Ons Erfdeel. Jaargang 50
(2007)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
[Nummer 3]Geïndividualiseerd, maar niet egoïstisch
| |
[pagina 5]
| |
tom naegels verkilling, te duiden en te bestrijden. Op de webstek, die ter ere van Gerd Nan werd opgericht, staat dan ook: ‘We hopen ook met deze site te bereiken dat Nederland meer tolerantie en respect voor elkaar heeft, want wat er nu gebeurt is wens je niemand toe!’Ga naar eindnoot1 | |
Samen werken aan NederlandHet is een opmerking die je vandaag op talloze sites, in alle kranten en op elke straathoek kunt terugvinden. Maar ook in politieke en intellectuele kringen is men ervan overtuigd dat een moord als die op Gerd Nan geen tragisch incident is, maar het resultaat van een ontsporing. Daarin verschilt Nederland niet van andere West-Europese landen; de individualistische, geseculariseerde maatschappij maakt overal een crisis door. Overal in het Westen zijn mensen ervan overtuigd dat de evoluties van de laatste veertig jaar te ver zijn gegaan, dat ze de fundamenten van de samenleving op losse schroeven hebben gezet, met gevolgen als kinderen die andere kinderen doden om een puberliefde. Filosoof Ad Verbruggen legt het verband tussen dit soort geweld, en de ‘mythe van het vrije ik’, de onafhankelijk denkende en handelende mens die los van traditie en gezag zijn eigen keuzes maakt: ‘In deze tendens zien we een terugkeer naar een soort rousseauaans idyllisch mensbeeld, waarbij men meent dat de corrigerende dwang van gezin en maatschappij tot een minimum moet worden ingeperkt en het echte geluk van de mens in de volle zelfontplooiing van zijn individuele, natuurlijke aanleg ligt. Dit idyllisch mensbeeld getuigt van een uiterst naïeve en daarmee gevaarlijke levensopvatting, waarin te weinig wordt onderkend dat ook het kwaad in deze aanleg besloten ligt.’Ga naar eindnoot2 | |
[pagina 6]
| |
Het nieuwe Nederlandse regeerakkoord zei al: ‘Waar traditionele banden aan betekenis verliezen, zijn mensen op zoek naar nieuwe vormen van gemeenschapszin, geborgenheid en zekerheid. De kracht en kwaliteit van de samenleving worden bepaald door onderlinge betrokkenheid. Niet “ieder voor zich”, maar “oog voor elkaar” en “normaal met elkaar omgaan”. In een wereld vol beweging geven gemeenschapszin en solidariteit mensen weerbaarheid en vertrouwen.’Ga naar eindnoot3 Op de bijhorende webstek, www.samenwerkenaannederland.nl, denkt de burger graag mee. Met een nooit geziene betrokkenheid, vergelijkbaar met de reactie op de oproep van toenmalig Vlaams minister-president Yves Leterme om hem te mailen hoe we in Vlaanderen zinloos geweld kunnen bestrijden, regent het voorstellen en opmerkingen over de huidige cultuur: ‘Hoe aanlokkelijk een wereld zonder regels ook lijkt, uiteindelijk worden kinderen daar juist heel onrustig van. Ik denk dat wij als ouders ook niet bang moeten zijn om eisen aan kinderen te stellen.’ ‘Tegenwoordig worden kinderen maar achter de pc en tv geschoven. Samen met ouders dingen ondernemen komt weinig meer voor.’ ‘Dienstplicht direct weer invoeren dan word je tenminste een kerel en kent normen en waarden voor je mede mens.’ ‘Het verenigingsleven moet een geweldige impuls krijgen. En niet zoals in mijn gemeente waar de verenigingen bijna de nek worden omgedraaid door een vreselijke bezuinigingsronde.’ ‘Sta muziekkorpsen toe om iedere zaterdag door steden en dorpen te trekken. Dat verhoogt de saamhorigheid en maakt alle mensen blij. Allochtoon en autochtoon, jong en oud, ziek en gezond, werkend en niet werkend, arm en rijk: iedereen zal ervan opknappen en anders tegen Nederland aankijken.’ | |
Smile!In Noordwijk aan Zee, het schattige stadje dat geklemd zit tussen het strand en de bloembollenvelden, weet men al tien jaar dat de wortels van zinloos geweld, in de woorden van Yves Leterme, ‘in het weefsel zelf van onze samenleving’ zitten. Daar huist de Landelijke Stichting tegen Zinloos Geweld, die in 1997 werd opgericht als reactie op het eerste gemediatiseerde geval, de moord op Meindert Tjoelker. ‘Er kwam een massale reactie op, maar na enkele weken stierf de belangstelling ook weer uit’, zegt oprichter Bart Wisbrun. ‘Marsen en stille wakes zijn mooi, maar er is meer voor nodig om een cultuur te keren.’ Vandaag zijn er al vijfduizendvijfhonderd stoeptegels met het lieveheersbeestjeslogo verspreid door Nederland neergelegd. Ook op de site van Gerd Nan prijkt het. ‘Het logo is ruim bekend.’ ‘Het is zoals jullie minister-president het gezegd heeft: “Geweld begint op het moment dat een automobilist zijn middelvinger opsteekt naar een andere automobi- | |
[pagina 7]
| |
Het lieveheersbeestje van de Stichting Zinloos Geweld markeert de plek van de moord op een docent in het Haagse Terra College, Foto Marcel van den Bergh.
list.” Daar werken wij rond. Wij proberen mensen bewust te maken van asociaal gedrag, dat de kiemen van zinloos geweld in zich draagt. Wij voeren actie tegen vandalisme, pesten op school, vechten, wapens op school, verkeersagressie, kleine vormen van agressie die het samenleven verzieken, en die - altijd op het verkeerde moment, op de verkeerde tijd, bij de verkeerde persoon - fatale gevolgen kunnen hebben. Meestal niet, maar het zal jou maar overkomen. We voeren nu in samenwerking met de politie en tientallen scholen actie rond wapenbezit op school - tien procent van de Nederlandse jongeren neemt wel eens een wapen mee naar school, omdat dat stoer is of omdat ze zich onveilig voelen - binnenkort begint de actie rond agressie in het verkeer, en de acties rond pesten op school lopen al jaren gesmeerd. Onze gastdocenten krijgen in deze periode een updatetraining.’ Verspreid over het uit zijn voegen barstende kantoorgebouw liggen affiches, stickers, bierkaartjes, waarin het roodzwarte stippelpatroon van het lieveheersbeestje steeds herkenbaar is. De slogans gaan van ‘Laat je horen, al helemaal bij voetbal’ (oproep om beledigende spreekkoren te overstemmen met positieve boodschappen tijdens de match) over ‘Snoep verstandig, voorkom geweld’ (‘er is een duidelijk verband gelegd tussen een ongezond leven, slechte voeding en agressie en geweld’) tot simpelweg ‘SMILE!’. | |
[pagina 8]
| |
Toen ik nog cynisch was, zou ik gedacht hebben: is dit nu echt zo anders dan het ‘Vloeken is aangeleerd, wordt geen naprater’ van de Bond Zonder Naam, uit de tijd toen men nog niet vreesde voor de gefrustreerde puber met het mes? Nu ik weet dat ook mijn cynisme de weg plaveit voor geweld, denk ik: het verschil zit erin dat de Landelijke Stichting tegen Zinloos Geweld de tijdgeest meeheeft. En ze pakken het professioneel aan. Het logo is mooi en herkenbaar vormgegeven, en komt altijd terug. Bij alles is een wervende promoactie voorzien: de campagne tegen verkeersagressie roept iedereen op om ideeën te posten om agressie en irritatie in het verkeer te voorkomen - de tien beste tips krijgen een GPS, de allerbeste mag een jaar rondrijden in een Volkswagen Beetle, mét het stippenlogo van het lieveheersbeestje. De Stichting heeft mooie tassen tegen geweld, en ze is erin geslaagd om van het neerleggen van de ‘stoeptegel tegen geweld’ een ritueel te maken met een zeker hipheid: een gemeente telt pas mee als ze zo'n stoeptegel heeft. Als ik dat vergelijk met die onnozele rode-knoopactie in Vlaanderen, of de nooit wat ondernemende Belgische vzw Zinloos Geweld met zijn suffe vlinder, dan onderdruk ik toch een zekere jaloezie. Al kan ik mijn cynisme niet helemaal uitschakelen. Toen ik jong was, waren er ook anti-pestacties op school. Ook mij werd verteld over de gevaren van wapens, en dat ik hoffelijk moest zijn in het verkeer. Doen scholen niet gewoon hetzelfde als vroeger, met dit verschil dat ze hun werk nu uitbesteed hebben aan een aparte stichting met een hip logo, in het kader van een operatie ‘red onze cultuur’? | |
Een wiegende zee van oranjeZinloos geweld mag dan een van de meest zichtbare oorzaken zijn van het algemene onbehagen, de saamhorigheidshype gaat over meer dan dat. Vrijwel alle maatschappelijke problemen worden toegeschreven aan een gebrek aan intermenselijk contact. Cohesiebevorderende initiatieven schieten dan ook als paddenstoelen uit de grond. De wrijvingen tussen autochtonen en allochtonen worden aangepakt door Netwerken Sociale Cohesie, die in april 2007 in meerdere steden werden opgericht om culturele misverstanden uit de wereld te halen.Ga naar eindnoot4 De harde toon in de politiek wordt bestreden door www.tegenhaatzaaien.nl. De stichting DOEN! - die het geld van de nationale loterij moet besteden aan goede doelen - nam er in 2006 een nieuw werkterrein bij: sociale cohesie. Ze sponsort zeer uiteenlopende socioculturele projecten, van de productie van een realitysoap tot de verkiezing van de beste hangplek voor hangjongeren. Er zijn schrijfwedstrijden voor ‘verhalen tegen haat’ of er worden groepsknuffels gegeven op de Amsterdamse Dam.Ga naar eindnoot5 Mooi is dat. Alleen: nu ik zo door Nederland reis, heb ik helemaal niet het gevoel dat er wat schort aan de saamhorigheid. Integendeel. Nederlanders doen niets liever dan samenkomen. Ze lijken er wel aan verslaafd. | |
[pagina 9]
| |
Straat in Doetinchem tijdens het Europees Kampioenschap voetbal, 2004, Foto Marcel van den Bergh.
Het is zondagavond 29 april, en mijn chauffeur, die Car heet (‘een gewone Turkse naam, maar wel handig als je een taxibedrijf hebt’), rijdt de parking op van de Rotterdamse Ahoy. Op het enorme plein voor de concerthal krioelt het van de concertgangers. Allemaal, stuk voor stuk, dragen ze oranje kledij. En niet zomaar een das of lintje: van hoed tot schoenen gaan ze in de koninklijke kleur. Dit is dan ook de Nacht van Oranje, aan de vooravond van Koninginnedag. De festiviteiten voor de nationale feestdag beginnen op verschillende plaatsen al de avond tevoren. In Utrecht is er een meezingfestijn, in Groningen een concert, in Den Haag een stadsfestival, en hier in Rotterdam een schlageravond, in een concertzaal van de grootte van het Antwerpse Sportpaleis (vijftienduizend plaatsen), die al weken van tevoren uitverkocht was. Binnenin kolkt de zaal al. Het is nauwelijks acht uur, maar tot aan de nok wordt er gesprongen en gedanst en gejuicht en gezongen. Op het podium: De Deurzakkers. Ze staan eenzaam, zonder groep, op de grote bühne. Uit de versterkers galmt een elektronische versie van de walsen van Strauss - de Deurzakkers doen laa-lalala-laaaaaa; met weidse armbewegingen sporen ze het publiek aan om hetzelfde te doen. La-lala-lalaaaaa doet het publiek, arm in arm, een heen-en-weer wiegende zee van oranje. Wie al vond dat de Night of the Proms op een studentikoze, platvloerse manier met klassieke muziek omging, die heeft dit nog niet gezien. | |
[pagina 10]
| |
Na de Deurzakkers verschijnen de gebroeders Ko. Hetzelfde scenario herhaalt zich: begeleid door muziek op tape, brengen ze hun maritieme hits Ik heb een toeter op mijn waterscooter en Ik heb een boot. Zij ruimen schip voor Charlène, met Boem boem boem, en die weer voor Sugar Lee Hooper, die een houseversie brengt van Queens Who wants to live forever? Sugar Lee, een vrouw van bijna zestig, gaat enkel gekleed in een oranje pinopak. Vier en een half uur gaat dit spektakel door! In totaal zullen er niet minder dan zesentwintig artiesten aantreden. Met uitzondering van Lee Towers brengen ze allen hetzelfde genre: het Nederlandstalige levenslied, begeleid door een snoeiharde, inspiratieloze housebeat. Het is een genre dat in Vlaanderen geen voet aan de grond krijgt, maar in Nederland de nieuwe volksmuziek geworden is. Altijd is kortjakje ziek en Olleke bolleke knol, zet er een beat onder en vijftienduizend Nederlanders gaan uit hun dak. Vier en een half uur lang vormt het publiek polonaises, zingt elke tekst woordelijk mee, en hoewel letterlijk élke artiest het podium oprent met de kreet ‘Waar zijn die handeuuun?’, steekt de zaal gedwee zesentwintig keer de handen in de lucht. Een confettimachine schiet oranje-blanje-bleuë papiersnippers de lucht in. ‘Wij zijn een van de weinige landen waar iedereen samenkomt voor de kleuren van het land’, mijmert Lee Towers backstage. ‘Er zijn mensen die dit plat vinden... Tja. De warmte die hier is, de saamhorigheid, die vind je nergens anders.’ | |
Hoezo dan, gebrek aan eenheid?Dat vraagt een mens zich dan wel eens af. Misschien is het flauw om een schlagerfestival te gebruiken als bewijs van een sterke nationale identiteit. Maar toch: de bereidheid van de aanwezigen om geheel in het oranje te komen, toont dat ze door meer verbonden waren dan louter door hun liefde voor het kinderlied op house. Tel daarbij dat verschillende artiesten de zaal aanspraken met ‘Nederland’ (‘Hebben jullie er zin in, Nederland?’), en u begrijpt dat de identificatie van de subcultuur met de nationale cultuur hoog lag. De volgende ochtend, op de echte Koninginnedag, ben ik in Den Bosch, en daar zie ik dezelfde taferelen. De hoofdstad van Brabant is vergeven van de mensen, en ze dragen allemaal - allemaal - oranje. Tot dusver kende ik de oranjegekte enkel van belangrijke voetbalwedstrijden, maar dat er ook tijdens een nationale feestdag zo'n verkleedwoede zou ontstaan, dat verrast me. Ik zie opblaashoeden, malle kronen, kinderen én volwassenen met het gezicht beschilderd met de Nederlandse vlag, taferelen die je inderdaad verwacht bij een voetbalwedstrijd, of desnoods bij een schlagerfestival - maar bij een bezoek van de koningin? | |
[pagina 11]
| |
‘De Amsterdamse grachten zijn vandaag gevuld met bootjes, Hollanders gaan uit hun dak, ze laten hun gespierde torso's zien, schreeuwen de longen uit hun lijf, Heineken in de hand, oranje boven, Koninginnedag is outing. Bestaat er zoveel nationale blijdschap in België?’Ga naar eindnoot6 Nee, Oscar van den Boogaard, die bestaat er niet. Dat de Nederlanders dus maar ophouden met lamenteren over hun zwakke nationale identiteit, en dat ze zo onzeker zijn over wie ze nu eigenlijk zijn en waar ze voor staan. Nederlanders zijn verslaafd aan het Nederlander zijn, zeg dat ik het gezegd heb. Lees wat de Volkskrant schrijft: één op de vier Nederlandse huisgezinnen hangt de Nederlandse vlag uit op Koninginnedag, en op de Bevrijdingsdagen 4 en 5 mei. (Eén op de vier!) In 2007 zullen er, naar schatting, honderdvijftig- tot tweehonderdduizend vlaggen verkocht worden. ‘We staan in de topvijf van grootste vlaggenkopers. Alleen in Scandinavië en misschien ook Zwitserland worden er relatief meer gekocht. Belgen daarentegen kopen heel zelden de eigen vlag.’ Hieruit ‘mag worden afgeleid dat Nederland tot de meest chauvinistische landen van Europa behoort.’Ga naar eindnoot7 Zeg maar niets meer. Ik laat me door de massa meevoeren naar het centrum van Den Bosch. Daar zoek ik een plekje op de Parade, waar de koninklijke familie voorbij zal komen. Bij aankomst geef ik meteen de illusie op dat ik hen ook zal kunnen zien: het plein staat al volgepakt, en Nederlanders zijn nu eenmaal de helft groter dan ik, gemiddeld. Ik kijk dan maar wat rond, naar alle soorten oranje die er bestaan. Ik zie een straatmuzikant met een oranje gitaar (waar koop je dat, een oranje gitaar? En wat doe je daarmee, de rest van het jaar?), oranje dassen, oranje pofrokken, oranje pruiken, oranje opblaaskronen. De NS deelt oranje kroontjes uit, ik zie een oranje-blanje-bleuë hanenkam van een chauvinistische punker. Het is broeierig heet. Er wordt pas bier geschonken als de koningin voorbij is. Ik teken wat vaststellingen op. Vaststelling één: in België wordt de nationale feestdag, de dag van de dynastie of om het even welke andere feestdag die te maken heeft met België of zijn koningshuis, steevast bijgewoond door jonge kinderen in schoolverband, en ouderen van dagen die een sentimentele band met de koning hebben. De kindjes zwaaien met vlaggetjes, de ouderen staan beleefd en bedeesd te wachten op een hand van de vorst. Hier zie ik families met kinderen, maar ook groepen jongeren, die je in België met geen stok naar de koning zou krijgen. Koninginnedag lijkt dan ook meer op een stadsfestival, met een rommelmarkt, salsatenten en rockoptredens. De Vrijmarkt in Amsterdam doet denken aan de Gentse Feesten en is waanzinnig populair. Al om elf uur werd er in het station van Den Bosch omgeroepen dat wie naar Amsterdam wil, niet meer in het Centraal Station kan uitstappen, ‘wegens grote drukte’. | |
[pagina 12]
| |
Vaststelling twee. In Nederland zie ik wat me ook al in Engeland was opgevallen: er heerst een grote verering voor de volkscultuur, en in het bijzonder een vrij platte, haast boerse versie ervan. Nederland mag dan een burgerlijke maatschappij genoemd worden, de manier waarop het Nederlanderschap gefêteerd wordt, is zeer volks. De Heineken vloeit rijkelijk, de blote bovenlichamen zijn talrijk, het carnavaleske van de oranje kledij wordt versterkt door opnieuw dezelfde levensliederen-op-beat die uit diverse cafés galmen. De koningin bezoekt Den Bosch, maar haar onderdanen dragen kroontjes van Heineken. Vaststelling drie. Als Nederlanders iets in een groep doen, dan vallen ze terug op de codes van het voetbal. Ongeacht of de bijeenkomst iets met voetbal te maken heeft of niet. Dat viel al op bij de begrafenis van Pim Fortuyn. Ook al ging het om de eerste politieke moord in Nederland sinds die op Willem van Oranje, er werd gerouwd alsof de beker op het spel stond. ‘Pimmie bedankt, Pimmie bedankt, Pimmie Pimmie Pimmie bedankt’ zongen spreekkoren, waarna ze het voetballied You'll never walk alone inzetten.Ga naar eindnoot8 Het viel opnieuw op bij de eredienst voor André Hazes, die plaatsvond in de Amsterdam Arena. En ook vandaag is het duidelijk. De overgrote meerderheid draagt voetbalshirts. Mensen begroeten het staatshoofd met slogans als ‘World Cup Experience’, ‘Hup Holland Hup’, ‘Johan Cruijff, el salvador’ en allerlei rugnummers. Allicht heeft dat ook praktische redenen - zoveel reguliere oranje kleren worden er niet gemaakt - maar toch blijft het gek. Of je nu naar de koningin gaat kijken of naar Edgar Davids, dat is precies hetzelfde. | |
De jarige AfsluitdijkDeze hete Koninginnedag zal uiteindelijk zestigduizend mensen naar Den Bosch lokken. Een half miljoen trok naar de Vrijmarkt in Amsterdam. En nog eens anderhalf miljoen keek naar de rechtstreekse uitzending van het koninklijk bezoek op de NOS, plus een miljoen in de herhaling. ‘Iets minder dan vorig jaar, maar gezien het mooie weer en de afwezigheid van de (net bevallen) Màxima, is dat heel mooi’, aldus een tevreden Peter Kloosterhuis, hoofd van de dienst Evenementen van de omroep. Die dienst is nieuw, sinds 2007. En ze heeft een bijzondere doelstelling meegekregen: ‘Naast pure nieuws- en sportgebeurtenissen gaat de NOS dit jaar ook een aantal andere evenementen uitzenden die zorgen voor “sociale cohesie” in Nederland’Ga naar eindnoot9, aldus NOS-directeur Gerard Dielessen. ‘Goh ja’, relativeert Kloosterhuis. ‘De NOS heeft altijd uitzendingen met een nationaal karakter gebracht - verkiezingen, bevrijdingsfeesten, Koninginnedag - en die appelleerden altijd al aan een gedeelde ervaring. Het zijn onderdelen van de nation building, grote momenten in de geschiedenis van een land. Met deze nieuwe afdeling willen we daar nog meer op inzetten. Binnenkort is het vijfenzeventig jaar geleden dat | |
[pagina 13]
| |
de Afsluitdijk gedicht is. Die is natuurlijk cultuurhistorisch erfgoed, maar hij staat ook symbool voor de strijd tegen het water. Er bestaat historisch beeldmateriaal van een vrouw, die met opgetrokken rokken als eerste over de dijk loopt. Op haar graf staat: “Haar leven was de Afsluitdijk”. Da's toch een prachtig verhaal om een uitzending rond te maken? En dan kun je ook iets zeggen over de opwarming van de aarde, onze volgende strijd tegen het water... Maar we gaan samen met de NPS ook iets doen rond het zomercarnaval in Rotterdam, of zelfs de herdenking van de Hongaarse opstand - er zijn driehonderdduizend Hongaren hierheen gekomen, en dat stelt je in staat iets te vertellen over die geschiedenis, en hun integratie.’ Niet alleen de onderwerpen zorgen voor nationale verbondenheid, ook de manier waarop ze gebracht worden. ‘Ik denk dat de manier waarop mensen televisiekijken langzaam aan het veranderen is. Het nieuws, reeksen, documentaires, die zullen - die evolutie gaat trager dan veel mensen denken, maar het zal wel gebeuren - op termijn bekeken worden als de kijker zin heeft, en niet op het moment dat ze toevallig uitgezonden worden. Tegelijk, denk ik, zal de kijker ook meer behoefte krijgen aan programma's die hem het gevoel geven dat hij op de eerste rij bij een gebeurtenis aanwezig is. Een voetbalwedstrijd, een belangrijk politiek debat, een bezoek van de koningin, daar kijk je twee dagen later niet meer naar. De gedeelde ervaring is dan belangrijk. Naar de persconferentie van advocaat Bram Moszkowicz hebben enkele honderdduizenden gekeken, omdat ze er op dàt moment bij waren. Livetelevisie zal dus nog belangrijker worden.’ | |
Een heel ander type van cohesieWij onthouden: volgens de NOS kan sociale cohesie via de televisie versterkt worden als je grote evenementen, die ons inhoudelijk iets leren over de geschiedenis van het land, rechtstreeks uitzendt, zodat mensen het gevoel hebben dat ze met zijn allen op hetzelfde moment aanwezig waren. Sociale cohesie heeft dus te maken met het besef van een gedeeld verleden, uitgedrukt in een gedeelde ervaring. Het is een verdedigbare visie. Maar kijk op welke manier de populaire familiezender TROS haar visie verdedigt, in een rapport aan het Commissariaat voor de Media: ‘Onder de noemer “maatschappelijke dienstverlening” zijn bij de TROS programma's te vinden die worden gemaakt vanuit de belangen van de burger. Consumentenprogramma's als Radar en Opgelicht dragen volgens de TROS bij aan sociale cohesie. De categorie amusement kent bij de TROS veel programmatitels. Als voorbeelden worden de serieprogramma's Lingo, Dit was het Nieuws, Postcodeloterij, 1 tegen 100, Miljoenenjacht, Love Letters en de TV Show genoemd. Deze programma's weerspiegelen volgens de TROS populaire cultuur en sociale cohesie. | |
[pagina 14]
| |
Welpen van de scoutsvereniging Don Bosco uit Beneden-Leeuwen, 2004, Foto Marcel van den Bergh.
Waar het om muziek gaat heeft de TROS een voorkeur voor Nederlandse artiesten. Ook bij de muziekprogramma's gaat het om populaire cultuur en sociale cohesie.’Ga naar eindnoot10
Wij onthouden: een programma zorgt voor sociale cohesie als er veel volk naar kijkt. Dat is een heel andere definitie, niet? En neem andere programma's, die de afgelopen jaren onder het motto ‘sociale cohesie’ gebracht zijn. Ja, neem er ook maar de Vlaamse bij. Allemaal SAM bijvoorbeeld. Dat ging over het bevorderen van vrijwilligerswerk, en het huldigen van mensen die ‘positieve initiatieven’ namen om mensen samen te brengen. Of Fata Morgana, dat in Nederland liep onder de titel de Uitdaging. Dat gaat dan weer over met één dorp allemaal samen enkele grote uitdagingen tot een goed einde brengen. Die mensen doen dan wel iets samen, maar van een besef van een gedeeld verleden, of van een inspanning voor een duurzamere samenleving is er geen sprake - cohesie betekent daar niet veel meer dan enkele dagen lang samenwerken, om een doel te bereiken dat geen enkel maatschappelijk effect heeft. Vijfhonderd als Romein verklede dwergen een menselijke brug over de Dender laten bouwen, bijvoorbeeld - wie mij kan uitleggen wat dat voor nut heeft, krijgt een Volkswagen Beetle met de kleuren van een lieveheersbeestje. | |
[pagina 15]
| |
Wie hoort erbij, en wie niet?Daar houdt de verwarring niet op. Alle voorgaande voorbeelden gingen over massaspektakels: er is sociale cohesie als zoveel mogelijk mensen hetzelfde doen of naar hetzelfde kijken. Maar voor hetzelfde geld lees je analyses die cohesie net verbinden met kleinschaligheid. Met een wijk- of dorpsgevoel. Als ik de bijna-jarige Afsluitdijk over rijd, dan doe ik dat met Geert Mak in gedachten. Ik ben op weg naar Jorwerd, het kleine Friese dorpje - nauwelijks meer dan driehonderd zielen - waarvan Mak de geschiedenis schreef. Hij legt bijzonder de nadruk op de saamhorigheid: ‘Vooral is die traditie van solidariteit - zoals trouwens vroeger ook in de volksbuurten van grote steden - voor dorpen een beproefde manier geweest om collectief te overleven. Op veel plaatsen bestonden vroeger gemeenschappelijke stukken land, bij belangrijke gelegenheden werden op grote schaal geschenken uitgewisseld, bij oogsten en andere gebeurtenissen werden collectieve werkploegen gevormd, seizoensarbeiders trokken meestal gezamenlijk op met anderen uit hun dorp en zelfs kwam het voor dat men collectief emigreerde van het dorp naar de stad. Het dorp was, kortom, vaak een direct verlengstuk van de familie.’Ga naar eindnoot11 Zoals het hier beschreven staat, gaat het hier om een veel duurzamere vorm van sociale cohesie dan die van de oranje pino die Who wants to live forever? zingt, of die van de deelnemer aan een televisie-uitdaging. Mensen zorgen voor elkaar, en voor elkaars dieren, als het minder gaat. De cohesie in Jorwerd, zoals Mak die beschrijft, lijkt mij in staat om zinloos geweld te voorkomen. Tegelijk impliceert dit soort verbondenheid ook duidelijke grenzen. Niet iedereen kan deel uitmaken van de dorpsgemeenschap. Integendeel: ‘Wie hoorde erbij, en wie niet? De jongeren hanteerden ingewikkelde sleutels: er waren autochtonen, en er was import, en dan was er onderscheid tussen Friese import en niet-Friese import, en daarnaast was er ook nog eens een verschil tussen actieve en niet-actieve import. [...] De ouderen hadden strengere normen. Toen Eef in het café in discussie raakte over de vraag wie een echte Jorwerter was, en wie niet, waren Folkert en zijn vrienden daarover zeer stellig. Hoewel Eef vanaf haar twintigste in het dorp woonde en al dertig jaar het enige café bestierde was de mening van mannen unaniem en onherroepelijk: “Jij bent geen echte Jorwerter, want je bent geboren in Baard.”’Ga naar eindnoot12
En ook dat lijkt me logisch. Elke groep bindt en onderscheidt tegelijkertijd. Hoe groter de gemeenschap, hoe makkelijker om ertoe te behoren, maar ook hoe oppervlakkiger en tijdelijker de verbondenheid. De miljoenen Nederlanders die op een of andere manier deelnamen aan Koninginnedag, hetzij lijfelijk in het oranje dan wel voor hun televisie, mogen zich dan wel met zijn allen één gevoeld hebben, dat betekent nog niet dat ze elkaar kennen en respecteren als volwaardige mens. Ze kennen en respecteren | |
[pagina 16]
| |
één aspectje van elkaar: de kleur van de hoed. Maar zodra het dieper gaat dan dat, wordt het ook enger. Het ‘wij-zij-denken’, waar elke rechtgeaarde cohesiefilosoof zich van afzet, is net inherent aanwezig in een nochtans zeer hechte gemeenschap, waar niemand elkaar zou vermoorden voor een sigaret.
En is dat niet logisch? Is dat niet hoe samenlevingen functioneren, en altijd gefunctioneerd hebben, ondanks de perceptie over het van elke maatschappij losgekoppelde, losgeslagen individu, dat enkel nog zijn eigen gezag aanvaardt? Waar mensen samenleven, is er verbondenheid en verdeeldheid. Tegelijk. Hoe inniger je je verbonden voelt, hoe kleiner de groep waarbij je dat ervaart. Hoe ruimer de groep, hoe oppervlakkiger het contact. Mensen wisselen elk moment van elke dag van rol - wijkbewoner, Nederlander, automobilist, Fries, Jorwerter, scholier, christen... Elke rol zorgt voor saamhorigheid met de ene, en verwijdering van de ander. Het kan natuurlijk geen kwaad om mensen aan te porren meer aandacht te hebben voor wat hen bindt, maar als er zoveel verschillende manieren bestaan om dat te doen, en als die zoveel succes hebben, kan dat dan ook niet betekenen dat het eigenlijk wel goed zit met de cohesie in Nederland? En dat we veeleer moeten leren aanvaarden dat de verschillende vormen van verbondenheid soms met elkaar in conflict komen, en dat het dan mis kan lopen? | |
Stand-by-solidariteitDat vindt alvast ook Joep de Hart, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. De Hart onderzocht de massale publieke reacties op de dood van Pim Fortuyn, en die van André Hazes. Hij laat zijn studie beginnen met allerlei uitlatingen op internetfora, die het hebben over de ‘grote eenheid’ van de Nederlanders. ‘Was die eenheid er maar altijd!!!!!’ ‘Het possitieve wat hier uit blijkgeeft is dat er SAMENHORIGHEID is onder het Nederlandse volk.’ ‘Ja je voelde en zag ahw verdriet dat verder ging dan andre hazes..... misschien wel t verdriet om dit land?’Ga naar eindnoot13 ‘Dat gevoel dat daar uitgedrukt wordt is heel merkwaardig’, zegt De Hart. ‘Al sinds de jaren zeventig zie je een vreemd contrast ontstaan in enquêtes. Als je Nederlanders vraagt hoe het gaat met de samenleving, dan zeggen ze massaal dat het almaar meer de kant van het egoïsme en de amoraliteit opgaat. De normen en waarden veranderen zo snel dat je niet meer weet waaraan je te houden, er zijn zoveel identiteiten dat je niet meer weet bij wie je hoort. Dat zeggen ze als je hen iets vraagt over de samenleving. Maar stel je ze de vraag: hoe gaat het met uzélf? Dan zijn ze heel positief. Dan vinden ze helemaal niet dat er verwarring is of een gebrek aan normen en waarden. Het percentage mensen dat aangeeft dat ze persoonlijk tevreden zijn over hun leven, is vandaag even groot als twintig jaar geleden.’ | |
[pagina 17]
| |
‘Er is dus een kloof tussen de maatschappij, en hoe die door mensen ervaren wordt. Je kunt dan wel met tientallen statistieken vaststellen dat de criminaliteit niet gestegen is en dat de zeden echt niet verwilderen, maar dat helpt niet. We doen hier op het SCP ook regelmatig een toekomstenquête, waarbij we peilen naar de verwachtingen van de Nederlander. Blijkt opnieuw dat mensen ontzettend veel belang hechten aan saamhorigheid en solidariteit, en heel bang zijn dat die er binnen twintig, dertig jaar niet meer zullen zijn. Men vreest dat de mondigheid van de assertieve burger alleen maar zal toenemen.’ ‘En dat terwijl Nederland eigenlijk een heel sociaal land is. We staan aan de internationale top voor wat betreft vrijwilligerswerk. Als je ziet welke organisaties sinds de jaren 1980 gegroeid zijn, dan gaat dat over milieuverenigingen, mensenrechtenverenigingen en ngo's, en over organisaties die zich bezighouden met morele vraagstukken: euthanasie, abortus, zulke dingen. Dat zijn bij uitstek onderwerpen van algemeen maatschappelijk belang, je hebt er geen persoonlijk voordeel bij om daar lid van te worden. Mocht de samenleving echt egoïstischer worden, dan zouden die organisaties daar toch last van moeten ondervinden?’ Hoe dat komt, weet De Hart ook niet. Zoals velen verwijst hij naar de ontzuiling, die ervoor gezorgd heeft dat ieder mens op eigen kompas moet leren varen, wat leidt tot meer onzekerheid. Maar uiteindelijk slagen we daar vrij goed in. ‘Er is wel een ander soort van solidariteit ontstaan’, weet hij. ‘De vanzelfsprekende, haast dorpse solidariteit van vroeger is vervangen door een meer ad hoc vorm. Stand-by-solidariteit, noem ik het graag. Een maand geleden waren er enkele ernstige treinstoringen, en reizigers moesten bivakkeren op stations. Dan zie je opeens van overal Nederlanders opduiken die de reizigers onderdak aanbieden, die soep voor hen koken. Het leek wel Siberië! Maar zodra de treinen weer rijden, valt die groep ook weer uit elkaar: ze waren samen voor een doel, en als dat doel bereikt is, gaat iedereen weer zijn eigen weg. Maar die solidariteit is wel haast op afroep beschikbaar. Als er een tsunami plaatsvindt, dan staan de Nederlanders er weer. Onderschat het dus niet: we zijn een geïndividualiseerde samenleving, maar dat wil niet zeggen dat we egoïstisch zijn. We vullen solidariteit gewoon anders in. Het is meer toegesneden op de behoeften van de tijd. Mensen zijn dan misschien niet meer bereid om elke woensdag van acht tot tien op te draven om Limburgse vlaaien te verkopen voor de voetbalclub van onze zoon, maar we willen wel meer betalen om die club te laten draaien. We geven meer aan organisaties als Amnesty of Greenpeace, maar we staan ook wel kritischer tegenover hen: we verwachten een goede dienstverlening, anders zijn we weg. Dat is anders dan vroeger. Mensen zijn assertiever, maken meer eigen keuzes, maar dat wil niet zeggen dat ze alleen voor zichzelf kiezen.’ | |
[pagina 18]
| |
En die grote emoties? Die zijn niet altijd aan maatschappelijk onbehagen toe te schrijven. ‘We zijn gewoon een veel dramatischer, emotioneler volk geworden. Dat heeft te maken met de democratisering van publieke emoties. Vroeger werd het als ongepast gezien om in het openbaar te huilen. Nu moet het bijna. Vergelijk het met de romantiek, toen het bij de jeunesse dorée zeer in was om sentimenten en emoties breed uit te venten. Daarin verandert de cultuur wel degelijk: we krijgen een hang naar het massaal en dramatisch delen van emoties, zoals je ook al zag bij de stille marsen. Maar je ziet het ook op de populaire zenders hoor: wat daar al niet afgehuild wordt! Als ze een kwisje winnen, lopen ze al te snotteren.’ De Hart vergelijkt het graag met de piëtistische stroming in het protestantisme, waarin je je geloof bewijst door zo expliciet mogelijk je emoties te tonen. ‘Nederlanders golden altijd als binnenvetters, maar wat dàt betreft, is er alvast een doorbraak. Als je het nu ziet, krijg je bijna heimwee naar het strakke calvinisme!’ Vermits je die oude calvinisten ook niet had kunnen betrappen op een Olleke bolleke knol met een oranje pruik op de gereformeerde bol, begrijp ik perfect wat hij bedoelt. |
|