Ons Erfdeel. Jaargang 51
(2008)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
De Design Academy Eindhoven
| |
Het Moma Dutch Design CaféIn de jaren tachtig groeide de aandacht voor het ontwerp van meubels, lampen, gordijnen en andere accessoires voor dagelijks gebruik. Verschillende musea toonden werk van bekende ontwerpers en legden collecties aan. Frans Haks, directeur van het Groninger Museum, vestigde in tentoonstellingen de aandacht op autonome kenmerken van vormgevers als Alessandro Mendini, Ettore Sottsass en Boris Sipek en stelde hiermee de grens tussen beeldende kunst en design aan de orde. In 1995 verzocht de directie van het Museum of Modern Art (MoMa) in New York Reyn van der Lugt, toenmalig directeur Culturele Zaken van het Nederlands consulaat in New York, het cafetaria van het MoMa te voorzien van een Nederlandse sfeer ter | |
[pagina 39]
| |
petri leijdekkers gelegenheid van een overzichtstentoonstelling van het werk van Mondriaan. De MoMa-directie had een door De Stijl geïnspireerde ruimte voor ogen zoals het Café Aubette in Straatsburg dat in de jaren 1926 en 1927 door Theo van Doesburg werd ingericht.Ga naar eindnoot1 Van der Lugt stelde voor om meer eigentijds te gaan en er een Dutch Design Café van te maken. Het inrichtingsplan werd gemaakt door Opera Ruimtelijk Ontwerpers met sloophouten tafels en stoelen van Piet Hein Eek, rood schijnende blisterlampen van Henk Stallinga, de Robinson Crusoë melkfleslampen waarmee Tejo Remy afstudeerde, zes 85-lampen-luchters van Rody Graumans, barmeubilair van Joep van Lieshout en roodgelakte tafeltjes van Opera zelf, oorspronkelijk ontworpen voor Café De Unie in Rotterdam.Ga naar eindnoot2 En aan de wanden hingen vitrinekasten voor posters, drukwerk en postzegels van Nederlandse vormgevers als Lex Reitsma, Studio Dumbar en Mevis & Van Deurssen. Het café werd in oktober 1995 geopend. Het succes was zo groot dat de directie verzocht om de inrichting te laten bestaan totdat het MoMagebouw in 2002 werd ontruimd voor de verbouwing en nieuwbouw van het museum. Verschillende ontwerpen werden in de museumcollectie opgenomen. Deze succesvolle onderneming gaf een fikse drive aan de bekendheid van de Nederlandse vormgeving. Tentoonstellingen volgden eerst in het MoMa zelf en daarna in het Cooper Hewitt National Design Museum in New York, het SFMoma in San Francisco, het Denver Art Museum en in vele andere musea in Noord-Amerika. | |
[pagina 40]
| |
De ‘Witte Dame’, eind jaren 1920 ontworpen door Dirk Rozenburg voor de gloeilampindustrie van Philips en sinds 1998 de thuisbasis van de Design Academy Eindhoven, Foto archief Design Academy Eindhoven.
| |
Droog designDe belangstelling voor het Nederlands ontwerp is de laatste vijftien jaar gigantisch toegenomen. Grenzen lijken doorbroken te zijn. Naast het monumentale van de Italiaanse, het robuuste van de Engelse en het natuurlijke van de Scandinavische vormentaal voegt de Nederlandse vormgeving iets tegendraads toe aan het industriële ontwerp: het hoeft allemaal niet zo serieus, zo luxueus en duur en zo afstandelijk. Neen, het kan eenvoudig. Je kunt ook best met oude dingen werken want schoonheid is van alle tijden en door combinaties of herhaling kun je er iets nieuws van maken. De vorm wordt toegesneden op de individuele beleving van dit moment, op de mens die in zijn eigen wereld leeft met ‘mijn computer, mijn abnamro en mijn eigen huis...’ En dat huis wordt anders, omdat we, volgens Lidewij Edelkoort, voorspeller van trends en sinds 1999 voorzitter van het College van Bestuur van de Eindhovense Design Academy, bezig zijn om ons bestaan en wonen opnieuw vorm te geven, en ons huis tot decor van ons eigen leven maken.Ga naar eindnoot3 De meeste objecten in het MoMa Dutch Design Café waren ontworpen door vormgevers die aangesloten zijn bij Droog Design. Droog Design werd in 1993 opgericht door Renny Ramakers, hoofdredacteur van het tijdschrift Industrieel Ontwerpen, en Gijs Bakker, vormgever en hoofddocent aan de Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven (AIVE), de voorloper van de Design Academy. Ramakers was geraakt door een nieuwe tendens in het ontwerp van jonge vormgevers als Tejo Remy en Jurgen Bey. Begin jaren negentig namen zij afstand van het geometrische ontwerp waarin de balans tussen vorm en functie centraal stond. Zij kozen voor het simpele gebaar van | |
[pagina 41]
| |
combinaties van bestaande objecten en materialen tot nieuwe gebruiksvoorwerpen. ‘Hun ontwerpen zeiden iets over overvloed, overconsumptie, over de pretenties waarmee het vak werd omgeven. Over het milieuprobleem, maar ook over het koesteren van herinneringen...’, stelt Ramakers.Ga naar eindnoot4 Het ging om herwaardering van materiaal, verfijning, verbetering en een milieuvriendelijke invalshoek. Maar ook de vondst van de assemblage, om van een boomstam een bank te maken (Bey), verschillende laden aan elkaar te knopen tot één opgestapelde ladenkast met als titel You can lay down your memory (Remy), in de herhaling van vijfentachtig ordinaire gloeilampen een nieuwe kroonluchter te zien (Rody Graumans) of gewoon een oude vorm in nieuwe betekenis zoals Martijn Hoogendijk in zijn bed Pallet, waarbij de traditionele palletvorm net iets gebogen werd tot de functie van bed. Om het lef dus om het bestaande ding letterlijk als conceptueel en nieuw uitgangspunt te nemen. Dat was de nieuwe lichting van het Nederlands ontwerp met allemaal stappen in een sociale, mensgerichte benadering. Droog Design had als doel een podium te vormen om deze Nederlandse ontwerpers in het buitenland te tonen. De eerste presentatie vond in 1995 plaats in Milaan op het Salone Internazionale del Mobile en werd razend enthousiast ontvangen. Droog Design werd op slag een begrip. Het stond voor originele ontwerpen, heldere concepten die op een droge, nuchtere wijze waren vormgegeven. Droog Design werd een podium, niet alleen voor de promotie van, maar vooral ook voor de bevordering van zowel conceptuele als materiële vernieuwing in het Nederlands ontwerp. Voorbeelden van dat laatste zijn projecten als Dry Tech I en II waarin door ontwerpers de mogelijkheden van nieuwe materialen werden onderzocht in samenwerking met de afdeling Lucht- en Ruimtevaarttechniek van de Technische Universiteit in Delft. Bijna alle ontwerpers van de verzameling producten die Droog Design voorstelt, komen van de AIVE of geven inmiddels les aan de Design Academy. | |
VerjaardagHet verjaardagfeest van de academie werd in april 2007, tijdens het jaarlijkse Salone del Mobile in Milaan, gevierd met een tentoonstelling van werk van zes ontwerpers die verspreid over de jaren aan de academie studeerden: Jurgen Bey (afgestudeerd in 1986), Hella Jongerius (1993), Maarten Baas (2002), Joris Laarman (2003), Lonny van Rijswijk (2006) en Nacho Carbonell (2007) en een feest in de ruimten van het designhuis van Rosanna Orlandi in Milaan. De show getiteld Family of Form (een verwijzing naar het beroemde fotoboek Family of Man van de Amerikaanse fotograaf Edward Steichen waarin deze een indringend portret geeft van alle soorten mensen, hun overeenkomsten en verschillen) vond plaats in het Museo Luciano Minguzzi. De expositie legde het accent op de persoonlijke aanpak van de zes ontwerpers die elk vanuit hun eigen fascinaties kiezen en hiermee met succes aansluiten bij de beleving van het | |
[pagina 42]
| |
Het MoMa Design Café met Nederlandse ontwerpen, Museum of Modern Art, New York, 1995-2002, Foto archief Opera Ruimtelijke Ontwerpers
| |
[pagina 43]
| |
eigentijdse publiek. Van Milaan ging de tentoonstelling naar het Institut Néerlandais in Parijs en daarna naar Eindhoven, waar ze nog tot 23 maart te zien is in het nieuwe Design Huis. | |
Het kunst- en kunstnijverheidsonderwijs en de industriële vormgevingDirect na de Tweede Wereldoorlog werd in Nederland het kunst- en kunstnijverheidsonderwijs onder de loep genomen, te meer omdat men inzag dat dit onderwijs van groot belang was voor de wederopbouw van het land. Het rapport van de ministriële commissie die hiervoor in 1946 was samengesteld, verscheen eind 1948. Over het onderwijs in de industriële vormgeving was de commissie verdeeld.Ga naar eindnoot5 Die verdeeldheid bleek uit twee bijgevoegde notities. Zij die geloofden in de culturele vernieuwingswaarden van de industriële revolutie stonden tegenover de ideeën waarin het primaat werd gegeven aan de traditionele waarden van de kunst. Mart Stam, directeur van het toenmalige Instituut voor Kunstnijverheids Onderwijs (IvKNO, de latere Rietveld Academie), Willem Sandberg, directeur van het Stedelijk Museum, A.M.W.J. Hammacher, toen nog directeur van de afdeling Beeldende Kunst van het ministerie, en enkele vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, vertolkten de eerste groep en kozen voor een aparte faculteit in een universitaire setting in direct contact met de industrie en met voldoende artistieke omgeving om de noodzakelijke voeding van de kunst te kunnen waarborgen. Het kunstnijverheidsonderwijs was volgens hen niet in staat om zich van deze taak te kwijten omdat het te ver verwijderd was van de eisen die aan het industriële ontwerp werden gesteld. De tweede notitie was ondertekend door zeven andere leden van de commissie, waaronder H.J.M. Basart, directeur van de Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam, en Th. de Heij, directeur van de academie in Den Haag. Zij hielden vast aan de arts and crafts-gedachte. Zij waren van mening dat het kunst- en kunstnijverheidsonderwijs juist door de samenhang der kunsten het juiste klimaat vormde voor de opleiding, maar dan wel in de vorm van een tweede fase van parttimeonderwijs naast het opdoen van praktijkervaring en na afronding van een eerste fase in datzelfde onderwijstype. | |
Strategie en concentratieDe belangrijke spelers uit het kunstnijverheidsonderwijs waren in die discussie het IvKNO in Amsterdam, de Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam en de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag. Ook René Smeets, de directeur van de avondschool voor kunstnijverheidsonderwijs die in 1949 in Eindhoven vanwege de textielindustrie werd opgericht, nam deel aan het gesprek. Terwijl de discussie plaatsvond, werd in die Eindhovense school het plan gesmeed om over het debat heen in het diepe te springen met de oprichting van een | |
[pagina 44]
| |
‘Post Mortem’, presentatie van ontwerpen over de dood in een klooster in Milaan tijdens het Salone del Mobile in 2005, Foto archief Design Academy Eindhoven.
dagacademie met als uitsluitend doel de industriële vormgeving. Dat was een slim besluit dat door de lichtstad en haar belangrijkste ingezetene Philips van harte werd verwelkomd. Terwijl de andere academies zich niet aan een project van landelijke taakverdeling wilden bezeren, kozen Smeets en zijn opvolgers als enige academie voor de concentratie op één vakgebied, het industrieel ontwerp. In 1955 werd de dagacademie voor Industriële Vormgeving Eindhoven (AIVE) opgericht. Veertien jaar later startte de eerste universitaire opleiding, de faculteit voor Industrieel Ontwerp aan de Technische Universiteit in Delft. De positie van kleine, autonome en zeer gespecialiseerde school gaf de AIVE in Eindhoven alle mogelijkheden om zich op den duur te onderscheiden.Ga naar eindnoot6 Van 1991 tot 2001 werden de jaarlijkse examenpresentaties niet langer in Eindhoven maar in de Amsterdamse Beurs van Berlage gehouden. Eind jaren '90 werd de naam van de school veranderd in Design Academy Eindhoven. Vooral toen het saaie schoolgebouw in 1998 kon worden verlaten en de ‘Witte Dame’ werd betrokken, werd ook de werksfeer in de school dynamisch. Het nieuwe gebouw had allure. Het werd in de jaren 1920 door Dirk Rozenburg gebouwd voor de gloeilampproductie van Philips en vormde een open ruimtelijke sfeer in de stijl van de nieuwe zakelijkheid, de ideale sfeer voor een academie voor design. Nu wist men wat de academie was. Het gebouw ademde industrie, de open ruimten prikkelden tot werk maar ook tot communicatie en hadden de sociale werking die nodig is om aan de missie te voldoen, de missie om jonge mensen af te leveren die over een vindingrijk en artistiek vakmanschap beschikken, maar ook voor het vak geschikt zijn door hun omgang met mensen. | |
[pagina 45]
| |
De houtwerkplaats van de Design Academy Eindhoven, Foto archief Design Academy Eindhoven.
| |
De mens centraalIn tegenstelling tot de afdeling Industrieel Ontwerp van de TU Delft, die gericht is op het hanteerbaar maken van technische apparaten, ergonomisch onderzoek en functioneel management, is de Design Academy in de eerste plaats een kunstopleiding. Het gaat er om de kwaliteit van het concept, het vinden van de juiste vorm en reflectie op de bruikbaarheid. En in dat alles staat de mens centraal. Alle bachelorstudies zijn daarop gericht. Ze heten Mens en Activiteit, Mens en Communicatie, Mens en Identiteit, Mens en Mobiliteit, Mens en Omgeving, Mens en Vrije tijd, Mens en Welzijn en Mens en Wonen. Dwars door alle afdelingen heen begeleidt het lectoraat Eco- en Sustainable Design onderzoek naar duurzaamheid en andere milieutechnische vragen die van belang zijn voor het bewustzijn van de hedendaagse ontwerper.Ga naar eindnoot7 Binnen deze antropocentrische aandacht staat het concept vooraan, de kwaliteit van de idee. Dat wordt kritisch ondervraagd. Omdat niet de functionaliteit maar de idee de kern van het ontwerp vormt, komen in elke afdeling stoelontwerpen voor, of lampen, grafische uitingen, ruimtes of kleding. Dat maakt de uitwisseling compleet en de vindingrijkheid in de school steeds groter. Toen Ronald Plasterk, de nieuwe Nederlandse minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, tijdens een bezoek aan de studenten vroeg waarom ze naar Eindhoven kwamen en niet naar Delft, bleek vooral dat creatieve spel met de ideeën een doorslaggevend argument te zijn. Bovendien straalt de academie die creativiteit ook uit in al zijn presentaties. Het gaat om de vorm van alledag, de verbeelding waarin het eigen-wijze of onverwachte een beslissende rol kan spelen. De Design Academy speelde daar in 2005 in Milaan tijdens de meubelbeurs op in met de tentoonstelling ‘Post Mortem’, een | |
[pagina 46]
| |
presentatie over de dood. Kisten, kandelaars en lijkwades vormden de zorgvuldig vormgegeven attributen van een buitensporige tentoonstelling die door enorm veel mensen werd bezocht. Omdat ze zo mooi was en vaak zo tegendraads van invalshoek. Aan het eind van de twintigste eeuw wist de Design Academy, voorheen de Academie voor Industriële Vormgeving Eindhoven (AIVE), steeds meer terrein te winnen. Ze deed dat door helder en duidelijk haar plaats te claimen, door een zorgvuldige curriculumtoespitsing, door jaarlijkse afstudeerexpo's in de Beurs van Berlage, door het doorzettingsvermogen van Jan Lucassen, de marketing van Lidewij Edelkoort en door zich aan het eind van de jaren negentig steeds meer meester te maken van het beeld van Dutch Design.Ga naar eindnoot8 Zo groeide de instelling uit tot de broedplaats bij uitstek van de internationaal gerenommeerde Nederlandse vormgeving. De Design Academy kwam voort uit het ambachtelijke kunstnijverheidsonderwijs, stond aanvankelijk ver van de moderne industriële benadering, maar wist zich door haar conceptuele aanpak, de vindingrijke invalshoeken en de stimulerende sfeer die in de academie heerst een prominente plaats te verwerven op het hoogste niveau van de arts and crafts. Zo werd ze de ‘School of Cool’ waarin een intelligente benadering van het vak wordt gecombineerd met onderzoek naar duurzaamheid.Ga naar eindnoot9 | |
Een nieuwe faseMet het in oktober 2007 met werk van Studio Job geopende Design Huis gaat de Design Academy Eindhoven een nieuwe fase in. Samen met de stad Eindhoven, de universiteit, de industrie en het museum werkt ze aan een creatieve industrie, een economische broedplek waarin mens, kennis en design de kernbegrippen vormen. Alle mogelijkheden voor leefbaarheid zijn hiermee in Eindhoven aanwezig. En in de brainstorm in de Witte Dame, van waaruit eens het gloeilicht van Philips ook 's avonds alles zichtbaar hield, zal vast en zeker wederom vanuit een onverwachte invalshoek plotseling een geniaal idee het licht werpen op de nieuwe wereld na de gloeilamp. Met dank aan Jan van Duppen, lid van het College van Bestuur van de Design Academy Eindhoven van 1976 tot 2001, en aan Henri Beelen, sinds 2000 secretaris van het College van Bestuur. Design Academy Eindhoven, Emmasingel 14, Postbus 2125, NL-5600 CC Eindhoven, Nederland, tel. +31 (0)40 239.39.39, fax +31 (0)40 239 39.40, info@designacademy.nl, www.designacademy.nl. |
|