Ons Erfdeel. Jaargang 51
(2008)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
De herbetovering van de wereld
| |
Zoektocht naar een eigen stijlVandekerckhove wordt geboren in Ingelmunster in een familie van tuinbouwers en bloemenkwekers. Zijn ouders zijn kunstliefhebbers: zijn vader is niet alleen imker maar schildert ook portretten en ook zijn moeder houdt bijzonder veel van kunst. Opgroeiend tussen de tuinbouwkassen brengt Vandekerckhove zijn jeugd al tekenend door. Hij tekent beelden van tv, zoals de nieuwjaarswedstrijden op de skischans van Garmisch-Partenkirchen, en zet historische verhalen en Griekse, Romeinse en Noorse | |
[pagina 57]
| |
anne marie poels mythen om in stripverhalen: De Leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience, Karel ende Elegast en de Odyssee en de Ilias. Vaak bezoekt hij het landgoed waar zijn oom en peetvader Raf fruit en groenten teelt en bomen kweekt. Hoewel een opleiding aan de academie na de middelbare school een logische stap geweest zou zijn, kiest Vandekerckhove op aanraden van zijn ouders voor een universitaire studie kunstgeschiedenis. Wel volgt hij lessen modeltekenen in het avondonderwijs en begint hij al tijdens zijn studie te schilderen. Met zijn licentiaatsdiploma in de kunstgeschiedenis zal hij uiteindelijk ook nooit iets doen; onmiddellijk na zijn studie begint hij volop te schilderen. In deze beginperiode maakt de kunstenaar, in een poging om zelf actuele figuratieve kunst tot stand te brengen, figuratieve schilderijen. Beïnvloed door het expressionisme, een stroming waarvan zijn jeugd doordrongen was, maar ook door de fauvistenGa naar eindnoot2 en de Nieuwe Wilden in Duitsland en Italië, zet hij op doeken zittende figuren neer en naakte, gehurkte figuren in de natuur. Zijn werk is echter gestileerder dan dat van de expressionisten en hun nazaten; de grote geste, het wilde gebaar ontbreekt bij Vandekerckhove. Of zoals hij het zelf zegt in 1986: ‘Ik denk niet dat ik zo direct aansluit bij de Nieuwe Wilden. Hun drang naar beelden ken ik niet zo. Ik probeer op één schilderij zoveel als mogelijk te realiseren, maar niet op een zeer impulsieve, emotionele manier; ik probeer zeker niet de emotionaliteit in de manier van schilderen te overdrijven, omdat ik denk dat schilderen op zichzelf, kleuren gebruiken, verf aanbrengen, al genoeg emotionele warmte heeft. Ik hou veel van kunst die ook een meer cerebrale basis heeft. D.w.z., ik wil een bepaalde basis in mijn werk, 't is niet een emotionele uitbarsting, maar een gecontroleerde.’Ga naar eindnoot3 | |
[pagina 58]
| |
Hans Vandekerckhove, Illumination, 1990, o/c, 150 × 240 cm, © Hans Vandekerckhove
In de loop van de jaren '80 wordt in het werk van Vandekerckhove steeds sterker een reflexieve houding zichtbaar. Zo maakt hij in 1988 de reeks Apocalysis cum figuris/Sacra Conversazione I-VIII, gebaseerd op het Bijbelse verhaal van de Apocalyps van de apostel Johannes en de vijftien houtsneden die Albrecht Dürer hieraan wijdde. In de reeks werkt hij in stroken naast elkaar en streeft hij niet langer naar harmonie, maar naar polyfonie. De kunstenaar wordt op dat moment sterk beïnvloed door de centrale gedachte in het boek Doctor Faustus van Thomas Mann, dat hoe sterker je iets mathematiseert en dus formaliseert, des te sterker de emotie wordt die ermee samenhangt. In een poging om hevige emoties op te wekken en doordrongen van de alchemistische ideeGa naar eindnoot4 dat hij min in plus kan omzetten, wordt zijn werk steeds formeler en abstracter. Zijn in de eerste reeks Sacra Conversazione nog, weliswaar schematische, mannen- en vrouwenfiguren zichtbaar, in de tweeluiken die daarop het vervolg zijn, zet hij enkel abstracte beelden neer: de achthoekige steen uit een van Dürers prenten, een gestileerd masker, gecombineerd met een omlijst pictogram van een venster, spiegel of schilderij. | |
Terug naar de figuratieAl in 1992 heeft Vandekerckhove het idee dat hij met zijn werk niet op het juiste spoor zit. Zijn zintuigen en met name het kijken gebruikt hij op dat moment niet meer echt, zo sterk is hij bezig met het verwezenlijken van een schilderkunstig concept. Hij heeft meer beelden nodig uit de buitenwereld, beseft hij, wil hij zijn schilderkunst kunnen voortzetten. Zijn reeks op papier Hortus Conclusus (1993), waarin hij schaduwen van planten in mathematische patronen verwerkt, loopt qua thematiek op dat moment al | |
[pagina 59]
| |
vooruit op wat hij jaren later zal doen in zijn schilderijen en illustreert zijn verlangen om de ruimte te schilderen en de eerste tuin ooit, het Aardse Paradijs, vorm te geven. Maar Vandekerckhove raakt op dat moment niet uit het denkproces van het platte vlak en het zal nog een aantal jaren duren voordat hij weet om te gaan met die problematiek en resoluut figuratief gaat schilderen. In 1995 herneemt hij in eerste instantie het figuratieve werk met de verticale lijnen, waarmee hij eind jaren '80 gestopt is. Twee jaar later, in 1997, zetten twee emotionele momenten hem echter pas aan tot het maken van compleet nieuw werk. Het is het jaar dat zijn peetvader Raf overlijdt en de herinneringen aan zijn jeugd tussen de serres weer naar boven komen. In hetzelfde jaar verblijft Vandekerckhove bovendien een maand lang in Dungeness, de Engelse kustplaats waar kunstenaar en cineast Derek Jarman vlak voordat hij door aids geveld werd, op een magische manier een oase tot stand wist te brengen tegen de achtergrond van een kerncentrale. Vandekerckhove is gefascineerd door het gegeven van de stervende man, die op een stuk land dat eigenlijk totaal niet vruchtbaar is, zo iets moois creëertGa naar eindnoot5 en maakt tekeningen van de tuin. Bovendien ontdekt hij er de horizon. Wat voor andere schilders een niet meer dan normaal gegeven is, is voor hem compleet nieuw; tot dan toe heeft Vandekerckhove zijn schilderijen - ook zijn figuratieve - altijd verdeeld in verticalen, zo de diepte verbrekend. In de tuin van Jarman ziet hij echter opeens de horizontale lijn en begint hij die te gebruiken. Te ongeduldig om zijn tekeningen onmiddellijk op doek uit te werken, grijpt de kunstenaar eenmaal thuis naar het eerste papier dat hij kan vinden om ze op over te brengen: het is krantenpapier waar sporen verf op staan omdat het eerder gebruikt is als anti-spat tijdens het maken van schilderijen. De chaotische, donkere ondergrond dwingt hem om te werken in witte verf: in feite maakt Vandekerckhove op dat moment tekeningen in negatief. Uit dit werk in verf op papier zullen uiteindelijk ook de eerste figuratieve schilderijen ontstaan: tuin- en landschapswerken die een combinatie zijn van zijn jeugdherinneringen en de tuin van Derek Jarman. Niet alleen begint Vandekerckhove nu weer figuratief schilderijen te maken, bovendien wijkt de wijze waarop hij die maakt totaal af van die van het verleden. Waar hij in zijn expressionistische periode nog werkt met nat-in-natschilderingenGa naar eindnoot6 en op een vrij pasteuze manier schildert, bouwt hij zijn werken sinds eind jaren '90 op uit lagen. Eerst een zeer chaotische en abstracte, dekkende laag die hij opzet met grove borstels (vergelijkbaar met de ondergrond van kranten met hun verfresidu), dan de lagen daar bovenop, waarin hij het beeld steeds verder aanscherpt totdat mozaïeklandschappen ontstaan in de tinten oranje, paars en groen; de laatste lagen zijn bijna transparant, zodat het werk een zekere helderheid krijgt. Daar zorgt trouwens ook de witte verf voor waarmee hij, net als destijds op het krantenpapier, nog altijd werkt. | |
[pagina 60]
| |
Tuinen, landschappen, serresVanaf 1997 blijft Vandekerckhove tuinen en landschappen schilderen in een Proustiaans verlangen terug te keren naar de jeugd uit zijn herinneringen. Zo wil hij de wereld herbetoveren, zoekend naar het ‘schone’ in de banaliteit van de ervaring en in de miljoenen beelden die dag na dag op hem afkomen. Hij zet verstilde werelden neer, waarin niets beweegt of aanstalten maakt te gaan bewegen, zelfs niet de eenlingen die Vandekerckhove er in veel gevallen in laat figureren. Zo schetst hij in een van zijn eerste schilderijen uit deze periode, Silence Everywhere (1997), in oranjetinten een desolaat landschap (de tuin van Derek Jarman?) waarin een man bewegingsloos op een houtblok zit, de rug naar ons toe gekeerd, gezicht naar de einder. Vandekerckhove noemt het ‘de roerloosheid waar het verleden en de toekomst zich samenballen in het heden. Het is een thema in mijn werk, het stilstaan tegenover het snelle bewegen. Ik heb het dan over het meditatieve moment waarin de tijdsdimensies met elkaar vervloeien. De tuin - zowel in het christendom als in de algemene mythologie staat die voor het paradijs - kan in dat verband gezien worden als het begin, de origine waar de tijd stil staat.’Ga naar eindnoot7 In de klassieke tuin is Vandekerckhove niet geïnteresseerd, wat hem aantrekt is de romantiek ervan, de mystiek van een landschap. In die zin sluit zijn werk naadloos aan bij dat van de Duitse romantische schilder Caspar David Friedrich. Een van de bekendste schilderijen van deze kunstenaar is Der Wanderer über dem Nebelmeer, waarin een man op een rots boven de mist uit torent, de rug naar ons toe, de blik op het dal onder hem gericht. Vandekerckhove leerde het werk kennen via de cover van een boek over Andrej Tarkovski, een andere belangrijke inspiratiebron, en beseft dat hij de zogenaamde Rückenfigur, de figuur die met het gezicht van ons afgekeerd staat, met deze kunstenaar gemeen heeft. De protagonisten in werken als In de ban van de berm (2002; zie de afbeelding in het portfolio), Going Home (2003) en Ludwig's Path (2007) hebben allemaal hun rug naar ons toe gekeerd, een logisch gevolg van de manier waarop Vandekerckhove ze doet wandelen, als een bewegend bewustzijn naar de horizon toe. Een ander belangrijk thema dat, net als tuinen, binnen het oeuvre van Vandekerckhove met grote regelmaat terugkomt, is de serre, een bouwwerk dat tegelijk beschutting biedt en open is en dus uitermate geschikt is als ruimte om de wereld te overdenken. Het is de regelrechte neerslag van een van zijn essentiële jeugdherinneringen: zijn eerste atelier is een serre en ook op de Lampetten, het landgoed van zijn oom, staan kassen. Wonder boven wonder gaan die herinneringen op een gegeven moment over in de realiteit wanneer Vandekerckhove zijn jeugdvriend, de schilder Franky DC, bezoekt in diens nieuw aangekochte fabriek in Ronse. Daar blijkt precies zo'n zelfde gebogen serre te staan als die waar Vandekerckhove in zijn jeugd in tekende. Uiteindelijk zal de kunstenaar er in 2005 een reeks schilderijen aan wijden. | |
[pagina 61]
| |
Hans Vandekerckhove, Going Home, 2003, o/c, 200 × 160 cm, © Hans Vandekerckhove.
| |
[pagina 62]
| |
De ivoren toren doorbrokenAls kind gaat Vandekerckhove regelmatig met zijn vader mee naar het museum in Gent, waar vooral het werk Hiëronymus in de woestijn van Jeroen Bosch grote indruk op hem maakt. Hierin is Hiëronymus afgebeeld als een liggende figuur aan een waterplas. De herinnering aan dit werk smelt samen met filmbeelden wanneer de kunstenaar de film Stalker ziet van Andrej Tarkovski, waarin een figuur zich in een droomsequentie neervlijt aan het water. Vandekerckhove wijdt een reeks schilderijen aan de figuur, Stalking Hiëronymus (2002; zie de afbeeldingen in het portfolio): hij schildert portretten van de Stalker, maar ook de liggende figuur, in bevreemdende, van abstract oranje doordrongen landschappen. Deze figuur trekt zich terug van de wereld, om op afstand naar de dingen te kijken en splitst zich in andere werken af tot een rugfiguur, een wandelaar, een tuinman. De figuur van Derek Jarman, die Vandekerckhove ook meermaals op het doek zet, is hiervan het archetype: hij is iemand die zich terugtrekt en iets creëert. Hij is ook de eerste figuur die Vandekerckhove schildert op het moment dat hij opnieuw figuratief begint te werken. Vandekerckhove gebruikt wel vaker figuren uit film- en tv-beelden - ook dit ziet hij als een vorm van door ruimte en tijd trekken. Net als wanneer hij teruggaat naar zijn herinneringen als bron of wanneer hij beelden gebruikt, die hij tijdens wandelingen gezien heeft. Want hoewel de schilderijen van Vandekerckhove sinds 1997 weinig veranderd lijken, maakte de kunstenaar in het gebruik van deze beelden sindsdien wel degelijk een evolutie door. Monteert hij zijn beelden tot aan de reeks Franky's Greenhouse (2005) in zijn atelier, dan zijn de werken die hij de laatste paar jaar maakte letterlijke vertalingen van wat de kunstenaar buiten ziet: ‘gewandelde landschappen’, zoals hij ze zelf noemt.Ga naar eindnoot8 De beelden uit de realiteit worden met andere woorden steeds belangrijker in zijn werk. Door als een zwerver naar buiten te gaan, probeert Vandekerckhove de ivoren toren die zijn atelier is te doorbreken. De schilderijen die zo tot stand komen, symboliseren dan ook de dualiteit tussen het sedentaire ivoren-toren-leven van de kunstenaar en het nomadische rondtrekkende leven. Het is een dualiteit die Vandekerckhove fascineert en die hij ook exploreert in zijn Viewmaster-werken (2006) die een belangrijke rol spelen binnen zijn oeuvre. In de werken waarin een figuur in een viewmaster kijkt, verwijst hij naar de dubbelzinnige manier van kijken met dit apparaat: je kunt ermee kijken naar landschappen die letterlijk ver van je vandaan zijn, terwijl je ondertussen gewoon thuis op een stoel zit. ‘Het naar de horizon toe trekken als wandelaar in de bergen of het reizen in je eigen herinnering naar je eigen verleden, zijn twee manieren van reizen waarin je in feite probeert te zoeken naar een soort zuiverheid of een geluksgevoel. En dat probeer ik met mijn werk over te brengen.’Ga naar eindnoot9 |
|