| |
| |
| |
Het Nederlands als een islamitische taal?
Het almaar voortgaande islamdebat vertolkt vaak de wens dat de islam geen vreemde religie moet blijven, maar zich moet aanpassen aan Europese gewoonten. Er wordt voorgesteld om (een deel van) de imamopleiding in Nederland en Vlaanderen zelf te organiseren. Meerdere initiatieven daartoe zijn inmiddels al genomen, met steun van Nederlandse en Vlaamse regeringen. Taaltraining moet een belangrijke plaats innemen in die opleiding. Kan of zal het Nederlands dus ook een islamitische taal worden? In hoeverre zal de godsdienst van de islam dan Nederlands gekleurd zijn? Zijn er al tekenen van een ontwikkeling in die richting?
| |
Talen en religies
De achterliggende gedachten bij deze vraagstelling zijn drievoudig. Allereerst is er het eigen taalgebruik van godsdienstige groepen. Katholiek Nederlands is in menig opzicht anders dan het protestante taalgebruik. Dat betreft niet alleen de typische terminologie (katholieke uitspraak van ‘kristenen’ tegenover de zwaar protestante ‘gristenen’; het ‘leid ons niet in bekoring’ van de katholieken tegenover de ‘verzoeking’ van de protestanten; ‘verrijzenis’ tegenover ‘opstanding’). De religieuze verschillen zijn ook te vinden bij het uitvoeriger, zwaarder taalgebruik bij protestanten, tegenover luchtiger, vaak ook minder precies, zelfs vergoelijkend woordgebruik bij katholieken. Religieuze denominaties weten hierbij vaak kleine verschillen tot een breekpunt te maken. Als docent bij een islamitische academie in Indonesië in de jaren 1980 had ik me de moslim-spreekwijze van het woord Allah aangeleerd, met een dikke en dubbele -ll- correct gesproken, zodat de tweede -a- een beetje naar een -o- neigde. Als ik
| |
| |
karel steenbrink
werd geboren in 1942 te Breda. Studeerde theologie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen en het Darus-Salam College te Gontor, Indonesië. Hij doceerde Islam en christendom in Jakarta, Yogyakarta, Montréal en Leiden en was tot aan zijn pensioen in 2007 als hoogleraar Interculturele Theologie verbonden aan de Universiteit Utrecht.
Adres: Fien de la Marlaan 84, NL-3584 ZX Utrecht
dan een enkele keer voor katholieken in Indonesië sprak, die ook het woord Allah gebruiken voor God, begon iedereen te lachen omdat die westerling moslims imiteerde. Katholieke en protestantse Indonesiërs spreken het woord Allah namelijk net even iets anders uit: een dunnere -ll- en een open tweede -a-.
Een tweede gedachte is meer pragmatisch, vanuit de ontwikkelingsgeschiedenis van de islam. Naast een Arabische islam is er een Urdu-sprekende bij de Pakistani en de Indiërs, een Swahili-sprekende bij de Oost-Afrikanen en een Maleissprekende bij de Indonesiërs. Marokkanen kunnen geen vrijdagdienst bij een Turkse moskee volgen vanwege de andere taal van de preek. In publicaties begint het Engels inmiddels wereldwijd een van de belangrijkste islamtalen te worden. Enige jaren geleden richtte de Universiteit van Birmingham een departement Islamstudies op in Koeweit, op verzoek van de universiteit aldaar. Dit werd gemotiveerd met de stelling dat het Engels nu al de belangrijkste islamtaal is geworden, niet alleen voor het aantal publicaties, maar ook voor de dynamiek van de gedachten. Hoe zal het Nederlands zich gaan ontwikkelen? Als een subdomein van de westerse vorm van islam?
Als derde inleidende algemene beschouwing moeten we aandacht geven aan een bijzondere theorie over de verhouding tussen religie en taal zoals die is ontwikkeld door Lamin Ousmane Sanneh uit Gambia, nu hoogleraar Geschiedenis van het christendom aan Yale University. Sanneh is geboren als moslim, werd tijdens zijn middelbare school christen en zag als eigen kenmerk van zijn nieuwe religie dat die de Bijbel vertaalt en zich dan ook in iedere cultuur aanpast en vernieuwt, terwijl de islam overal Arabisch zou blijven en dus vreemd aan andere culturen. Zijn grote boek
| |
| |
daarover heet Translating the Message (1989). Het is de leus geworden voor een nieuwe en zeer absoluut verwoorde tegenstelling tussen de twee religies. Voor Sanneh is het christendom vanaf het begin een vertaalreligie geweest. Van een Arameessprekende Jezus werden immers de woorden opgeschreven in het Grieks en dan nog in een veelvoud naar verschillende milieus. Daarentegen is de islam volgens Sanneh helemaal gevangen en beperkt door een universele band met een niet-vertaalbaar Arabisch van de Koran als zijn belangrijkste kenmerk. In tegenstelling tot het christendom zou de islam zich niet aanpassen, maar onveranderlijk op een dominante en toonaangevende Arabische taal en traditie betrokken blijven.
Dit is duidelijk een westers-protestantse theorie, die geen rekening houdt met het heimwee van Paus Benedictus XVI naar het Latijn voor de katholieken, de onbetwistbare positie van absoluut verouderd Kerkslavisch bij de Russische orthodoxie, het oud-Egyptische koptisch, het oud-Syrisch bij vijf miljoen Thomas-christenen in Zuid-India, het Ge'ez als onbegrepen kerktaal voor 18 miljoen Ethiopische christenen. Sannehs theorie is eerder gebaseerd op het verlangen van Wahhabitische missionarissen in West-Afrika dan op de feitelijke en harmonische samenleving van de islam met de traditionele West-Afrikaanse religiositeit. Aan de theorie van Sanneh lijkt dan ook een element van anti-islamitische polemiek en christelijke zendingsdrang niet vreemd: ‘Kom bij ons, christenen, als je nog iets van je eigen cultuur wilt overhouden’.
| |
Niet-moslims over de islam
Niet de moslims zijn begonnen met Nederlandstalige teksten over hun religie: het zijn eeuwenlang niet-moslims geweest die over deze religie geschreven hebben, en zij zijn waarschijnlijk nog wel in de meerderheid. Het waren encyclopedisten als
| |
| |
Jacob van Maerlant, die rond 1280 in zijn Spiegel Historiael een beeld van Mohammed schetst in de stijl van de oorlogspropaganda van de kruistochten. Van Maerlant had zijn kennis en vooroordelen van de Fransman Vincent van Beauvais. Dat onrechtstreekse vinden we ook bij de oudste Nederlandse Koranvertaling (1641) van Salomon Swigger, een vertaling uit het Duits. De volgende vertaling kwam al in 1657 van de hand van Jan Hendrik Glazemaker en was gebaseerd op een Franse van Du Ryer. Daarna duurt het twee eeuwen tot er nieuwe vertalingen komen. Het zijn er dan wel twee kort na elkaar. De koloniaal jurist in Nederlands Oost-Indië L. Tollens en de Delftse hoogleraar Salomo Keijzer publiceerden in 1859 en 1860 vertalingen, ook weer op basis van andere Europese vertalingen. Overigens was de eerste Nederlandse vertaling door een moslim ook vanuit het Engels. Dat is de uitgave van 1934 door de Javaan Soedewo, een lid van de Ahmadiyah-sekte, die als basis de Engelse tekst en commentaar van de Pakistaanse Maulwi Muhammad Ali gebruikte. In 2004 kwam een nieuwe versie hiervan uit, ditmaal vertaald door drs. Jeroen Rietberg, niet-moslim maar erkend vertaler uit het Engels. Toenmalig minister Rita Verdonk nam de vertaling in ontvangst alsof nu eindelijk de Koran in modern Nederlands beschikbaar zou zijn. Zij ging daarbij voorbij aan het feit dat er inmiddels ook al weer andere vertalingen door moslims en niet-moslims gemaakt waren en dat de Ahmadiyah voor de overgrote meerderheid der moslims een ketterse sekte is, die zoveel mogelijk gemeden moet worden. Deze vertaling toont wel aan dat een Nederlandstalige verwoording van de islam lang niet alleen het werk van moslims is en dat het als de wereldreligie zelf een zeer pluriform verschijnsel is.
| |
Nederlandstalige bekeerlingen
Voor een nadere bepaling van het vocabulaire van Nederlandstalige moslims kiezen
wij hier drie vooraanstaande bekeerlingen, die inleidingen schreven voor andere westerse bekeerlingen, maar tevens wisten dat hun samenvatting van de islam door westerse niet-moslims gelezen zou worden. Sajidah Abdus Sattar bekeerde zich rond 1970 tot de islam, kwam in moslimkringen haar man, de Pakistaan Abdus Sattar tegen, leefde lange tijd in Pakistan, maar ook weer in Nederland, waar zij bescheiden leidende functies kreeg in islamitische organisaties. Abdulwahid van Bommel bekeerde zich omstreeks diezelfde tijd, ging in Istanboel studeren en was daarna op velerlei manieren actief als Nederlands moslimleider. Omar Luc Van den Broeck, geboren in 1952 in Brussel en gepromoveerd letterkundige in de Romaanse filologie, werd na zijn eigen bekering begeleider van nieuwe bekeerlingen vanuit de grote moskee van het Jubelpark in Brussel, waar hij nu ook algemeen secretaris is van de Executieve van de Moslims van België. Bij wijze
| |
| |
van vergelijking lees ik hierbij een handboek over de islam dat is uitgegeven door de oriëntalist Jacques Waardenburg. Ik heb ervoor gekozen op zoek te gaan naar de weergave van enkele islamitische sleutelbegrippen in het Nederlands. Het is bijna onvermijdelijk om hierbij uit te gaan van Arabische begrippen, die dan ook rijkelijk in de werken van de drie moslimauteurs en in het academische handboek te vinden zijn.
Allereerst dan de naam islam zelf. Meestal wordt het woord natuurlijk gebruikt als aanduiding voor de grote religieuze beweging, maar het heeft ook een eigen betekenis, die nogal eens als ‘onderwerping’ aan een zeer hoge god wordt beschreven. De moslimauteurs proberen dat aspect te vermijden. Abdus Sattar geeft als basisvertaling ‘overgave aan God’ en geeft een verwijzing naar woorden met dezelfde basisconsonanten s.l.m., zoals salaam voor vrede, salam voor verzoenen en salama voor welzijn (p. 10). Zij komt ook met de uitvoeriger weergave als ‘vredige overgave aan God’ (p. 87). Ook Van Bommel kiest voor de vertaling ‘overgave aan de Wil van de Schepper’ (p. 238). Van den Broeck plaatst islam als eerste fase in een spirituele opgang. Het is bij hem de uiterlijke onderwerping aan de geboden, voorafgaand aan de innerlijke overtuiging en de volledige perfectie (p. 158). Vooral Van den Broeck wil zijn nieuw-bekeerden met een grote dosis aan Arabische begrippen vertrouwd maken. In die lawine van technische termen valt dan het woord islam nog op het niveau van het uiterlijke en gebruikt hij als enige die vertaling ‘onderwerping’.
Wat betreft de Godsnaam Allah schrijft het handboek van Waardenburg: ‘De eigennaam Allah wordt ook door de Arabische christenen voor God gebruikt. Het verdient daarom de voorkeur om in vertalingen van islamitische teksten de naam God te gebruiken in plaats van Allah, om de afstand tussen ons en de moslims niet nodeloos groter te maken.’ (p. 93) Als moslims Allah gebruiken willen zij in het algemeen benadrukken dat de ‘islamitische God’ anders begrepen moet worden dan die van de christenen. Van de drie moslimauteurs is alleen Van den Broeck nogal scheutig met het gebruik van de naam Allah, afwisselend met het woord God. Abdus Sattar zegt ook uitdrukkelijk: ‘Allah is het algemene Arabische woord voor God’ (p. 91) en zij gebruikt gewoon het Nederlandse woord. Van den Broeck heeft een uitvoerige verwijzing naar de godsdienstwetenschapper Mircea Eliade en diens uitwijdingen over de deus otiosus, ‘God-met-vakantie’ nadat hij de wereld gemaakt heeft. De Schepper-God, hoogste God in veel culturen, zo ook de oud-Arabische Allah, werd gezien als een luie godheid, die zich weinig met de wereld bemoeit. Mohammed heeft deze godheid weer hervonden in de abrahamitische traditie als de centrale God (pp. 50-53).
Naast de Koran als basistekst voor de islam, is er een grote collectie verhalen of overleveringen over daden en woorden van Mohammed, in omvang vele malen de tekst van de Koran en in feite van groter belang voor het praktische leven en de concrete voorschriften van moslims. De westerse islamstudies zijn vaak kritisch ten
| |
| |
opzichte van deze overlevering of hadieth
zoals ze in het Arabisch heten. De traditionele studie neemt als criterium van een ‘gezonde hadieth’ dat de keten van overleveraars voor de volle honderd procent betrouwbaar moet zijn. Van Bommel voegt daar toch ook het oriëntalistische criterium aan toe: ‘De door de profeet zelf aangeraden manier om een overlevering te beoordelen is de inhoud te vergelijken met de Koran. Indien hij met de tekst van de Koran in tegenspraak is, kun je hem beter verwerpen.’ (p. 230) De grote verzamelingen van hadieth staan aan de basis van wat wel de sjarie'a wordt genoemd of het islamitisch recht. Dat heeft momenteel niet zo'n beste naam vanwege allerlei vrouwonvriendelijke bepalingen als het slaan van vrouwen en de weigering een hand te geven. Van Bommel begrijpt de verlegenheid het beste. Hij benadrukt dat sjarie'a ‘weg’ betekent of ‘de manier waarop gestalte wordt gegeven aan de overgave aan God’ (p. 239). Het woord komt nauwelijks in de Koran voor en uiteindelijk heeft het meer met een algemene morele richtlijn te maken dan met een echte wet. Abdus Sattar benadrukt dat het niet gaat om universele wetten, maar om incidentele richtlijnen, om een religieuze jurisprudentie. Bij veel verschil van mening van de geleerden blijft een belangrijk motto: ‘De islam erkent in elk geval ieders individuele verantwoordelijkheid en gewetensvrijheid’ (p. 38). Ook de oriëntalistiek spreekt er op zo'n manier over: ‘De islamitische wet is in de eerste plaats een leidraad voor het gedrag van de individuele moslims en niet, zoals het westers recht, een formeel beslissingsmodel voor gevallen waarin tegengestelde belangen tegenover elkaar staan’ (Ruud Peters, geciteerd in het boek van Waardenburg, p. 146).
Als wij kijken naar de bronnen die gebruikt worden door de nieuwe bekeerlingen en islamvoorlichters, dan valt op dat bij alle drie de niet-moslimauteurs vrijwel de helft van hun literatuurlijst bezetten. Ook in hun taalgebruik verschillen zij niet veel van de niet-moslims: er wordt een bescheiden gebruik gemaakt van Arabische terminologie, die uitvoerig wordt omschreven en naar de Nederlandse situatie verklaard en omgebogen.
Moslims die meer afstand nemen van de westerse maatschappij en liefst alleen op Arabische bronnen teruggaan, gebruiken een veel groter aantal Arabische termen. Na de Godsnaam Allah komt dan subhanahoe wa ta'ala (lof aan de Hoogste) en na de naam van de profeet komen saw of vzmh; salaa allahoe alaihi of vrede zij met hem. Vooral termen van de sjarie'a of plichtenleer worden in zulke publicaties en discussies vaak gebruikt. Op sincerehearts.nl/lessen/woordenlijst.html staat een aardig lijstje met deze termen.
| |
| |
‘Men wilde de dames niet verplichten, maar zou het wel aardig vinden, als ze dan een hoofddoek zouden dragen “die is bedrukt met de letters AH”!’ AH staat voor de grote Nederlandse supermarktketen Albert Heyn.
Er kunnen de meest eigenaardige combinaties voorkomen: Nederlands met veel Arabisch, vroomheid met vlot Engels of Frans er tussendoor. Op de website maroc.nl hebben de deelnemers vaak gemengde namen, zoals een ‘girl d'Anvers’ of een ‘Moi '85’ die eraan toevoegt: ‘proud 2B Moslima’, met als woonplaats ‘Het land van verschillen tussen rijk en arm: la hawla wa la quwata illa billah’ [geen macht en geen kracht dan bij God] en die haar ‘lieve zuster’ vermaant: ‘Door jezelf te bedekken wilt het niet zeggen dat je tegen jou vrijheid vaarwel moet zeggen. Het geeft jou een zekere mate van bewegingsvrijheid tussen de mensheid.’ Het is dit nieuwe Babylon van taalvermenging, sms-taal en kreupel Nederlands waarin vooral op internet over de nieuwe religie wordt gedebatteerd.
| |
De ‘gewezen moslims’ en hun literatuur
Het maatschappelijke debat over de positie van allochtonen is sinds 1990 in West-Europa meer en meer geïslamiseerd. Dit betekent niet dat bij alle nieuwkomers de islam zo centraal staat. Er zijn ruwweg drie groepen nieuwe moslims: allereerst de ex-kolonialen. In Frankrijk waren dat vooral Noord-Afrikanen, in Nederland Molukse Indonesiërs en Surinaamse migranten. Daarna kwamen de gastarbeiders. De derde groep zijn de asielzoekers. Onder deze groep zitten nogal wat mensen met slechte ervaringen met de islam, bijvoorbeeld in Iran, Afghanistan of Somalië.
Prominent vertegenwoordiger van de laatste groep is de schrijver Kader Abdolah, die regelmatig de ayatollahs en hun ideologische vervorming van de islam vervloekt. Maar met Het huis van de moskee schreef hij wel het mooiste boek over de islam in het
| |
| |
Nederlands, zozeer zelfs dat bij een nationale Nederlandse wedstrijd over ‘Het beste Nederlandstalige boek aller tijden’ dit boek de tweede plaats behaalde ná De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch, maar nog vóór Max Havelaar van Multatuli. Kader Abdolah is nu met een (gedeeltelijke) Koranvertaling bezig. Immers, de Koran is groots en krachtig, de verhalende basis van de islam is goed, maar de moderne ayatollahs hebben er een onderdrukkend systeem van gemaakt. Die traditie verdient beter en daarom mogen wij uitkijken naar deze bewerking als een islamitische verrijking van de Nederlandstalige cultuur.
Curieus voorbeeld van de min of meer ‘halve moslims’ is Ramsey Nasr. Van Nederlands-katholieke én Palestijnse islamitische afkomst heeft hij zich een goede plaats verworven in het Vlaamse culturele leven. In de bundel gedichten en commentaren die hij in 2005 over Antwerpen schreef, komt slechts één expliciete verwijzing naar de islam voor (in de bespreking van de bedreiging van vergiftiging bij het delicatessenbedrijf Remmery, zolang daar een moslimvrouw met hoofddoek in dienst zou blijven.) Het is wel typisch dat Nasrs eigen gedicht Mijn symptomenland geen specifieke islamitische terminologie gebruikt. Die is er alleen in de dreigbrief: ‘De executie wordt momenteel opnieuw voorbereid en kan binnenkort plaatsvinden, het kan ook zeer lang duren. De fatwa blijft zolang de hoofddoek blijft.’ Kennelijk is een bepaald islamitisch vocabulaire al zo in het Nederlands ingeburgerd dat het ook vrijelijk door moslimhaters gebruikt wordt.
In het tijdschrift Begrip Moslims-Christenen publiceert tekenaar Wim Kalb al meer dan twintig jaar cartoons over christendom en islam. Bij dit artikel enkele van de vele over de sluier.
| |
Literatuur
Kader Abdolah, Het huis van de moskee, De Geus, Breda, 2005. |
Sajidah Abdus Sattar, Islam voor beginners, Forum, Amsterdam, 1997. |
Abdulwahid van Bommel, Islam, liefde en seksualiteit, Bulaaq, Amsterdam, 2003. |
Omar Luc Van den Broeck, Islam en het Westen, Oase, Zoetermeer, 1995. |
Ramsey Nasr, Onze-lieve-vrouwe-zeppelin. Antwerpse gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 2005. |
Yoesoef Qardawi, Halal en Haram. Wat toegestaan en verboden is in islam, Noer al-ilm, Delft, 1994. |
Jacques Waardenburg Islam, Norm, Ideaal en Werkelijkeid. Fibula/Unieboek, Houten, 20005 (eerste druk 1984). |
|
|