Ons Erfdeel. Jaargang 50
(2007)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
Jazz in Nederland en Vlaanderen
| |
In de lift?Is het wel zo dat jazz in de lift zit? De laatste opmerkelijke bloei dateert al van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Onder aansporing van drummer Art Blakey in zijn nadagen en later onder het virtuele leiderschap van Wynton Marsalis kwam een soort restauratieve beweging op gang die de zogenaamde traditionele waarden van de jazz (swing, blues, Afro-Amerikaanse elegantie en stijl, improvisatie op akkoordenschema's) opnieuw naar boven haalde. In één beweging werden toen de experimenten van | |
[pagina 67]
| |
didier wijnants fusion en free jazz bij het huisvuil gezet. De geschiedenis heeft die restauratie intussen allang ontmaskerd, maar een opvallend resultaat van de Marsalis-retoriek was wel een duidelijk toegenomen belangstelling voor jazz in de massamedia. Wynton verscheen op de cover van Time Magazine, kranten en weekbladen over de hele wereld berichtten over de nieuwe jazz die opnieuw herkenbaar de geur van Ellington en Basie verspreidde. Ook Charlie Parker en de bebopgeneratie werden nog omarmd, maar niet Ornette Coleman of Cecil Taylor, ook niet de Miles Davis van Bitches Brew of de Fillmore-sessies. Een erg vernauwde blik op de werkelijkheid van de jazz dus, waardoor de restauratie uiteindelijk in haar eigen tredmolen vastliep. Vandaag is jazz weer een veelkleurige lappendeken. Er wordt zelfs heel gretig geëxperimenteerd op de grenzen met andere muziekgenres zoals klassieke muziek of pop en rock. De media hebben hiervoor de term cross-over bedacht, maar dat is een beetje misleidend. Het subtiel mengen van invloeden is eigenlijk een constante in de jazzgeschiedenis. Vaak wordt het effect heel wat minder spannend naarmate het mengen explicieter wordt. Heel wat zogenaamde cross-over wordt daardoor gauw saai, al is het jazzlandschap vandaag inderdaad - zoals Bernlef het uitdrukte - veel meer een wijdvertakte delta dan een solide stroom. De zogenaamde hausse van vandaag oogt daardoor in menig opzicht frisser en heeft in ieder geval andere oorzaken dan de opflakkering van twintig jaar geleden. Maar opnieuw spelen de media een belangrijke rol. Weliswaar zijn dat gedeeltelijk andere media dan toen. Het internet is niet alleen zelf een belangrijk medium, het heeft ook grondig de rol en de aanpak van de traditionele media gewijzigd. Dat uit zich | |
[pagina 68]
| |
Jef Neve Trio in het Bimhuis, Amsterdam, Foto Jos L. Knaepen
| |
[pagina 69]
| |
in veel dingen, maar heeft onder andere ook tot gevolg dat cultuurredacties van kranten en weekbladen hoe langer hoe meer spoorzoekers van hypes en trends geworden zijn. Ook Time Magazine heeft geleerd dat You de persoonlijkheid van het jaar is, en de grillen van die persoonlijkheid hebben de volle aandacht van de redacties van commerciële media. Zo komt het dat de media ons rare dingen wijsmaken. Bijvoorbeeld dat de jazzsensatie van het jaar een vrolijke tafelspringer is, die echter nauwelijks twee interessante noten uit zijn piano haalt (Jamie Cullum). Of dat Michael Bublé de stem van de eeuw is, of dat Madeleine Peroux iets met jazz heeft omdat het timbre van haar stem een beetje aan Billie Holiday doet denken. Onze fameuze You zal daar tijdelijk veel plezier aan beleven, maar na het wegebben van de hype blijft er niets van over. Hypes zijn de plaag van onze tijd. Soms worden ook serieuze jazzmuzikanten er het voorwerp van, vaak nog vanuit een welbegrepen eigenbelang. Diana Krall, een heel aardige jazzpianiste met een wat smalle en karakterloze stem, is een jazzhype. Haar werk komt in de verste verte nog niet in de buurt van de onlangs overleden Shirley Horne, maar dat lijkt bijzaak. In die zin kun je de huidige hausse van de jazz zeker relativeren. Het is niet omdat het woord jazz in de massamedia al eens valt, dat er sprake is van een opflakkering. Ook Vlaanderen en Nederland kennen hun jazzhypes. In Nederland verzorgt Jules Deelder met succes het hippe imago van de jazz, onder meer met de cd's Deelder draait. In Vlaanderen is pianist Jef Neve de onbetwiste hype. Hij is bekwaam, nogal romantisch aangelegd maar ook vrij slim in het aanwakkeren van de hype rond zijn persoon. De jazzkenners en het liefhebberspubliek houden zich met die hype niet bezig, maar wel de spoorzoekers, onder meer popjournalisten die gesignaleerd willen hebben dat ze een nieuwe wind door de jazz zien waaien. Door die aandacht in de media, zowel in Nederland als in Vlaanderen, lijkt het inderdaad dat jazz nu hip is, maar dat succes is erg relatief en erg broos. Cullum, Bublé en Peyroux hebben wel een kwantitatief meetbaar succes, maar voor volbloed jazzmusici is er geen grote welvaart weggelegd. Neem een Joe Lovano, al jaren een van de meest gerenommeerde saxofonisten en groepsleiders: hij verkoopt per jaar hooguit twintigduizend exemplaren van een nieuwe cd. Wereldwijd. Hoe je het ook wendt of keert: jazz zal altijd een klein publiek hebben. | |
[pagina 70]
| |
Bert Joris in De Werf, Brugge, 2005, Foto Dirk Van der Borght.
| |
[pagina 71]
| |
InternationaalNiettemin zijn we er in Nederland en in Vlaanderen terecht van overtuigd dat onze jazz internationaal in de lift zit. Ook dat heeft weer te maken met perceptie van de media. De laatste jaren hebben we kunnen merken dat gerenommeerde Amerikaanse jazztijdschriften zoals Down Beat aandacht zijn gaan schenken aan Europese jazz. Let wel: meestal gebeurt dat wanneer een Europese musicus eens met een beroemde Amerikaan samenwerkt. Neem pianist Misha Mengelberg. In Nederland en Europa is hij al jaren een toetssteen voor creatieve musici, in Amerika was hij tot voor kort alleen bekend als de pianist op de laatste cd van Eric Dolphy. Pas toen hij met trompettist Dave Douglas samenwerkte, stond Mengelberg ook aan de andere kant van de plas even in de schijnwerpers. Hetzelfde gebeurde met musici van een nieuwere generatie, bijvoorbeeld Michiel Borstlap. Zijn naam werd in de Verenigde Staten bekend toen hij de Thelonious Monk Competition voor jazzcompositie won. De winnende compositie werd nadien verrassend opgenomen op een cd van Wayne Shorter en Herbie Hancock. Ook de meest succesvolle Belgische jazzband, het Brussels Jazz Orchestra, kwam op zo'n manier onder de aandacht.Ga naar eindnoot1 Dat orkest, onder leiding van saxofonist Frank Vaganée, combineert twee belangrijke kwaliteiten: een schitterende technische bekwaamheid en een grote bereidheid tot leren. Het Brussels Jazz Orchestra is het meest bejubelde Belgische jazzensemble, maar het vaart eigenlijk nauwelijks een eigen koers. Het laat die koers integendeel bepalen door de grote persoonlijkheden waarmee het samenwerkt: Maria Schneider, Dave Liebman, Kenny Werner, Gianluigi Trovesi, en vele anderen. Het orkest weet de inbreng van die persoonlijkheden altijd heel goed te verwerken, en dat gaat ook in de Verenigde Staten niet onopgemerkt voorbij. Zo komt het dat het BJO terecht een mooi plekje kon veroveren op de jaarlijkse lijstjes van het Amerikaanse jazzmagazine Down Beat. Maar tegelijk moeten de ambities niet te hoog liggen. De plek op die lijstjes is geen verworven recht, het is een momentopname uit 2004. Misha Mengelberg mag dan een van de interessantste jazzmusici ter wereld zijn, hij toert voornamelijk in Europa en is in de Verenigde Staten nauwelijks bekend, behalve bij enkele insiders in New York en Chicago. Het klopt wel dat de internationale aandacht voor jazz uit de Lage Landen groeit, maar dat heeft ook te maken met de groei van het aantal media en de verspreiding van informatie, ideeën en enthousiasme via kleine en grote informele netwerken. Want dat is dan weer het voordeel van die You-cultuur. Het internet is zoals het echte leven: er is plaats voor iedereen. | |
[pagina 72]
| |
Blue Note Festival, Gent, 2005. Vandaag heet dat festival voluit Blue Note Records Festival, Foto Jos L. Knaepen.
| |
Nederland-VlaanderenHistorisch liggen de zaken in Nederland en in Vlaanderen hoe dan ook erg verschillend. Jazz in Nederland is een succesverhaal van meerdere decennia. Al sinds de vroege jaren zeventig heeft de jazz daar een vaste plek veroverd in het culturele landschap, de gangmakers van toen waren Hans Dulfer, Misha Mengelberg, Willem Breuker en Han Bennink. Goedgeluimd en anarchistisch hebben zij toen hun plaats opgeëist en daar profiteert de hele sector nog altijd van. Dat komt ook omdat er voortdurend prettige resultaten kwamen. Amsterdam is toen uitgegroeid tot een van de meest bloeiende jazzsteden ter wereld. De combinatie van een ruime overheidsportefeuille, organisatietalent en veel stuurmanskunst heeft ervoor gezorgd dat nieuwsgierige jonge muzikanten allemaal de weg naar Amsterdam vonden, meestal naar de Oude Schans waar toen het Bimhuis gevestigd was. En dat Bimhuis was een toonbeeld van hoe je ambitieus moet zijn in de jazz: een kleine zaal, informeel, druk bezocht door een relatief kleine gemeenschap. Sinds enkele jaren is het Bimhuis verhuisd naar een op het eerste gezicht veel koudere plek tegenover het Centraal Station. Hoed af voor de architecten van dat nieuwe Bimhuis, want zij zijn erin geslaagd om tegelijk een heel comfortabele zaal te bouwen met behoud van het informele karakter van vroeger en tegelijk een schitterende architectonische meerwaarde. Een plek | |
[pagina 73]
| |
Jules Deelder, Foto Jos L. Knaepen.
voor jazzliefhebbers om blijvend te koesteren, en dat kan want de agenda is er elke week goed gevuld. Zo'n schitterende plek is er in Vlaanderen niet, het is nog de natte droom van elke Vlaamse jazzliefhebber. Maar het aantal jazzpodia is wel gestegen, deels door privé-initiatieven en deels door het feit dat er de laatste jaren eindelijk zoiets als een jazzbeleid is ontstaan in Vlaanderen. In de jaren zeventig waren ook heel wat Vlaamse jazzmuzikanten goedgeluimd en anarchistisch, maar ze hebben de overheid toen niet met succes op de knieën gekregen. Pas in de jaren tachtig is er voor de Belgische jazz geleidelijk wat overheidssteun gekomen, maar toen alleen nog in Wallonië. In Vlaanderen is de inhaalbeweging pas eind de jaren negentig begonnen. Vlaanderen bleef steeds achter bij Nederland. Zo ook wat betreft de jazzopleidingen aan de muziekconservatoria. In Nederland werden die al in de vroege jaren tachtig opgezet, in Vlaanderen gebeurde dat in de jaren negentig. In Brussel groeide in het begin van de jaren negentig ook een heel bescheiden informeel Bimhuisje: De Kaai, de ontmoetingsplaats waar groepen zoals KD's Basement Party, Aka Moon en Octurn het levenslicht zagen. De Kaai was toen the place to be, maar het is na enkele jaren een stille dood gestorven. Niettemin leeft de sfeer van die plek vandaag nog door in clubs zoals The Sounds in Elsene. Het waren toen heel belangrijke jaren voor de ontwikkeling van de jazz in | |
[pagina 74]
| |
Vlaanderen en België. Er diende zich een ‘gouden generatie’ aan met mensen als Ben Sluijs, Kris Defoort, Fabrizio Cassol, Jeroen Van Herzeele, Laurent Blondiau en Nathalie Loriers. Zij hebben heel even ook een stempel gedrukt op de jazzopleidingen aan de conservatoria, maar vandaag is dat toch niet meer zo. Vaak lijken de conservatoria te veel op ivoren torens waar jazz in een beschermde omgeving aangeleerd wordt, een omgeving die te weinig voeling heeft met het creatieve werk dat op de podia te horen is. Toch hebben de conservatoria intussen al meerdere jonge generaties jazzmuzikanten afgeleverd. Slechts een klein deel daarvan wordt uiteindelijk professioneel muzikant en ondervindt vandaag dat je dat niet voor een makkelijk verdiende boterham moet doen. Robin Verheyen, Jozef Dumoulin, Ewout Pierreux, Bruno Vansina en anderen: ze moeten hard knokken voor hun plaats onder de zon en ze krijgen geen geschenken. Een baantje in het muziekonderwijs is beslist comfortabeler. Aan echt actieve jazzpodia is intussen zowel in Nederland als in Vlaanderen geen gebrek. Ook hier liep Vlaanderen wat achter, maar vandaag zijn er belangrijke festivals (Blue Note Records Festival in Gent, Jazz Middelheim in Antwerpen, Jazz Brugge, Free Music). Er wordt jazz geprogrammeerd in de grote kunstencentra in Antwerpen, Gent, Brugge en Brussel, maar steeds meer ook in heel wat lokale culturele centra verspreid over het land. Een gangmaker in dat verhaal zijn de JazzLab Series, toernees van Belgische jazzgroepen in culturele centra. Zoals zoveel initiatieven is ook dit gegroeid vanuit De Werf in Brugge. Het krijgt sinds enkele jaren overheidssteun, wat erop wijst dat de Vlaamse overheid inderdaad eindelijk werk lijkt te maken van een echt jazzbeleid. | |
Beleid en mediaMaar er is nog werk aan de winkel. De in Gent wonende Nederlander Simon Korteweg heeft in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap bestudeerd hoe het jazzbeleid in Vlaanderen nog beter aan de verwachtingen van de sector kan beantwoorden. Zijn opvallendste conclusie was dat de overheidssteun voor de jazz omhoog moet tot ongeveer twee miljoen euro per jaar. Daarmee zou je op het niveau van Nederland komen, tenminste als je doorrekent naar bevolkingsaantallen (16 miljoen Nederlanders tegenover 6 miljoen Vlamingen). Maar tegelijk gaf hij aan dat de sector zichzelf veel beter moet organiseren. Dat betekent: meer onderling overleg tussen de podia en een slimmer gebruik van reeds bestaande subsidiemechanismen. Nog een conclusie: het subsidiebeleid houdt vandaag veel te weinig rekening met de dagelijkse realiteit van de jazzmuzikant. De jazzmens is van nature een jobhopper die voortdurend in wisselende combinaties musiceert. Maar de overheid subsidieert geen individuele muzikanten, alleen vaste ensembles. Die moeten een artistiek en een zakelijk beleid voeren en dat ook consequent volhouden. Typisch voor klassieke orkesten, maar niet geschikt voor | |
[pagina 75]
| |
jazz. Tot nu toe zijn alleen Octurn en het Brussels Jazz Orchestra erin geslaagd zich zo te organiseren. Bij al deze positieve ontwikkelingen valt het evenwel op dat de media in Vlaanderen slechts in beperkte mate ruimte bieden aan de jazz. In de kwaliteitskranten De Standaard en De Morgen lukt het nog wel, maar het is toch minder dan wat de Volkskrant, NRC Handelsblad of Het Parool bieden. Op de radio lijkt jazz stilaan in de verdrukking en op de televisie is er in Vlaanderen al helemaal geen sprake meer van. Het ‘kwaliteitskanaal’ Canvas stelt jazz zowat gelijk aan Jamie Cullum of Norah Jones, terwijl bijvoorbeeld de VPRO toch geregeld een volbloed jazzconcert uitzendt, soms zelfs met experimentele inslag. |
|