent. Zo vertaalt hij in een soera over waarzegsters in Mekka ‘zij die in knopen blazen’, als ‘heksen’. Ik dacht aan de heksenwaag en bezemstelen. Het woord ‘heksen’ doet wat deze vrouwen in Mekka deden onrecht en vlakt het karakter van de soera jammerlijk uit. Mohammed wilde waarschuwen tegen bijgeloof. Gelovigen maken van de Profeet een rationalist die bezig was om wat geestelijke orde te brengen in het verwarde hoofd van de primitieve bedoeïenensamenleving, maar dat beeld is misleidend. Mohammed hield niet van die dames. Niet omdat hij zo tegen bijgeloof was, maar omdat hij in die vrouwen een bedreiging van zijn eigen leer zag. Zijn leer moest de enige leer zijn die mensen gingen navolgen en dus moesten passanten in Mekka, om uitsluitsel te krijgen over hun toekomst, niet meer te rade gaan bij deze waarzegsters die knopen maakten en erop bliezen, maar overtuigd raken dat hun lot alleen maar bij Allah lag en niemand anders. Met deze soera wilde Mohammed de aandacht wegtrekken van de ‘heksen’, en er lag een waarschuwing in: als ik aan de macht kom, maak ik jullie onzichtbaar. Dit zegt hij | |||
[pagina 24]
| |||
in een van de eerste soera's die hij uitsprak. Veel van zijn eerste soera's zitten vol vermaningen aan vijanden, mensen die hem bespotten, mogelijke bedreigers. Hij had een vooruitziende blik en zijn zelfvertrouwen is opmerkelijk. Ook de dichters moesten uitkijken bij Mohammed. Zij waren de satiristen van hun tijd. Ze lachten hem uit, bespotten hem, ervan uitgaand dat ze met een praatjesmaker te maken hadden. Deze man die de ijzersterke bedoeïenenstructuren van hun maatschappij wilde omgooien - een lachertje was hij! Ze hebben later anders gepiept. De fatwa tegen Salman Rushdie uit 1989 is de kracht van de lange arm die Mohammed nog altijd bezit. Mohammed viel iedereen aan die net als hij aanspraak maakte op een exclusieve band met de Voorzienigheid of Goddelijke Inspiratie. Of dat nu de dichters, waarzegsters of, later, de joden, waren. Tegelijkertijd maakte hij gebruik van de kennis en de special effects van dichters, de joden en die waarzeggers om zijn soera's zelf ook ingang te doen vinden bij de bewoners van Mekka en Jatrib (later Medina genoemd) die hem, in den beginne, een vreemde, machteloze snuiter moeten hebben gevonden. Een immigrant. Een afvallige ook. En Mohammed moet ook vaak getwijfeld hebben over wat hij aan het doen was. Je zou kunnen zeggen dat hij een man was die tijdens zijn leven met Koranisch kunst- en vliegwerk over een dunne draad liep van zijn geringe afkomst naar een succesvolle, keiharde warlord die van de meisjes geen genoeg kreeg. Deze prestatie op zich verdient een diep respect. Zo stel ik me dat voor. Alleen Allah weet het echt.
Kader Abolah geeft in zijn inleiding aan dat hij de Koran uit de Arabische editie van zijn grootvader heeft vertaald. Naar alle waarschijnlijkheid heeft hij vooral geleund op de Perzische en vooral Nederlandse vertaling (in het bijzonder de voortreffelijke vertaling van de Fred LeemhuisGa naar eindnoot1; ik vermoed dat ook op de redactie van De Geus elke keer als er weer een stukje hertaling van Abdolah binnenkwam, vertwijfeld is gegrepen naar Leemhuis om te begrijpen wat er echt staat.) Kader Abdolah maakt van Arabische woorden Perzische woorden waar gewoon Nederlands had kunnen staan. Bijvoorbeeld de titel van soera Alghareto. Dat betekent, in de vertaling van Leemhuis, de Rampspoed. In fonetisch Nederlands zou dat moeten klinken als Al-'riha. De apostrof staat voor de in de Westerse talen onbekende klank van de Kaf; het klankje waar je met je strottenhoofd moet klikken om het te maken. De Egyptenaren en Libanezen laten dat klikje meestal weg. Er valt een witje waar eigenlijk de Kaf hoort. De Noord-Afrikanen laten de Kaf horen waar ze maar kunnen. Alif Laam Kaf Ra Ha, dat is het woord. Rampspoed. Hetzelfde geldt voor soera De Nacht van de Ghadr, bij Abdolah. Bij Leemhuis is dat De Nacht van de Macht. 'Adr Kaf Da Ra. Kadr is een van de negenennegentig namen die Allah worden toegeschreven. Vandaar mijn | |||
[pagina 25]
| |||
eigen voornaam Abdelkader; Onderdaan van de Machtige. Waarom het volgens Abdolah Ghadr moet zijn, is onduidelijk. Ik denk dat Abdolah het sprookjesachtige element van de Koran niet wilde laten ondersneeuwen in zijn Hollandse rechttoe-rechtaan aanpak en soms wat herschikte, dus mystificeerde. En dat leverde deze vertaling op. Maar deze is hopelijk niet de laatste. Ik verwacht veel van de vertaling van Hafid Bouazza, mocht hij die ondernemen. Voorlopig moet de Nederlandstalige lezer het uitzingen met deze van Kader Abdolah. Mohammed! Zeg tegen hen: ‘Ik ben slechts een waarschuwer en er is geen God naast de oppermachtige Allah. Hij is een!’ Zeg: ‘Het is een groot nieuws, maar jullie willen het niet horen. Ik weet niets over de vergadering van de hoogsten in de hemel en ik ook niet waarover gesproken wordt. Ik ben slechts een boodschapper.’ (soera 38, Saad, 65-70; in de vertaling van Kader Abdolah) | |||
Literatuur
|
|