| |
| |
| |
Van kunstjes naar kunst
Het nieuwe circus in Vlaanderen en Brussel
Pas de laatste jaren kent het circus in Vlaanderen weer een stijgende belangstelling. Toch verkeert het er nog niet echt in blakende gezondheid. Zeker niet de traditionele gezelschappen. André De Poorter beschrijft hun situatie vandaag in België in zijn boek Belgische circussen en foortheaters. Van Blondin Tot Ronaldo (Lannoo, 2005): ‘Alleen Circus Ronaldo en Circus Picolini kennen goede tijden, mede dankzij het feit dat ze moeten worden geboekt. Voor de andere ligt het iets anders. Zij reizen immers van plaats tot plaats, op eigen risico, en de belangstelling valt dikwijls tegen.’ De Poorter, expert en eigenaar van het meest uitgebreide Belgische circusarchief, haalt daarvoor drie oorzaken aan. Hij verwijst naar de concurrentie van buitenlandse circussen, die vaak ‘korte, nietszeggende voorstellingen presenteren, waarmee ze het echte circus in diskrediet brengen’. Bovendien zijn er in Vlaanderen meer circussen dan in de jaren negentig. De concurrentie is dus groter en daardoor het aantal speelplaatsen voor elk circus kleiner. En als er al ergens gespeeld mag worden, is dat meestal op ongunstig gelegen terreinen, vaak buiten de stadscentra, waarvoor heel dure staangelden en hoge waarborgen moeten worden betaald. Daarbij komt dat het klassieke circus de voorbije jaren de kop van jut was van heel wat dierenrechtenorganisaties. Die hebben het voor elkaar gekregen dat circussen die in Vlaanderen nog met wilde dieren willen optreden, geen aanspraak meer kunnen maken op subsidies. Om al deze redenen, én het harde leven, én de verregaande reglementering, zoekt het traditionele circus in Vlaanderen vandaag angstvallig naar een tweede adem. André De Poorter ziet maar één uitweg: vernieuwing en professionalisering.
De malaise bij het traditionele circus was ook het Vlaams ministerie van Cultuur niet ontgaan. In 2002, bij de voorstelling van zijn eerste circusbeleid, liet Bert Anciaux
| |
| |
tom christiaens
werd geboren in 1971 te Kortrijk.
Studeerde journalistiek in Gent en Utrecht. Werkt als journalist bij de West-Vlaamse televisiezenders WTV-Focus.
Adres: Gulden Sporenlaan 63, B-8500 Kortrijk.
zeven Vlaamse circussen een afsprakennota met de overheid ondertekenen. Daardoor kregen ze erkenning en een basistoelage van 12.500 euro. Maar aan die financiële stimuli waren wel enkele voorwaarden gekoppeld. De circussen moesten voortaan nadenken over artistieke vernieuwingen in hun traditionele repertoire. Een speciale beoordelingscommissie controleerde of ze zich hielden aan de artistieke criteria.
Circus Ronaldo is in Vlaanderen hét voorbeeld bij uitstek van een traditioneel circus dat met succes weet te overleven door zich een eigentijds jasje aan te meten. Ronaldo combineert een hedendaagse mengvorm van circus- en podiumkunsten met de historische traditie van het zestiende-eeuwse commedia dell'arte. Vernieuwend is wel dat hun acrobatische nummers in een verhaallijn steken en verbonden zijn met thema's, dat de individuele acts overgaan in totaaltheater, met artiesten die personages worden. Kortom, bij Circus Ronaldo gaat het om de kunst, niet om kunstjes tonen. Bijzonder is ook dat de zes generaties oude circus- en theaterfamilie Ronaldo nog altijd met woonwagens rondtrekt. Soms wordt er opgetreden in de eigen circustent, soms in een cultuurcentrum.
| |
Cross-overcircus
Sinds enkele jaren duiken er in Vlaanderen sporadisch artiesten en gezelschappen op die zich uitsluitend toeleggen op hedendaagse circusvormen. Dat gebeurt vooral onder invloed van wat in Frankrijk en in Wallonië gaande is, én in Canada met het razend populaire Cirque du Soleil. Zij belichamen het nieuwe circus, ook wel ‘cross-overcircus’ genoemd, wegens de kruisbestuiving van podiumkunsten met circus. De piste
| |
| |
vormt voortaan het toneel, zoals dat ook in een schouwburg het geval is. Het nieuwe circus verschilt van zijn klassieke voorganger niet alleen in de bruggen die het slaat met andere podiumkunsten, zoals dans en theater. Ook het scènebeeld verschilt. Waar het publiek bij het traditionele circus vooral een opeenvolging van losstaande acts ziet, aan elkaar gepraat door een presentator, vormen de losse nummers bij het nieuwe circus één geheel. Je krijgt als publiek één grote vertelling, een totaalspektakel, waarbij het volledige scènebeeld primeert. Meer dan ooit is een voorstelling het resultaat van de samenwerking tussen schrijver, regisseur, acrobaat, decorbouwer, lichtartiest, choreograaf, componist en soms zelfs een cineast. Vandaag is de circusartiest van alle markten thuis. In sommige gevallen schrijft, regisseert en vertolkt hij zijn act volledig zelf. Hij verbluft zijn publiek met acrobatische hoogstandjes, maar hij kan evengoed dansen, acteren en vaak ook nog eens musiceren.
Deze ‘nieuwe’ artiesten beschouwen circus als een zelfstandige kunstvorm die een volwaardige plaats verdient in het Vlaamse cultuurlandschap. Het publiek volgt langzaam maar zeker. Dat de Vlaamse regisseur Dirk Tanghe zijn tienjarig jubileum bij het Nederlandse gezelschap De Paardenkathedraal vierde met een circusvoorstelling is van grote symbolische waarde. Voor alle duidelijkheid: in Vlaanderen wordt inhoudelijk geen onderscheid gemaakt tussen ‘nieuw’ en ‘hedendaags’ circus. Beide termen worden door elkaar gebruikt, net als ‘modern’ en ‘eigentijds’ circus.
Cirq'ulation Locale is een van de eerste gezelschappen die het Vlaamse publiek een nieuw soort circus lieten zien. Deze vrolijke bende, opgericht door de West-Vlamingen Jan Vermeersch en Bram Dobbelaere, brengt een bruisende mix van acrobatie en jongleerkunst met dans, theater, humor en improvisatie. Sinds Cirq'ulation Locale in 2004 met de productie Who Goes On? laureaat werd van de Europese competitie Jeunes Talents Cirque in Parijs is hun ster internationaal blijven rijzen. Vandaag is Cirq'ulation Locale als artistiek productiehuis ondergebracht in The Circus Group in Gent, een van de grootste circuscentra van Europa. The Circus Group doet via Circus Barbaar ook dienst als pedagogisch opleidingscentrum voor circusdocenten en als organisator van ateliers en workshops. Een derde tak binnen The Circus Group is de jaarlijkse Belgian Juggling Convention in Gent, waar jongleurs uit de hele wereld elkaar ontmoeten.
Bram Dobbelaere en Sander De Cuyper verdienden hun sporen bij Cirq'ulation Locale. Na enkele jongleersessies in 2006 voelden de twee het kriebelen om samen enkele acts in elkaar te steken. En van het een kwam het ander. Bram en Sander vormden Compagnie Pol & Freddy en verrasten al meteen door begin 2007 het toonaangevende Humorologieconcours te winnen met hun eerste productie Ready!. Jury en publiek vielen voor hun mix van jongleren, clownerie, slapstick en stomme film. Pol & Freddy is een naam waar circusminnend Vlaanderen nog veel van zal horen.
| |
| |
Een ander Vlaams gezelschap om in de gaten te houden is Cirque de la Lune van de twee Ieperse broers Libbrecht. In hun kleine knalrode tent (acht meter doorsnede!) combineren ze de charme van het vroegere kermisleven met theater, krachtpatserij, mentalisme en vooral veel absurde humor.
Ook Dirk Van Boxelaere alias D'Irque is niet meer weg te denken uit het nieuwe circuslandschap. Na een opleiding aan de circusschool van Montréal en Brussel toerde de Antwerpenaar de hele wereld rond met het komische duo Tobe2. In zijn eerste solovoorstelling Zwijg en Jongleer! maakte hij met acrobatie, jongleren en snelle interacties met het publiek mensen aan het lachen in acht verschillende talen. Voor zijn productie Oh Suivant! nodigt D'Irque de toeschouwers bij hem aan tafel uit voor een gesprek zonder woorden, maar met acrobatie en improvisatie. Zijn vriendin begeleidt dit intieme spektakel aan de piano.
Dat er weinig woorden nodig zijn om het publiek sprakeloos te maken toont ook Compagnie Baladeu'x uit Drogenbos. Het gezelschap van Toon Schuermans en France Perpête is ontstaan uit het verlangen om jongleerkunst en dans tot een nieuwe, unieke vorm te mengen. Dat levert poëtische pareltjes op. Zoals Double tour, de meest recente productie uit 2006, waarin een deur de show steelt als derde spelpartner van Toon en France.
En dan is er Les Argonautes, in 1993 opgericht door vier studenten van de Brusselse circushogeschool ESAC. Met hun voorstellingen La Toison d'Orgue en Zouff! toerden ze in tientallen landen. Les Argonautes fuseren circus, muziek, dans en theater tot spektakels voor jong en oud. Of zoals ze het zelf omschrijven: ‘Het is circus, maar de tent is als een luchtballon weggevlogen, met de giraffen en olifanten erbij. Met wat is overgebleven, brouwden we een pak-me-dan-als-je-kan mengelmoes van circustechnieken, acteren en muziek.’
| |
Circus binnen en buiten de muren
Een circusartiest bestaat bij de gratie van het applaus dat hij krijgt van het publiek. Om dat publiek te bereiken, zijn er natuurlijk podia nodig. Voor het betere work in progress is er L'Espace Catastrophe in Brussel. Dit kunstenhuis voor de circuskunsten zet de toon door regelmatig een aantal jonge artiesten uit binnen- en buitenland te presenteren die een mooie mix brengen van acrobatie, clownerie, muziek en choreografie. Het zijn veelal jongeren uit de eigen werkplaats. Daarnaast laat L'Espace Catastrophe ook nieuw talent zien tijdens het jaarlijkse festival Pistes De Lancement in Brussel.
In Vlaanderen zijn de voortrekkers van het nieuwe circus: Theater op de Markt, Zomer van Antwerpen, Humorologie en De Spil. Dé pionier is ongetwijfeld Marc Celis, directeur van het Provinciaal Domein Dommelhof in het Limburgse Neerpelt. Sinds 1988 presenteert hij om de twee jaar het zomerfestival Theater op de Markt.
| |
| |
Het beste deel van het internationale straattheatercircuit passeert er de revue. Wanneer in Frankrijk het circustheater volop furore maakt, pikt Marc Celis enkele circusacts op en programmeert ze naast de straattheaterartiesten. Vanaf 1999 - in dat jaar vindt er geen Theater op de Markt plaats - besluit hij een festival in het leven te roepen dat volledig gewijd is aan de hedendaagse circuskunsten. Oorspronkelijk heet dat evenement Theater in de Piste, vandaag is dat het herfstfestival van Theater op de Markt. Bezoekers kunnen er zich in de schouwburg, de sporthal en in een handvol tenten op het Provinciaal Domein Dommelhof vergapen aan internationale klasse. In 2007 vond de vijfde editie plaats. Omdat Celis circustalent niet alleen receptief, maar ook actief wil steunen, richt Dommelhof in 2002 het Huis voor Kunsten op Straat op, nu de productiecel van Theater op de Markt. Jonge artiesten en gezelschappen krijgen er zowel financiële als logistieke steun bij de creatie van hun nieuwe voorstellingen. Dommelhof heeft daarvoor een repetitieruimte gebouwd. En er zijn ook plannen om een permanente circustent neer te poten op het domein in Neerpelt.
Een andere belangrijke speler is Zomer van Antwerpen. Elk jaar in juli en augustus kun je op de oevers van de Schelde behalve van muziek, film, theater en dans, ook genieten van knappe circusvoorstellingen. Maar weinig plekken in Europa presenteren zoveel hedendaags circus. Volgens artistiek leider Patrick De Groote is circus een prima wegbereider voor andere, wat moeilijkere disciplines zoals opera of dans. Voor veel artiesten is Zomer van Antwerpen een springplank naar het grote publiek. Vijftien dagen lang spelen ze er voor een vol huis. In 2006 bezochten maar liefst achthonderdduizend mensen dit zomerfestival.
In West-Vlaanderen doet het internationaal humorfestival Humorologie in Marke al een hele tijd inspanningen om nieuw circus bij een breed publiek te brengen. Naast de vele comedy acts, kon je er de voorbije jaren genieten van Circus Plusminus, Compagnie Maboul Distorsion, Compagnie XY, Elastic, D'Irque & Fien, Hamish & Flamish en Cirq'ulation Locale. In 2006 coproduceerde Humorologie ook een voorstelling van Les Argonautes.
Nog niet zo lang geleden was het ondenkbaar in Vlaanderen dat je naar het circus ging kijken in een theaterzaal. Vandaag staan heel wat nieuw circusvoorstellingen in schouwburgen en culturele centra. De belangrijkste gangmaker daarbij is De Spil in Roeselare. Voortbouwend op de ervaring met humorvoorstellingen en het straattheaterfestival De Groote Stooringe, pakte het cultuurcentrum in 2006 uit met Circacirk, een knappe reeks hedendaagse circusvoorstellingen.
Er zijn in Vlaanderen en Brussel nog enkele veelal jaarlijks terugkerende festivals waar circus de aandacht van het publiek deelt met straattheater: De Gulden Ontsporing (Brussel), Pistes de Lancement (Brussel), Hors Pistes (Brussel), P'Art cour Catastr'OFF (Brussel), C'est du jamais vu! (Brussel), Internationaal Straattheaterfestival
| |
| |
(Gent), Gevleugelde Stad (Ieper), Theater Aan Zee (Oostende), Zomer in Lauwe en Zomer in Menen. Daarnaast zijn er in Vlaanderen ook enkele muziekfestivals die inspelen op de vernieuwde aandacht voor het circus. Zo stonden op het Dranouter Folkfestival in 2006 woonwagens en een grote tent waarin gezelschappen als Skate Naked, Cirq'ulation Locale en D'Irque optraden, afgewisseld met stand-upcomedians en komische muziekvoorstellingen.
| |
Het circusonderwijs
Maar een handvol artiesten kan in Vlaanderen voltijds aan de slag als beroepscircusartiest. De meesten moeten bijklussen bij een (straat)theater- en dansgezelschap of geven workshops in scholen, bedrijven en jeugdbewegingen om te overleven. Daarnaast doen evenementenbureaus steeds vaker een beroep op circusartiesten om hun klanten te leren hoe ze drie ballen in de lucht kunnen houden of moeten fietsen op één wiel.
Het circusonderwijs in Vlaanderen staat in zijn kinderschoenen, maar evolueert razendsnel. Op het niveau van de amateurkunsten zitten vooral de circusscholen met hun ateliers enorm in de lift. Het circusatelier is een verschijnsel dat vanuit Frankrijk is overgewaaid, eerst in Wallonië succes kende en vandaag ook in Vlaanderen is ingeburgerd. Momenteel zijn ongeveer tweeduizend kinderen en volwassenen aangesloten bij zo'n atelier. Ze leren er de meest voorkomende circustechnieken en werken aan producties waarmee ze soms toeren langs festivals, school- en privéfeestjes. Je vindt circusateliers in de meeste Vlaamse steden, en er komen er steeds meer bij. Zestien ateliers hebben zich verenigd in de Vlaamse Organisatie voor Circuskunsten (CircusVlo). In 2001 opgericht door vijf ateliers, profileert die zich als spreekbuis van het Vlaamse circus. CircusVlo streeft naar de erkenning van de circuskunstbeoefening in Vlaanderen als een volwaardige kunstdiscipline. De organisatie bouwt vanuit Gent aan een documentatiecentrum en een uitleendienst voor circusmaterialen. Ze organiseert cursussen, workshops en stages, ondersteunt nieuwe creaties, verspreidt een circustijdschrift, en werkt samen met al wie het circus in Vlaanderen een warm hart toedraagt. CircusVlo brengt ook het circusverleden in kaart door samen te werken met het Huis van Alijn, waar zich het Belgisch circusarchief van André De Poorter bevindt. Dat archief digitaal ontsluiten is een grote opdracht voor de toekomst.
In Brussel kun je als hobbyist terecht bij L'Ecole de Cirque de Bruxelles. De school geeft ook les in HandiCircus, waar personen met een handicap op een integrale manier circustechnieken kunnen aanleren. In Brussel bevindt zich ook de Ecole Supérieure des Arts du Cirque (ESAC), de enige circushogeschool van België. Na drie jaar opleiding heb je er een bachelordiploma op zak om aan de slag te kunnen gaan als professioneel circusartiest. In 1996 gestart als privéschool met één docent en tienduizend
| |
| |
euro, is ES AC uitgegroeid tot een officiële hogeschool met dertig docenten en een budget van 1,2 miljoen euro. Het Brusselse instituut heeft internationaal een zeer goede naam door zijn multidisciplinaire aanpak. Er komen studenten op afuit alle windstreken. Van de veertig studenten - gemiddelde leeftijd negentien jaar, iets meer jongens dan meisjes - zijn er maar zes Belgen. Directeur Philippe Haenen, tevens voorzitter van het Europese netwerk van beroepscircusscholen, heeft daar een sluitende verklaring voor: ‘Er bestaat in België geen opleiding die jongeren klaarstoomt voor circusstudies op hogeschoolniveau. En het niveau van de circusateliers is vaak niet hoog genoeg om te slagen voor ons toelatingsexamen. In Québec heb je circushumaniora's en wordt er zelfs vanaf de lagere school al aandacht besteed aan de circuskunsten. Daar kunnen wij alleen maar van dromen. Daarom moeten we de handen zelf uit de mouwen steken.’ Sinds 2006 organiseert ESAC samen met CircusVlo vakantiestages voor jongeren vanaf twaalf jaar die zich willen bijscholen als voorbereiding op het toegangsexamen aan ESAC.
Naast opleidingen tot circusartiest, bestaan in Vlaanderen ook opleidingen tot circusdocent. Dat kan via CircusVlo, bij enkele gezelschappen als Cirq'ulation Locale, en sinds 2007 ook aan de Katholieke Hogeschool Limburg. De voortgezette circusopleiding in Limburg is volgens de website ‘voor jonge mensen die op een creatieve, beweeglijke, kunstzinnige en holistische wijze met heel diverse doelgroepen aan de slag willen.’ De initiatiefnemers van die circustheateropleiding hebben Cirque du Soleil voor ogen. Wie afstudeert, kan volgens de school aan de slag als docent, animator, regisseur en organisator en begeleider in de social-profitsector. De opleiding is gestart met veertien studenten.
| |
De acrobatie van de politiek
Het succes van nieuwe circusvormen op festivals en in cultuurcentra, de populariteit van circusateliers en -workshops bij kinderen en jongeren, de groei van gespecialiseerde circusopleidingen en -gezelschappen, kortom, de toenemende belangstelling voor circus in Vlaanderen, is ook de politiek niet ontgaan. Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux noemt het circus vandaag in zijn circusbeleid voor 2006 tot 2009 zelfs ‘hip’. In 2006 heeft de minister veel maatregelen genomen waarmee Vlaanderen een grote inhaalbeweging maakt en zijn imago van vaak circusonvriendelijke regio kan uitwissen.
Anciaux zette zijn eerste voorzichtige stappen in de circuswereld in 2001, door de Vlaamse Organisatie voor Circuskunsten (CircusVlo) te erkennen als spreekbuis van de amateurcircusscholen. Een jaar later liet de Vlaamse overheid zeven Vlaamse circusdirecteuren een eerste afsprakennota ondertekenen in ruil voor wat geld.
| |
| |
Tot 2006 ondersteunde het Vlaamse circusbeleid alleen traditionele nomadische circussen. Sinds 2007 is de subsidiëring uitgebreid naar de verschillende vormen van circuskunsten. Voor het circusbeleid is in 2007 een budget voorzien van 820.000 euro, dat is een forse stijging van 82% in vergelijking met 2006. Tegen 2009, het einde van de Vlaamse regeerperiode, moet dat bedrag zelfs aangroeien tot 1,6 miljoen euro. Dat is 166% meer in vergelijking met het begin van de regeerperiode. Niet slecht voor een discipline die in Vlaanderen tot voor kort werd afgedaan als lage cultuur, als kunstjes, en niet als een volwaardige kunstvorm.
Dat grote budget moet nieuwe levenskansen bieden aan het brede circuslandschap in Vlaanderen: van het traditionele en het nieuwe circus, tot de amateurkunsten en het erfgoed. Wat dat concreet inhoudt, vertelt minister Anciaux in zijn beleidsbrief 2006-2007 en in het circusreglement voor 2007 dat als opstapje dient naar het circusdecreet dat in 2008 operationeel wordt en waarin Anciaux ‘de toekomstperspectieven van de diverse circusvormen structureel wil verankeren’.
De minister is ervan overtuigd dat ook de klassieke circustent op het dorpsplein nog altijd ‘een nostalgische aantrekkingskracht’ uitoefent op jong en oud. Daarom blijven de traditionele circussen die al jaren een overlevingsstrijd voeren, ondersteuning krijgen, zij het voortaan wel op basis van in te dienen projecten. De rondtrekkende circussen kregen in 2007 een bedrag van 200.000 euro, een stijging van 50.000 euro. Daarmee wilde de minister naast de al bekende traditionele, ook nieuwe circussen honoreren die ervoor kiezen rond te trekken. Om subsidies te ontvangen, moeten de nomadische circussen wel aan enkele voorwaarden voldoen, zoals geen wilde dieren houden, minimaal tien voorstellingen spelen in een tent én kunnen aantonen dat ze een inspanning leveren om ‘tot een positief circusimago te komen’. Zo hoopt Anciaux dat de circussen ook artistieke vernieuwing opzoeken. Want ‘rondreizende circussen die de sterkste elementen uit het traditionele circus vermengen met nieuwere vormen van circuskunst, weten een ruim publiek te bekoren. En leggen daardoor ook commercieel de beste resultaten voor.’ De klassieke, nomadische circussen krijgen ook managementtechnieken aangeboden om hun zakelijke omkadering te professionaliseren. Om het oude probleem van de beschikbare staanplaatsen aan te pakken, overlegt Anciaux met de Vlaamse steden en gemeenten.
Begin 2007 werd in de schoot van CircusVlo het Vlaamse Centrum voor de Circuskunsten opgericht. De kantoren kregen onderdak in de Gentse Bijloke. Het centrum moet als overkoepelend orgaan de circuskunsten in Vlaanderen en Brussel een nieuwe injectie geven. Het moet een echte kennispool worden van de Vlaamse circussen, en verschillende circusvormen uit binnen- en buitenland met elkaar in contact brengen om ervaring uit te wisselen en samen te werken. Het centrum zal een werkplaats bieden voor training en de creatie van voorstellingen, en een podium om ze te
| |
| |
tonen. Het Vlaamse Centrum voor Circuskunsten is best te vergelijken met de kunstencentra die nu al bestaan voor de podiumkunsten. Artiesten die een opleiding achter de rug hebben, moeten er alle middelen en de kennis vinden om hun eerste stappen te zetten naar de professionele podia.
Om de start en de uitbouw van het centrum in goede banen te leiden, werd in februari 2007 een projectleider aangesteld: Johan Mast. De man die ook de drijvende kracht was achter het wereldculturenfestival Mano Mundo in Boom, wacht geen makkelijke klus. Want het Circuscentrum krijgt heel wat opdrachten toegeschoven: van het begeleiden en uitbouwen van lokale circusateliers, producties en opleidingen voor amateur- en semiprofessionele beoefenaars, tot het begeleiden van professionele artiesten, het verspreiden van een circustijdschrift en het organiseren van publieksgerichte evenementen, zoals circusfestivals en -tournees. Daarnaast moet het Circuscentrum het circuserfgoed ontsluiten door een open documentatie- of informatiecentrum te realiseren. Ten slotte zal het Circuscentrum ook opleidingscursussen voor docenten in de circuskunsten organiseren. Want minister Anciaux wil méér circusdocenten voor méér circusateliers. Jaarlijks moeten ten minste vijf personen de opleiding tot circusdocent kunnen volgen aan de circushogeschool in Brussel. Door een verhoging van het aantal docenten kan ook het aanbod van lessen circustechnieken in zowel sportkampen als in het deeltijds kunstonderwijs uitbreiden. De minister wil het aantal circusateliers verhogen tot twintig.
Omdat jonge circusartiesten ook de kans moeten krijgen om stage te lopen of zich in het buitenland bij te scholen, zal de Vlaamse overheid voortaan elk jaar studiebeurzen toekennen aan vijf beloftevolle circustalenten. Omgekeerd wil minister Anciaux het Vlaamse circuslandschap verrijken door buitenlands talent via uitwisselingsprojecten naar Vlaanderen te halen.
Voor opleidingen tot docent in de circuskunsten, voor scholing en stage, en voor nieuwe professionele circusproducties maakte het Vlaams circusreglement voor 2007 een projectondersteuning vrij van 220.000 euro.
Anciaux plant ook enkele grootschalige initiatieven die het ‘stoffige imago van het Vlaamse circusveld’ moeten doen vergeten bij het grote publiek. Zo riep hij Vlaanderen in 2007 uit tot circusland. Hij wilde in elke provincie minstens één circusfestival, waar telkens één specifieke circusvorm in de kijker werd gezet. Maar de minister was te ambitieus. Door het gebrek aan financiële middelen, kon het Circuscentrum zijn droom niet waarmaken. Wel werd er op de Cultuurmarkt van Antwerpen een circusdorp gebouwd, waar de vele gezichten van het Vlaamse circus te zien waren. En het Vlaamse Centrum vor de Circuskunsten steunde in de zomer van 2007 ook jeugdcircusfestivals in Brugge en Gent. Maar er komen meer en nieuwe initiatieven, waarbij het centrum zal samenwerken met Zomer van Antwerpen, de Gentse Feesten en
| |
| |
Theater Op de Markt in Neerpelt. In 2008 en 2009 trekt er een circuskaravaan langs Vlaamse centrumsteden. Het gaat erom de Vlaming en de culturele organisator voor eens en voor altijd warm te maken voor het eigen circus.
| |
Gematigd optimisme
‘Met een dergelijk circusbeleid kunnen we alleen maar blij zijn in Vlaanderen,’ zegt Ria Geenen, directrice van CircusVlo. ‘Ik verwacht alle heil van het circusdecreet dat in 2008 in werking treedt en de circuskunsten de status moet geven die ze al jaren verdienen. Het gaat in elk geval de goede kant uit.’ Toch is er volgens Koen Allary geen reden tot euforie. Allary is programmator bij cultuurcentrum De Spil en artistiek directeur van het humorfestival Humorologie. Hij is ook lid van de Raad van Bestuur van het Vlaams Circuscentrum, de advieswerkgroep Circus voor het Vlaams ministerie van Cultuur, en hij zetelt in het Réseau européen informel du nouveau cirque. Volgens hem heeft Vlaanderen, wat het nieuwe circus betreft, nog een lange weg te gaan. ‘Veel hangt af van hoe het Vlaamse Centrum voor de Circuskunsten zal uitgebouwd worden en de mate waarin de overheid haar beloftes waarmaakt. Onze politici mogen circus niet te veel benaderen als folklore en erfgoed, maar als een hedendaagse kunstvorm. Traditionele circussen moeten in ieder geval evolueren of ze overleven niet. Maar de spoeling van gezelschappen die zich toeleggen op nieuw circus is nog altijd dun in Vlaanderen. Er zit weinig variatie in hun acts. Een goede voorstelling moet je kunnen ontroeren, er moet een verhaal inzitten, wat poëzie en humor. Dat zien we in Vlaanderen nog te weinig. Het probleem is dat iedereen in de circussector zo lief is voor elkaar. Er is meer kritische reflectie en analyse nodig. Bovendien durven nog te weinig culturele centra nieuw circus programmeren, wegens te duur. Daardoor is de absolute wereldtop zelden te zien. Voor dure dansvoorstellingen kan dat nochtans wel.’
Ondanks de stijgende populariteit zijn er volgens Allary nog te veel cultuurpuristen in Vlaanderen die het circus beperken tot louter vermaak en er geen artistieke kwaliteiten aan toedichten. ‘Circus is voor hen verdacht omdat het toegankelijk is voor een breed publiek. Maar wat is daar mis mee? Die lage drempel zorgt er precies voor dat je een publiek bereikt dat anders nooit een stap zet in een schouwburg. Jong en oud kunnen van het circus genieten, intellectueel en arbeider, culturele fijnproevers en occasionele cultuurparticipanten. In tegenstelling tot hedendaagse dans of theater moet je niet zoveel codes begrijpen om circus te kunnen smaken. Net dat maakt die kunstvorm zo uniek.’
|
|