| |
| |
| |
Ascenseur
[8] Gedicht aan kabels
Mijn lift is een gedicht aan kabels. Graag had ik nu verkondigd dat toen ik voor de allereerste keer zijn zwartgelakte, gietijzeren kooi bewonderde ik meteen besloot het appartement te huren waarvan ik op dat moment nog niet eens de voordeur had gezien. Die bewering zou niet op waarheid berusten. Liefde op het eerste gezicht stel je altijd achteraf pas vast.
De eerste beroering van het ronde zwarte drukknopje in het metalen kader met de geponste woorden lift en schindler, het woord occupé dat rood oplicht in een klein ovalen glasraam als de gietijzeren kooideur geopend wordt. Het harmonicahekje en de houten cabine, de bodem die kraakt onder elk binnentreden. De verticaal gerangschikte etageknoppen: sous-sol, rez-de-chausée, ier étage, 2me étage, 3me étage, 4me étage. Het wijnrode bevel arrêt, het mintgroene woord alarme.
De wens die ter hoogte van de derde verdieping opkomt. Dat de eigenaar van het ongeziene appartement nog altijd op zoek moge zijn naar een nieuwe bewoner.
Een hemelvaart, is dat niet de onwezenlijke tocht opwaarts die we naar verluidt slechts één keer in ons leven, en wel aan het einde ervan, mogen ervaren?
Op een ochtend in Elsene, juni 2005, zie ik vanuit de cabine van een bijna zeventig jaar oude lift door de raampjes de betonnen vloeren een voor een aan me voorbijtrekken. Het besef dwars door die vloeren op te stijgen in een beweging die - alles lijkt opeens mogelijk - geen halt zal houden bij de vierde etage maar zich zal voortzetten in de ruimte daarboven, in wat de dichters vroeger ‘zwerk’ noemden.
| |
| |
daniël rovers
werd geboren te Zelhem in 1975. Studeerde Nederlands en wijsbegeerte in Nijmegen. Werkt aan de Vrije Universiteit Brussel. Publiceerde in 2005 de essaybundel Bunzing.
Adres: Mercelisstraat 33c bus 4, B-1050 Brussel
Rondom de schacht wentelt een granieten trap zich mee naar boven, als een collier van Tiffany's om de slanke hals van Audrey Hepburn, de actrice die in deze buurt, op een steenworp afstand, in de Keyenveldstraat, het levenslicht zag. De lift stamt uit 1939, het jaar waarin Audrey haar tiende verjaardag zal hebben gevierd, met eclairs en limonade en een witte poedel met roze strikken in zijn lange oren, die rondjes draafde in de ommuurde achtertuin, geen benul nog, het hondje, van het ongeluk dat hem een week later zou overkomen, de brede voorbanden van de lastwagen van de firma Onckelinx, grossier in liftbenodigdheden.
In 1939 verhuist Audrey Hepburn van Londen naar Arnhem.
Op een geponst metalen plaatje binnenin de cabine: de maker van het liftmonument, de Fabrique d'Ascenseurs et Monte-charges Schindler (1874) et CIE. Het oppervlak van de vloer: niet meer dan een meter bij een halve meter. Het maximumgewicht: 240 kilogram, oftewel, naar vooroorlogse gemiddelden, drie volwassen personen. Een rechthoekige spiegel, een kristallen lamp aan het plafond, goudglans op het gelakte hout.
De meest markante sensatie die mijn lift zijn passagiers bezorgt: de geur van boenwas, aangevuld met toetsen smeerolie. De geur laat zich het best omschrijven met het adjectief ‘vooroorlogs’. Het is de geur van sociale mobiliteit, de optimistische zekerheid dat betere tijden zullen aanbreken omdat we zopas op de juiste knop hebben gedrukt, het bijna euforische geluk omdat we denken dat dit onze verdienste is.
| |
| |
| |
[7] Het harmonicahekje
Net als bij een nieuw kapsel, koesteren we bij het betrekken van een nieuwe woning de illusie dat met deze uiterlijke verandering een geheel nieuw leven van start zal gaan. In de zomer van 2005 betrok ik een klein appartement op de vierde verdieping van een art decogebouw in de Mercelisstraat te Elsene, de straat waar ooit de uitgever van Charles Baudelaire heeft gewoond. Een aan de uitgever gerichte enveloppe haalde zelfs het verzameld werk van de dichter: ‘Monsieur Auguste Malassis / Rue de Mercélis / Numéro trente-cinq bis / Dans le faubourg d'Ixelles, / Bruxelles. / (Recommandé à l' Arioste / De la poste, / C'est-à-dire à quelque facteur / Versificateur.)’
Het gebouw, met zijn afgeronde vormen in statige, donkerbruine baksteen, zijn marmeren ingangshal, belooft esthetische verfijning, maatschappelijk welslagen. Vanaf het platte grintdak biedt het een panoramisch uitzicht over het zuiden van de stad Brussel: Hoogte Honderd, het gemeentehuis van Sint-Gillis, de Zuidtoren, het Hiltonhotel, de Europese wijk. Waanzinnig mooie zonsondergangen maakte ik er mee in de tropische zomer van 2006, toen een helrode vuurbol avonden achtereen wegsmolt achter de koepel van het Justitiepaleis, in 1940 nog door Hitler uitgeroepen tot zijn favoriete bouwwerk buiten Duitsland.
Maar mij werd vooral dierbaar de lift: een dermate sierlijke machine dat er beter aan gerefereerd zou worden met de Franse term die in haar drielettergrepig mondverglijden, eindigend achter in de keel, recht doet aan zijn elegante verticale gang. Deze ascenseur beloofde pure opwaartse beweging, hij was als een adelbrief.
De eerste keer dat mijn ouders op bezoek kwamen in Elsene, namen we gedrieën plaats in de lift. Vanwege de beperkte ruimte moesten we achter elkaar staan, onze gezichten naar de zijkant van de lift gericht, alsof we wachtten voor een voedseluitdeling of een bezet toilet. Zo krap was het, dat het me moeite kostte een hand vrij te maken om op het knopje van de vierde etage te drukken. Aan zoveel familiale warmte was ik sinds mijn vierde levensjaar, toen ik met mijn zus en vader een ligbad deelde, niet meer blootgesteld. Verlegen geraakt door onze bloedeigen nabijheid bereikten we de vierde verdieping. Ik stapte als eerste uit, mijn moeder volgde, waarna ook mijn vader de houten cabine verliet. Hij was het die het harmonicahekje weer sloot - ‘dichtklapte’ is een beter woord - en de gietijzeren deur in het slot duwde, of liever gezegd: ramde. Ik wilde nog waarschuwen vooral voorzichtig te zijn, maar was te laat: het harmonicahekje bleek uit de rails te zijn gelopen. Het gleed niet langer soepel open en dicht, het schuurde nu over de rails, als een Aldi-winkelwagentje, de voorwielen vastgelopen in een blad verrotte sla.
Het zou een maand duren voordat een onderhoudstechnicus het hekje weer gesmeerd in de rails liet sporen. Een maand lang bedacht ik elke keer als het harmonicahekje openschoof of -schuurde dat ik nooit aan de rez-de-chaussée van mijn afkomst zou ontsnappen. Tronend in zijn liftpaleis drukte de parvenu op de knoppen.
| |
| |
Emmanuel Van Driesschestraat, Elsene, Foto Saskia Vanderstichele.
| |
| |
| |
[6] De liftboy
Hoewel Lodewijk de Vijftiende al in 1743 een liftconstructie installeert in zijn paleis te Versailles, wordt de geboorte van de lift meestal 110 jaar later gedateerd, in 1854 om precies te zijn. Tijdens de Wereldtentoonstelling in New York laat uitvinder Elisha Otis zich op een stalen plateau de hoogte in hijsen. Als hij boven het toegestroomde publiek is uitgetild snijdt hij de kabels door. Het publiek schreeuwt het uit, Otis zelf blijft doodkalm. Hij weet dat een systeem van veiligheidspallen verhindert dat het plateau de diepte in stort.
Rem Koolhaas verhaalt de eerste episode uit de geschiedenis van de lift in Delirious New York. Koolhaas stelt dat het succes van de lift, zoals bij veel moderne technologische innovaties, al de mogelijkheid van zijn falen inhield. In het Engels klinkt dit smeuïger: ‘Contained in its succes is the specter of its possible failure.’ Koolhaas schrijft, meer dan twintig jaar voordat twee vliegtuigen de Twin Towers vernietigen: ‘Otis has introduced a theme that will be a leitmotiv of the island's future developments: Manhattan is an accumulation of possible disasters that never happen.’
In de beginjaren van de lift zijn de liftschaften nog open - er is oogcontact mogelijk vanuit de cabine met de gebruikers van de trappen, een mogelijkheid die in Hollywoodfilms uit de jaren dertig en veertig wordt uitgebuit in zogeheten Chase-the-Elevator-Down-the-Stairs-scènes.
Aan het einde van de negentiende eeuw worden, uit kostenoverwegingen, de meeste liften in een gesloten liftschacht afgeleverd. In die jaren bedienen zogeheten liftboys nog de knoppen. In 1892 wordt weliswaar de elektronische drukknop uitgevonden, maar de liftboy houdt stand tot rond de jaren veertig. Nog in 1975 bericht de New York Times dat de bewoners van een appartementencomplex in de Upper East Side van Manhattan in een juridische strijd verwikkeld zijn met de eigenaar van hun gebouw, die de lift wil moderniseren en - erger - zich van de liftboy wil ontdoen.
Liftpassagiers moeten vandaag de dag zelf op de knoppen te drukken - in de lift is iedereen gelijk. Maar zonder liftbediende is er niemand meer die de schuld van het lange wachten kan krijgen. Als in 1958 de verantwoordelijke ingenieur van het Seagramgebouw in Chicago klachten ontvangt over de wachttijd voor de liften, lost hij het probleem op door in de corridors spiegels te monteren. De klachtenstroom droogt onmiddellijk op.
Een lift is een rechthoekige doos, de vorm van een doodskist. Dat is de reden waarom liftwanden nooit egaal doorlopen van vloer tot dak, maar onderbroken worden door een reling of een manshoge spiegel. In de jaren twintig vindt George Squier de elevator music, oftewel muzak uit, bedoeld om liftpassagiers op hun gemak te stellen die door de komst van de wolkenkrabber steeds meer tijd moeten doorbrengen in een houten of stalen doos.
| |
| |
Architect en projectontwikkelaar John Portman grijpt in de jaren zestig terug op het concept van de open liftschacht. In zijn Regency Hotel in Atlanta laat hij glazen liften monteren, die schijnbaar schachtloos in het grote atrium op en neer zoeven. Ruimte wordt gespaard, monumentaliteit gecreëerd. De architect merkt op dat de passagiers van zijn liften meer op hun gemak lijken dan de passagiers van een gesloten lift: gesprekken stokken niet bij het binnenstappen van de atriumliften. (Peter A. Hall, Designing Non-Space: The Evolution of the Elevator Interior.)
In een lift worden mensen gedwongen gedurende een korte tijd een kleine ruimte te delen met wildvreemden. Een goede oefening in democratisch dulden, bron van voortdurend ongemak. De liftdeuren die net voor je neus dichtklappen, de liftdeuren die je zelf net voor de neus van een ander laat dichtklappen. De vraag: ‘De vijfde alstublieft.’ Nors drukt een medepassagier op vijf, hij is in een handwenk gedegradeerd tot liftboy. De verrukking als op het werk een onbekende collega bij het verlaten van de stalen doos afscheid neemt als een vriend na een lange, gedeelde reis.
| |
[5] De reden van de alarmknop
‘De enige reden dat er een stopknop in een lift zit, is toch om er seks in te hebben?’ Je zou de vraag maar gesteld krijgen, terwijl je gevangen zit tussen de vier stalen wanden van een lift, ergens tussen de begane grond en de vijfentwintigste verdieping. Je bloost, durft jezelf amper in de spiegel aan te kijken terwijl je je afvraagt of deze vraag retorisch bedoeld is.
Liftintimiteit. Vriendin Deidre vertelde dat ze ooit in de lift van haar appartementsgebouw door de bovenbuurman werd gevraagd of ze misschien geïnteresseerd was in de onderbroeken van zijn overleden vrouw. Het zou toch zonde zijn al dat textiel ongebruikt in de kast te laten liggen?
‘Love in an elevator / Lovin' it up when I'm goin' down’ zingen de mannen van Aerosmith over een arbeider die de hele dag voor de baas heeft gesloofd en zich nu mag overgeven aan een levendige fantasie: ‘Ladies' lingerie, second floor’.
De aanvangsscène van Dick Maas' thriller De lift: twee bevriende stellen nemen na een dronkemansdiner in een panoramarestaurant de lift naar de begane grond, het ene stel kan niet langer wachten, man en vrouw beginnen elkaar op te vrijen, terwijl het andere stel angstig opmerkt dat de lift op tilt slaat.
De Amerikaanse komedie 100 Girls: een student probeert de onbekende vrouw terug te vinden met wie hij in een lift de liefde bedreef tijdens een natie-omspannende black out.
Scarlett Johansson: de actrice weersprak geruchten dat ze met acteur Benicio Del Toro zou zijn vreemdgegaan in een lift. Het is de locatie, de lift, die het Johansson onmogelijk maakte de roddel te ontzenuwen.
| |
| |
Christiaan Weijts' roman Art. 285b: het probleemmeisje Victoria vertelt protagonist Sebastiaan Steijn hoe zij die week in de lift, ergens tussen de derde en vierde verdieping, de liefde bedreef met een man die ze een uur eerder in een café had ontmoet. Het melancholische commentaar van de verteller: ‘Hij kon daarna nooit met haar in een lift staan zonder daaraan te denken. Waarom deed ze zoiets nooit op de momenten dat hij haar begeleidde?’
In de tijdschriftlijstjes met dertig dingen die je absoluut gedaan zou moeten hebben voor je veertig wordt, duikt steevast die ene bijzondere liftactiviteit op. Onderzoek (Gallup i.o.v. Durex) wijst uit dat zeventig procent van de ondervraagden het graag eens in een lift zou doen, terwijl vier procent dat ook daadwerkelijk deed.
Waarom?
Worden de zinnen geprikkeld door het stijgen en schokken van het voertuig, is het de tijdelijke onzichtbaarheid en de altijd dreigende onthulling? Biedt de kleine ruimte een alibi voor een ‘toevallige’ eerste (essentiële) aanraking? Laat de lift het toe datgene te doen wat men al de hele avond begeerde maar niet durfde te ondernemen, namelijk de kleren van dat bloedmooie lijf te rukken?
‘Schrijver zkt intelligente, lfst slanke vrouw om lief te hebben in een lift.’ Ik zal op het afgesproken tijdstip wachten bij de intercom, opendoen als er gebeld wordt. Ik zal mijn voordeur uitstappen en wachten totdat de cabine op de vierde verdieping aankomt, totdat het harmonicahekje wordt opengeschoven, de deur opengaat en ik eindelijk de prangende vraag kan stellen. ‘Kent u misschien de reden waarom er een stopknop in elke lift zit?’
| |
[4] De lichtblonde labrador Kelly
We staan niet graag gedwongen samen in de kleine, bedompte ruimte van een lift. We worden ons ineens andermans ademtocht bewust, starend naar de display waarop, altijd trager dan gewenst, de nummers van de achtereenvolgende verdiepingen oplichten. Plots wordt dat ongelukkige huwelijk of die veel te drukke baan belichaamd in deze ervaring van verticale verdrukking van het zelf.
In de twee jaar dat ik het appartement in de Mercelisstraat bewoon, is het me maar één keer overkomen dat ik de lift mocht delen met een andere passagier. Ze ging in het zwart gekleed, rook naar zoete bloemen en pasgewassen lakens. Dertig jaar oud moet ze ongeveer zijn geweest. Ze had opvallend donkere wenkbrauwen, een bleek gelaat, volle lippen. We troffen elkaar op de begane grond. Ik liet haar voorgaan. Zij stapte de lift in, ik volgde. Ze vroeg op welke verdieping ik zou uitstappen. Ik antwoordde dat het de vierde verdieping zou zijn. Ze zei dat het dan toch handiger was om van positie te wisselen. Wat we vervolgens ook deden, waarna we vertrokken.
Ik zei: ‘U bent sinds ik hier woon de eerste die een lift met mij deelt.’
| |
| |
Brugmannplein, Elsene, Foto Saskia Vanderstichele
Zij zei: ‘Meneer, u bent ook mijn eerste keer’.
We gniffelden. Zo ontspannen kon het er dus ook aan toe gaan in een krappe lift. Op de tweede verdieping hield de cabine halt, de vrouw schoof het harmonicahekje naar links, in de richting van waar ik stond, zodat haar gezicht mijn gezicht tot op enkele centimeters naderde. Ik merkte dat ik mijn adem inhield.
Kennelijk buigen we ons in een lift toch niet zonder implicaties naar een ander over. De vrouw verliet de lucht, een wolkje zoete bloemen achterlatend. Manmoedig riep ik haar na: ‘Ja, de mensen zijn nu eenmaal wat timide.’
Op de Albert Giroudlaan in Schaarbeek deelde ik een oude houten lift met een brandweerman, stevig als een bluswagen, zijn rijzige dochter van zestien en een hond, de lichtblonde labrador Kelly. De lift was een Marien uit 1930, volgens het voorschrift geschikt voor vier personen, maximum gewicht driehonderd kilogram. Een sobere lift, met een kleine spiegel op de achterwand en een gloeilamp in een kader van ijzerdraad aan het plafond.
Eerst had ik nog geaarzeld om de cabine binnen te gaan. Vader, dochter en hond maakten zich op voor een rit naar de eerste verdieping. De brandweerman, meneer Stradiot, een vierkante hoornen bril op zijn verhitte voorhoofd, gebaarde dat ik vooral binnen moest komen. Om me aan te moedigen maakte hij wat extra ruimte. De dochter glimlachte allervriendelijkst, de hond keek naar me op alsof ze wilde zeggen: ‘Doe niet zo afstandelijk man, kom er gewoon bij.’ En dat deed ik toen maar. Het meisje glimlachte nog altijd - die glimlach legde ze hooguit af in haar slaap. Meneer Stradiot
| |
| |
sloot de deur en de lift zette zich in beweging. Prompt begon de hond mijn kruis te besnuffelen, zodat ik gedwongen werd me te bukken - niet makkelijk in de overvolle lift - om de hond achter zijn oren te aaien, waarbij ik haar zo onopvallend mogelijk in de richting van andere geurmonsters probeerde te leiden. Daar had Kelly geen zin in, zodat ik me weer oprichtte in een tweede poging me van haar te ontdoen. Met een rood hoofd, en dat niet alleen vanwege het bukken, keek ik vader en dochter en hond Kelly aan. Zo bereikten we samen de eerste verdieping.
Indien onbekenden ons uitnodigen de lift met hen te delen, moeten we hun gastvrijheid op waarde schatten. We nemen in zekere zin plaats in een huiselijke kring, een ruimte zwevend tussen vertrek en thuiskomst. En als we een lift delen met een onbekende hond, zorgen we er voor dat we een schone onderbroek aanhebben.
| |
[3] De man van 't vak
Het moment dat hij een schroef kon vasthouden, liep hij rond in het werkhuis van zijn vader, die in de jaren dertig een liftfabriek in Sint-Joost-ten-Node had opgericht. In 1959 stierf de vader onverwacht en hij, de oudste zoon, destijds zeventien jaar oud, nam de zaak over. De zoon zag al snel in dat hij niet zou kunnen concurreren met de grote internationale liftbedrijven en ging zich toeleggen op het onderhoud en de restauratie van oude liften. Tot verdriet van zijn moeder, die graag had gezien dat het bedrijf zou worden voortgezet zoals haar man het was begonnen.
Hij had heldere groengrijze ogen en opvallend lange oren. Het topje aan de wijsvinger van zijn linkerhand ontbrak. Hij keek geduldig, een beetje spottend de wereld in, alsof hij die wereld zonder veel moeite uit en ook weer in elkaar zou kunnen schroeven. Hij sprak over ‘de mannen van 't vak’, ‘de mannen van vroeger’, die het om hun beroep, niet om het geld ging, en die zes, soms zeven dagen per week aan de liften werkten.
Hij stelde dat je in de allereerste plaats het leven ‘langs de goede kant’ moest leven, benadrukte het belang om op zijn tijd ‘goed te kunnen lachen’.
In de buurt van het Kasteleinplein, in een appartementencomplex dat de vorm had van een breed strijkijzer, legde hij de werking uit van een Stiglerlift, bouwjaar 1922. Op de bodem van de brede cabine lag een vloerkleed, aan de achterwand hing een spiegel, daaronder een inklapbaar zitbankje, aan de zijwand, naast het bedieningspaneel, een donkergrijze druktoetstelefoon van Belgacom. Hij het de cabine van de begane grond naar de eerste etage klimmen, legde de werking van het beveiligingssysteem uit. Op de eerste verdieping wachtte een dame met een kinderwagen op de lift. Hij begon een gesprekje.
Ze was Française, maar woonde de laatste twintig jaar in Londen. Ze bekende hem angst voor liften te hebben en hij leek het zich persoonlijk aan te trekken. Een lift was toch
| |
| |
een nuttige machine? En in deze lift, met die open gietijzeren liftschaft, hoefde ze toch allerminst claustrofobisch te zijn? Hij was: docent, zendeling, liftreparateur-charmeur.
In café Le Berkendael in Sint-Gillis zou hij een uur later zeggen: ‘Ik dacht: Godverdoemme, Françaiseken. Want ze neemt toch niet de trap, hé.’
In de kelder van het gebouw, waar de babyblauwe verf in continenten van de muur afbladderde, toonde hij de motor van de lift, ook uit 1922, die hij had ‘gered’. Hij liet de lift opnieuw lopen en fluisterde: ‘Hoor hoe zacht. Dat is vakwerk, dat gaat gewoon niet kapot. Over vijftig jaar, loopt die motor nog juist zoals vandaag.’ Aan het schokkerige optrekken kon je horen dat de kabels nodig weer gesmeerd moesten worden. Het lag aan het gebouw, wist hij, waarin de verwarming te hoog stond, zodat de smeerolie snel verdampte.
Hij maakte zich zorgen over de snelle afname van bekwame technici en werklieden. We zitten dadelijk, zei hij, met een leger dat alleen maar generaals kent. Terwijl je een oorlog niet kunt winnen zonder de soldaten in het veld.
Onlangs was hij nog op prospectie geweest in China, in een nieuwe liftfabriek. ‘Een fabriek als bij ons, alleen nog efficiënter. En ingenieurs als bij ons, alleen jonger en veel talrijker. Het is een hele nieuwe manier van werken. In China, daar gebeurt het vandaag: 't Is de revolutie.’ Maar als een lift in China geproduceerd wordt en in België geïnstalleerd, dan vervalt het contact tussen liftontwerper en reparateur. Vroeger bereikten klachten van klanten de ontwerpers direct. Dan gingen ze met de mannen van de fabriek over het probleem praten, de ploeg die na het werk bijeenkwam in de kantine rond een pint. Dat nu miste China: werkoverleg rond een pint.
Achter de Brusselse façades gingen prachtige liftmonumenten schuil. ‘Daar hebben we gelukkig nog geen museum voor nodig. Maar al die politiekers die roepen dat Brussel in de jaren tachtig zo verminkt is, en dat Vanden Boeynants dat gedaan heeft, diezelfde politiekers doen nu precies hetzelfde met de liften.’
Maar hij begreep best dat de grote liftenfabrikanten een gestandaardiseerde markt wilden, waar ze liften konden leveren die in pakketjes uit China kwamen en in een Oostblokland in elkaar werden geschroefd. Weg met die oude houten en gietijzeren gevallen: gunstig voor de portemonnee van de liftproducenten, de managers, aandeelhouders, maar niet voor de particuliere klant.
Hij was van mening dat financiers en aandeelhouders te veel macht hadden, en dat er te weinig geproduceerd werd in Europa, dat we op die manier Japan achterna dreigden te gaan. ‘Vroeger waren Japanners de meest productieve werknemers ter wereld, nu staan ze voor Manneke Pis met een vlaggetje te zwaaien.’
| |
| |
Bosstraat, Elsene;
Mercelisstraat, Elsene, Foto's Saskia Vanderstichele.
| |
[2] Het veiligste transportmiddel ter wereld
‘Ge hebt toch geen angst voor hoogten?’ Ik sta een halve meter van een open liftschacht, buig me voorzichtig voorover, kijk de door bouwlampen verlichte diepte in, zie de kabels die naar het grote niets leiden. Liftreparateur Paul Marien (o1942) en zijn meesterknecht staan in mijn rug, ik voel ze grijnzen. De thriller De lift (1983) heeft zich diep in ons collectieve geheugen genesteld: we kunnen geen liftschacht meer inkijken zonder het idee te krijgen dat we daar onherroepelijk in zullen vallen.
De zevende verdieping van een appartementencomplex op het Brugmannplein - een groot, langwerpige plein in de rijkste hoek van Elsene. De kerk in het midden lijkt vooral bedoeld om pleinvrees bij de bewoners tegen te gaan. Hier tegenover transformeert men het oude Brugmannziekenhuis in een loftenwalhalla, in dit gebouw uit 1930 worden de bovenste zolderkamers, waar tot in de jaren zestig de bedienden huisden, omgebouwd tot penthouses. En ook de liften worden gerenoveerd. De eigenaar van het complex heeft aangegeven dat hij ze zoveel mogelijk in oude staat wil laten. Dat is uitzonderlijk, een oude lift wordt vaak beschouwd als een overbodige kostenpost. Deze eigenaar is een liefhebber, en een vriend van Marien, die de houten toegangsdeuren, waarachter de lift verborgen ligt, tien centimeter naar binnen verplaatste en de bijna antieke liftcabine uitrustte met een zogeheten elektrisch gordijn; de lift blokkeert zodra een van de infrarode stralen wordt onderbroken.
Liften bestaan uit twee soorten: hydraulische liften en tractieliften. De hydraulische variant werkt met een stang die de cabine omhoog duwt, hetzelfde mechanisme waarmee een auto in een garage de hoogte wordt ingeduwd. De tractielift werkt met kabels, die de cabine de hoogte in trekken.
| |
| |
Dansaertstraat, Brussel, Foto Saskia Vanderstichele.
De lift van dit gebouw is een tractielift zoals bij de meeste personenliften het geval is. Twee kabels zitten vast aan de liftcabine en zijn ook verbonden met het tegengewicht, dat bestaat uit onder elkaar gestapelde loden balkjes. Als de lift omhoog gaat, vertrekt het tegengewicht naar beneden, als de lift daalt, gaat het tegengewicht omhoog. Een lift bestaat dus uit een cabine, kabels, een tegengewicht. En natuurlijk ook een motor en een schakelbord, opdat de ritten ordelijk verlopen. De motor en het schakelbord staan onderin of bovenin de liftschacht.
Al verscheidene verplichte modernisaties van liften heeft Marien meegemaakt. Een eerste maatregel in 1982 stipuleerde dat de harmonicahekjes in liften met een open kooiconstructie moesten worden vervangen door sensoren. De maatregel gold echter alleen voor gebouwen met een conciërge, zodat de wet vooral een sociaal effect had. Er volgde een ontslaggolf van conciërges. Volgens Marien zag je velen onder hen
| |
| |
een jaar later terug bij het Centraal Station, waar ze aan stonden te schuiven voor een beker gratis soep. In de jaren negentig werd een nieuwe maatregel uitgevaardigd, die alleen betrekking had op werkliften zonder veiligheidsdeur. Die moesten voortaan worden uitgerust met een veiligheidssensor op tien centimeter hoogte. Een halfslachtige maatregel, die leidde tot de zogeheten accidents poubelles. Als de grote vuilniscontainers, die in de jaren tachtig in het straatbeeld verschenen, achteruit de lift werden ingereden, stak het uiteinde van de container net boven die ene sensor uit. Het gevaar bestond dat de container halverwege in de schacht bleef haken, met alle gevolgen van dien.
De laatste moderniseringsmaatregelen dateren van 2003. Toen werd er een nieuw Koninklijk Besluit (KB) opgesteld met betrekking tot de liftveiligheid. Marien vindt het een goede zaak dat liften veiliger gemaakt worden. Elk tijdperk kent andere gebruikers, en dus andere gewoontes. Daar moet in de voorschriften rekening mee worden gehouden. Toch is hij sceptisch over de maatregelen die werden uitgevaardigd. Het KB stelde algemene richtlijnen op en maakte veel dure controles verplicht, terwijl er volgens Marien beter zou worden geopteerd voor een verplichte état de lieu. Bij zo'n plaatsbeschrijving bepalen specialisten per lift welke maatregelen genomen moeten worden om de veiligheid van de lift te verhogen. Mocht een lift dan echt onveilig blijken, dan kan die direct - en niet pas in 2013, zoals het KB verordent - buiten dienst worden gesteld.
Over de verplichte controles, variërend van twee tot vier keer per jaar, haalt Marien zijn schouders op. ‘Dat is om te lachen natuurlijk. Het is als de autokeuring: als je auto daar in panne valt, dan kunnen die mannen ook niet meer dan de auto naar buiten duwen en een reparateur bellen.’ Er zou volgens Marien minder geld aan de controle en meer geld aan de opleiding van liftreparateurs moeten worden besteed. Want of je nu een hypermoderne of een prachtige antieke lift hebt, als er niemand is die over de kennis en kunde beschikt die te onderhouden, dan wordt de lift, het veiligste transportmiddel ter wereld, echt gevaarlijk.
| |
[1] De ascensoristen
Op 9 maart 2003 nam de Belgische regering in een Koninklijk Besluit de beslissing dat de liften in het land voortaan aan strengere veiligheidseisen moesten voldoen. Een beleidsbeslissing schijnbaar zo opwindend als de vakantiedia's van weerman Frank Deboosere. Het KB stelde dat liften in de nabije toekomst aan een verplichte risicoanalyse zouden moeten worden onderworpen, uit te voeren door de Externe Dienst voor Technische Controle (EDTC). Verbetering of vervanging van de liften zou vervolgens binnen afzienbare tijd moeten plaatsvinden.
| |
| |
Het KB leidde tot hevige protesten bij de woningeigenaren. Zij zouden binnen enkele jaren forse investeringen moeten doen - een nieuwe lift kost al snel 75.000 euro. De tegenstanders van het KB verenigden zich in het Comité tegen de Verplichte Modernisering van Liften (CTVML), daarbij ondersteund door het Nationaal Informatie Centrum voor Mede-eigenaars (NICM). Het comité bekritiseerde het feit dat het betwiste KB was opgesteld aan de hand van een Europese aanbeveling, de Safety Norm for Existing Lifts (SNEL), een norm die het resultaat was van intensief lobbywerk van de European Lift Association (ELA). In België hebben met name de liftcontroleurs, verenigd in de EDTC, ervoor gepleit de aanbeveling om te zetten in een wet. De EDTC onderhoudt echter zeer nauwe banden met de liftproducenten, met wie ze verenigd is in de branchevereniging Agoria. Een van de controlebedrijven zetelt zelfs in hetzelfde gebouw als Agoria, in Antwerpen.
Voor wie in het pynchoneske woud van afkortingen niet meer dan een samenzweringtheorie wil zien: het financieel dagblad De Tijd meldde in het artikel ‘Liftenmakers op zoek naar een vervangingsmarkt’ (26 september 2005) dat de ELA in een uitgelekt memo haar afzonderlijke leden aanraadde ongelukken met liften zo breed mogelijk ‘uit te smeren’ in de pers - om zo draagvlak voor de verregaande veiligheidsmaatregelen te creëren. Want wie is er nu eigenlijk tegen meer veiligheid in liften? Jef Tavernier van het voormalige Agalev alvast niet. Als verantwoordelijk minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu stelde hij in 2003 het eerste lift-KB op.
Het Comité behaalde aanvankelijk succes. Het verkreeg uitstel van de opgelegde termijnen, minimale modernisering bij de oudste liften zou pas moeten worden doorgevoerd in 2013, modernisering bij jongere liften in 2018. Maar echt gelukkig was het comité daar niet mee. Nog altijd worden er twee tot vier verplichte controles per jaar opgelegd - een dure aangelegenheid, waarbij de controleur voor een tiental minuten werk al snel honderdvijftig euro opstrijkt. Liftschachten moeten nog steeds over de gehele lengte worden afgeschermd, wat met name bij oude, halfopen liften zou neerkomen op een enorme investering en vernietiging van veel monumentale liften. En tenslotte draaien nog altijd de lifteigenaren, en niet de liftfabrikanten, op voor de kosten van de veiligheid van het onderhoudspersoneel.
Begin 2007 veroordeelde de mededingingsautoriteit van de Europese Unie vier multinationale liftfabrikanten tot een recordboete van bijna 1 miljard euro wegens kartelvorming. Het comité had de hoop dat dit de Belgische regering de ogen zou openen: dit bewees dat de liftproducenten en -controleurs, samen in België ‘ascensoristen’ genoemd, vuil spel hadden gespeeld. Maar voorlopig gaf de minister van Begroting en Consumentenzaken - in het vorige kabinet Freya Van den Bossche - geen gehoor aan de klachten.
| |
| |
Het comité voert een lastige strijd. De vakbonden staan achter de liftfabrikanten, omdat de maatregelen werkgelegenheid zouden opleveren (hoewel steeds meer van de productie wordt overgeheveld naar China en andere lagelonenlanden). En als de publieke opinie zich al voor de lift interesseert, dan blijkt zij vooral gefascineerd door de spectaculaire ongelukken die het vervoermiddel worden aangewreven.
De Engelse pagina over de ‘elevator’ op Wikipedia wordt afgesloten met een reeks van recente liftongelukken, waarbij plaats, datum en fabrikant keurig worden vermeld. Hong Kong. March 2006 - 3 housewives and 2 of their children living in a public housing estate (Tin Tsak Estate) in Tin Shui Wai, Hong Kong, were taking one of the building's 6 elevators up from the ground floor. As the elevator rose past the 29th floor, the elevator suddenly moved up and down through the span of the shaft (between ground floor and the 40th floor). The elevator was reported to have jerked up and down several stories 3 times and shook violently laterally [...]
Minato-ku, Tokyo, Japan, June 2006 - a 16-year old high school student was killed as he was backing out of an elevator with his bicycle when the elevator suddenly rose with the doors still open, crushing his [...]
Virginia, Woodbridge, A two floored elementary school had an old and outdated hydraulic elevator in it and when a student with a fractured ankle couldn't take the stairs, he had to take the elevator. This elevator was supposed to be in ‘good’ condition [...]
Bij de beschrijving van het ongeluk in Hong Kong wordt de vergelijking gemaakt met de zogeheten Tower of Terror in Walt Disney World, Florida. Hierin mag de bezoeker plaatsnemen in een vooroorlogse hotellift, die vervolgens verschillende keren een vrije val beleeft. Misschien moeten we binnenkort naar Florida om nog eens in een oude lift te reizen. Of naar Disneyland Parijs, waar in 2008 een tweede Tower of Terror zal worden ingehuldigd.
| |
[0] Rez-de-chaussée
De offerte van de firma Schindler toont op de eerste pagina het bedrag dat de veiligheidsmaatregelen in mijn bijna zeventig jaar oude lift zullen kosten: 61.194,00 euro. Zoveel is volgens de fabrikant nodig om de lift overeenkomstig het KB van 2003 te laten lopen. Een nieuwe motor, een nieuw bedieningspaneel (type Schindler Miconic Family), een nieuwe schakelkast (type Schindler Variondyn Family), nieuwe kabels, nieuwe stalen liftdeuren, nieuwe liftknoppen, nieuwe plafondverlichting, nieuwe, gesloten wanden van de cabine. Niet binnen de prijs van de offerte: de afsluiting van de nu nog open liftschacht.
Mijn onderbuurvrouw, Mevrouw Schneider, een rijzige dame met een grijs knotje, liet me de offerte zien. Haar grootvader liet destijds, in 1939, dit gebouw neerzetten voor zijn vrouw, bij wijze van oudedagvoorziening. Na haar dood erfden de kinderen
| |
| |
elk een verdieping, die ze in de loop der jaren allemaal verkochten, op mevrouw Schneider na. Ze zegt dat ze verknocht is aan de lift, maar ze is niet het type van de harde actie. Zij zal zich niet vastketenen aan de lift als de slopers komen.
En ik al evenmin. Dag lift, gedicht aan kabels, klein paleis, hemelvaarder: ze gaan je op mijn kosten kapot saneren.
Op het Bloemenhofplein in Brussel woont vriend Piet in de voormalige brouwerij Van Doren. Een beschermd monument dat 's avonds toeristisch bijgelicht wordt. Jaren geleden, tijdens de renovatie van het gebouw, dat eigendom is van het OCMW, sneden bouwvakkers de kabels van de monumentale lift door, waarna de cabine in de schacht te pletter sloeg. De mannen haalden hun schouders op, niets meer aan te doen meneer, u ziet: perte totale. Een babyblauwe stalen kist werd ingepast in de oude gietijzeren kooiconstructie.
De Duitse cultuurwetenschapper Andreas Bernard begint zijn indrukwekkende Die Geschichte des Fahrstuhls: über einen beweglichen Ort der Moderne bijna vanzelfsprekend met de anekdote over Elisha Otis. Ook hij citeert Rem Koolhaas' euforische slogan over de technologische innovatie van de lift. Maar hij doet ook nog iets anders: hij controleert de anekdote op waarheid. Bernard dook in de archieven en toonde aan dat de happening van Elisha Otis destijds amper werd opgemerkt door de Amerikaanse media. Rond de eeuwwisseling wordt meestal een andere Otis, namelijk ene Otis Tuft als de ‘uitvinder van de lift’ genoemd. Pas in 1911, als de zoon van Elisha Otis, Charles Otis, de honderdste verjaardag van zijn vader viert met de publicatie van een biografie, verandert dat. De firma Otis bezit op dat moment het monopolie op de liftproductie in Amerika. Vader Elisha Otis wordt in de jubileumbiografie als de uitvinder van de lift geëerd, terwijl Otis Tuft als epigoon wordt weggezet. Verwezen wordt naar de ‘legendarische’ demonstratie in 1854, zogenaamd het ‘hoogtepunt’ van de toenmalige wereldtentoonstelling. Meer dan honderd jaar later, in 1978, laat de liftfabrikant zelfs een speciale krant uitbrengen, gedateerd ‘1854’, waarin de ‘historische gebeurtenis’ tot in de details wordt beschreven. Een gebeurtenis die in werkelijkheid dus zo goed als onopgemerkt bleef. Bernard concludeert dat de fictie van de moedige ‘uitvinder’ Elisha Otis in de loop der jaren veel weerklank heeft gevonden bij het goedgelovige publiek.
Zonde zou het zijn als in Brussel honderden monumentale liften zouden worden vernietigd. Hopelijk drukt er binnenkort iemand op de stopknop - is die tenminste ook nog ergens goed voor.
|
|