Ons Erfdeel. Jaargang 50
(2007)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Het antigif tegen verzuring
| |
[pagina 21]
| |
bart dirks me verrast hoeveel enthousiasme en energie de uitdaging bij ons allemaal heeft losgemaakt’, zegt Jacky De Wispelaere, een jonge vijftiger. Hij kreeg de leiding over de bouw van een aquaduct; vijftien meter hoog en veertig meter lang moest het gevaarte worden. De aanvankelijke schrik bij de arbeider van de firma Bekaert in Aalter sloeg al snel om in enthousiasme - en nachten met weinig slaap. ‘Men denkt zo gemakkelijk: die kleine dorpjes leven niet, ze zijn dood. Toen er voor Fata Morgana een volksvergadering was om meer vrijwilligers te werven, was het koud en nat. Maar het stond er zwart van de mensen en ze waren allemaal zeer enthousiast. Eigenlijk begrijp je het niet, maar toch werkt het.’ De VRT-kijkers zagen op zondag 6 augustus 2006 hoe Kaprijke zich had getransformeerd in een Romeins dorp. Over het aquaduct van Jacky De Wispelaere stroomde water. Tiny Wauters ronselde een Romeins leger van honderden soldaten. Patricia Coppenolle vond honderd druïden die een zelfgemaakte magische toverdrank uitdeelden aan duizenden bezoekers. Onder leiding van Bram De Wulf was een Gallisch dorp uit de grond gestampt. En het was de scholieren Marlies Van Hoecke en Ruud Wauters zelfs gelukt om in Rome, bij premier Romano Prodi, de officiële verzekering te krijgen dat de woorden van Julius Caesar nog steeds geldingskracht hebben: de Belgen zijn de dappersten aller Galliërs. Kaprijke koestert zijn met glans binnengehaalde vijf sterren. Nog regelmatig, verzekert Jacky, worden er in café Den Bolhoed herinneringen opgehaald aan hoe op een maandagochtend een tv-ploeg, wat heet, een complete karavaan, de boel op stelten | |
[pagina 22]
| |
kwam zetten. ‘De televisie’ kan mensen van elkaar vervreemden, maar hen kennelijk ook weer verbroederen.Ga naar eindnoot4 | |
Knopen en knuffelbrievenMaar wat is er in een land misgegaan, als een tv-programma in dorpen en steden warmte en saamhorigheid moet komen brengen? Fata Morgana is trouwens niet het enige van bovenaf verzonnen initiatief om in Vlaanderen de sociale cohesie te verstevigen. Al kun je die initiatieven soms nauwelijks serieus nemen. Zo probeerde Bart De Bondt, ‘idealist in maatpak’ bij een verzekeringsbedrijf, Vlamingen over te halen om een rode knoop op te spelden. Daarmee zouden ze duidelijk maken dat ze open staan voor een praatje.Ga naar eindnoot5 Anderen lanceerden de slagzin ‘Geef eens een compliment op een onverwacht moment’, een campagne die gedurende een aantal weken niet te missen was op radio en tv. Daar bleef het niet bij. Op het Autosalon in Brussel werden honderdvijftigduizend uitvergrote ‘duimen’ uitgedeeld die automobilisten konden opsteken als alternatief voor hun eigen middelvinger. Plotseling verschenen er stickers op autobussen met de waarschuwing ‘ik rem voor complimenten’. En in 2006 ontvingen duizenden bejaarden op Valentijnsdag een centraal verstuurde ‘knuffelbrief’; kennelijk om een vermeend tekort aan liefde van kinderen en kleinkinderen te compenseren. ‘Het is belangrijk om positief te zijn, voor jezelf en voor anderen’, aldus Piet Jaspaert van Boodschap Zonder Naam, een ‘maatschappijkritische organisatie’ die opkomt voor een leefbare samenleving. ‘Frustratie en onverschilligheid leiden tot cynisme en die trend willen we keren.’Ga naar eindnoot6 Maar zonder cynisch of onverschillig te willen zijn, vind ik het gekunstelde remedies tegen verzuring en individualisme. Je kunt toch niet verwachten dat het sociale weefsel verbetert dankzij ludieke acties en dito tv-programma's? Soms overspoelt een kortstondige, maar intense golf van solidariteit en saamhorigheid het land. Zo ook nadat in februari 2007 de achttienjarige Bart Bonroy werd doodgestoken in Oostende, domweg omdat hij weigerde een dronken belager een sigaret te geven. De toenmalige Vlaamse minister-president Yves Leterme poogde er lessen uit te trekken. Hij vroeg de Vlamingen ‘werk te maken van een warme samenleving’. Wie daarvoor suggesties bad, mocht de christendemocraat een mailtje sturen. Leterme kreeg bijna 1.500 reacties binnen. Er werd geklaagd over normvervaging (door 30 procent van de briefschrijvers), over een gebrek aan opvoeding thuis en op school (37 procent) en over criminaliteit (16 procent). De samenleving is te individualistisch geworden, meende 18 procent. De voorgestelde remedies lagen in dat verlengde: financiële steun aan thuisblijvende ouders, criminaliteit harder bestraffen en meer steun voor het verenigingsleven. Die laatste suggestie zou in Nederland minder | |
[pagina 23]
| |
snel worden gedaan; hoewel Nederlanders ook massaal lid zijn van een club of vereniging, is er maar een gering besef van hoe waardevol die structuren zijn voor de samenleving. Juist lokale initiatieven kunnen het cement van een warme samenleving vormen. Jeugdclubs en vrouwenbonden, bijvoorbeeld, vakbonden en sportclubs. Een bloeiend maatschappelijk middenveld - sociologen spreken graag van ‘sociaal kapitaal’ - zou de motor zijn achter de maatschappelijke integratie, achter politieke participatie en zelfs een niet te onderschatten voorwaarde vormen voor de economische prestaties van een land. ‘Het is juist door het engagement in kleinschalige verenigingen dat mensen leren zich in te zetten voor gemeenschappelijke belangen, en geoefend worden in democratische besluitvorming’, klinkt het in een dik boek over de rol van het maatschappelijke middenveld in Vlaanderen en Nederland.Ga naar eindnoot7 Het valt me in Vlaanderen op dat er zo veel vaker wordt gesproken over dat sociaal kapitaal - al wordt de term zelf zelden expliciet benoemd. In kranten krijgen vzw's (verenigingen zonder winstoogmerk, een term die ik als Nederlander snel leerde kennen) veel meer aandacht dan in Nederland. Brussel is veel guller met het subsidiëren van het maatschappelijke middenveld - Den Haag heeft de kaasschaaf en soms zelfs de botte bijl gehanteerd. Van Wereldwinkels tot scouting, allemaal zagen ze in Nederland hun subsidies fors verminderen of zelfs helemaal verdwijnen. Aan het sociale kapitaal wordt in Vlaanderen een veel nadrukkelijker belang toegekend dan in Nederland. Het lidmaatschap van een club, of het nu een jeugdvereniging is of de lokale voetbalploeg, wordt gezien als een doeltreffend medicijn voor verdraagzaamheid. Ofwel als een remedie tegen verzuring. ‘Geoefend worden in democratische besluitvorming’ is codetaal om te zeggen: we moeten voorkomen dat ontevreden burgers afhaken en ten prooi vallen aan de ‘antipolitiek’. Kortom, dat ze gaan stemmen op het Vlaams Belang. Nu maar hopen dat er genoeg Vlamingen lid blijven van een club of vereniging. | |
Brandstof voor de hedendaagse vrouwHelaas doet het ledental van de Kristelijke Arbeiders Vrouwen (KAV) het ergste vrezen. In minder dan twee decennia zijn er ruim tweehonderdduizend vrouwen afgehaakt. Er zijn nog honderdtienduizend leden over.Ga naar eindnoot8 Imagocampagnes hebben de trend kennelijk nog niet kunnen ombuigen. Ook niet het lied dat een gelegenheidskoor van Limburgse KAV-dames in 2005 opnam voor de promotie van hun beweging. Ben je al op temperatuur
ga je voor Puur Vrouwenvuur
je bent hier op je plaats
zuurstof voor de samenleving
| |
[pagina 24]
| |
warmte ook voor jou
KAV is brandstof
voor de hedendaagse vrouw!
We laten van ons horen,
recht door zee en assertief
vrouwenrechten, daarvoor vechten
dat is ons initiatief
want wij gaan zonder pardon
door het glazen plafond
nog steeds een toekomstperspectief
[...]
Voor warmte en geborgenheid
kom zet je en geniet
zonder maten en gewichten
hier krijgt elke vrouw krediet
je vriendinnen vind je hier
een garantie op plezier
voor minder doen we 't zeker niet
Het feminisme is al out
en gender is nu in
maar vrouwen die bewegen,
dat is steeds een nieuw begin
hoe dan ook dit blijft een strijd,
voor de vrouwen wereldwijd
Dit geeft onze beweging zinGa naar eindnoot9
[...]
Levert de KAV inderdaad nog ‘brandstof voor de hedendaagse vrouw’? Een rondgang langs de activiteiten van enkele van de negenhonderd lokale afdelingen wekt niet direct die eigentijdse indruk. Cursussen ‘vegetarisch koken’, ‘snel en trendy koken’ en ‘bloemschikken met kleur’, ‘juwelen punniken’, dagtripjes en fietstochten voeren de boventoon. Het zijn niet meteen de vaardigheden die noodzakelijk zijn om ‘zonder pardon door het glazen plafond’ te gaan. Anderzijds voert de KAV actie voor | |
[pagina 25]
| |
Leden van de Kristelijke Arbeiders Vrouwen (KAV) volgen de cursus ‘snel en trendy koken’, Essen, 2007, Foto Gert Jochems.
| |
[pagina 26]
| |
meer vrouwelijke politici en heeft de organisatie ervoor gepleit om homo's en lesbiennes dezelfde rechten te geven bij adoptie als hetero's. Het lijkt wel of deze socioculturele vereniging, anno 1920, niet durft te kiezen: met het ene been staat ze in het verleden, met het andere in het heden. ‘Dat zie je verkeerd’, stelt Eva Brumagne, communicatiedirecteur op het KAV-hoofdkwartier in het Brusselse Schaarbeek. ‘Ons tweesporenbeleid is niet tweeslachtig, maar juist een heel bewuste keuze. De kookcursussen zijn laagdrempelige activiteiten die nog altijd veel vrouwen aantrekken. Het werkt averechts als je al te direct met zware maatschappelijke thema's komt aanzetten. Maar bij een cursus vegetarisch koken kan het in de marge ook gaan over de bio-industrie en het feit dat onze enorme vleesconsumptie bijdraagt aan armoede in de Derde Wereld.’ Ook de Kristelijke Arbeiders Vrouwen-beweging is zich er volgens Brumagne terdege van bewust dat lid zijn van een socioculturele vereniging ook een ‘oefening in democratie’ is. Dat aspect zit ingebakken in veel activiteiten, zonder dat het nadrukkelijk wordt benoemd. En het laatste wat de KAV wil, is haar leden meningen of standpunten opdringen. ‘Dat gebeurt toch al minstens een jaar of veertig niet meer. De KAV is altijd sterk geweest in het stimuleren van een kritische houding. Natuurlijk gaat dat in golven. Eind jaren negentig, toen alles om cocooning draaide, kwam ons maatschappelijk engagement misschien ook wat minder prominent naar voren. Maar in een groep leer je altijd samenwerken, kritisch te zijn en je standpunten duidelijk uit te dragen.’ De vereniging doet er alles aan om nieuwe, jonge doelgroepen voor zich te winnen. Gemakkelijk is dat niet, weten ze inmiddels bij de KAV. Mensen kiezen minder snel voor lidmaatschappen. ‘Lid worden van een club en je daarmee verbonden voelen, is toch iets anders dan je abonneren op een tijdschrift’, zegt Brumagne. ‘Zeker bij vrouwen is dat niet evident meer.’ Chronisch tijdgebrek is daar debet aan. Veel jonge vrouwen zijn, naast de zorg voor hun gezin, ook druk met hun carrière. ‘Ze hebben wel behoefte aan ontspanning, maar dat moet veel vrijblijvender zijn dan vroeger. Daarom bieden we flexibele engagementen. Je hoeft niet meer per se lid te zijn om te kunnen meedoen aan een KAV-activiteit. Zogenaamde shoppers, veelal jonge vrouwen die geen zin hebben om echt lid te worden en soms ook moeite hebben met de K in KAV, kunnen zo uitkiezen wat van hun gading is.’ In het verlengde daarvan wordt ook het lokale vrijwilligerswerk op een andere leest geschoeid. Steeds meer lokale afdelingen werken niet langer met een voorzitter en kernleden die alle activiteiten en de promotie centraal regelen. In plaats daarvan worden er teams gevormd van wisselende samenstelling. Iedereen die dat wil, kan voor korte of langere tijd taken op zich nemen. ‘Wie eenmalig onder de KAV-vlag een | |
[pagina 27]
| |
djembécursus wil organiseren, is welkom’, zegt Brumagne. ‘Vroeger zou een dergelijke activiteit misschien niet plaatsvinden, omdat de kernleden er weinig voor voelden. We proberen à la carte in te spelen op de wensen van leden én vrijwilligers. Dat is een enorme denkoefening.’ De kookcursussen zijn minder ‘traditioneel’ dan het lijkt. Ze spelen namelijk ook in op het tijdgebrek van de moderne vrouw. Mama's die lekkere maaltijden kunnen maken die in een handomdraai op tafel staan, houden immers tijd over voor andere zaken. ‘Maar weet je wat pas echt brandstof zou geven aan de hedendaagse vrouw?’, opper ik aan Eva Brumagne. ‘Als niet de moeders, maar de vaders eens bij jullie op kookcursus zouden komen.’ Dat gaat de KAV vooralsnog te ver. ‘Maar we brengen ook helder geschreven kookboeken uit. Die kunnen de mannen zeker ook gebruiken.’ | |
Een voor allenKookboeken komen er niet aan te pas op het speelterrein en de barakken van de Chiro-afdeling Achter-Olen in de Kempen. Deze zondagmiddag zijn zeker honderdvijftig kinderen en tieners van de partij. Als altijd begint de middag van deze afdeling van de grootste jeugdvereniging van Vlaanderen met een kort gezamenlijk spel.Ga naar eindnoot10 Daarna gaan alle leeftijdsgroepen hun eigen gang. De clubbers (jongens en meisjes van zes en zeven jaar) knutselen en spelen wuiftikkertje, het stoelenspel, jan-in-de-pan of kiekeboe. De aspi's (aspirant-leiders) van zestien tot en met achttien jaar, gestoken in de officiële maar niet verplichte korte broek of rok, gaan met de fiets op pad. In hun krap bemeten lokaal krijsen en rennen tweeëntwintig jongens van zes en zeven jaar zó hard dat de oren ervan tuiten. Geamuseerd kijkt Lode Bellens naar de uitgelaten bende. Dan beslist hij dat het welletjes is geweest. Hij roept ze tot de orde: ‘Een voor allen...’ Maar de bezweringsformule mag niet baten. De clubbers van de Chiro komen pas tot bedaren als Lode flesjes cola en limonade uitdeelt. Trots meldt een van de jongens even later dat hij wel drie boeren achter elkaar heeft gelaten. Lode lacht. ‘Amai, jij bent vandaag de boerenkampioen!’ Omdat de twee andere leiders blokken voor hun examens, houdt Lode deze zondagmiddag de groep in zijn eentje bezig. Op het veld buiten hebben ze spelletjes met ballonnen gespeeld, en zo dadelijk gaan ze ravotten in het bos. Lode houdt de kleintjes in het oog die even geen zin hebben om mee te doen en veegt na een ruzietje een traan weg: ‘Matti heeft me gestampt, expres!’ | |
[pagina 28]
| |
Olen is niet uniek in Vlaanderen; er zijn elk weekend 985 Chiro-groepen actief in 380 Vlaamse gemeenten. Met bijna achtenzeventigduizend leden en nog eens dertienduizend begeleiders is de Chiro veruit de grootste Vlaamse jeugdbeweging. Maar de scouting - vier koepelorganisaties in Vlaanderen - groeit ook als kool. In 2005 telden de vijf verenigingen - Chiro, VVKSM-scouts en gidsen, KSJ-KSA-VKSJ, KLJ en FOS-scouts - samen 217.650 leden. Nederland heeft maar twee vergelijkbare organisaties, die verhoudingsgewijs veel kleiner zijn. Ter vergelijking: Scouting Nederland en het oorspronkelijk katholieke Jong Nederland hebben respectievelijk honderdtwintigduizend en negenduizend leden. Ze kijken jaloers naar de Vlaamse jeugdbewegingen. Terwijl de Chiro jaarlijks ruim 1,3 miljoen euro krijgt van de Vlaamse regering, 39 procent van zijn begroting, is de Haagse bijdrage voor Scouting en Jong Nederland sinds 2006 tot nul gereduceerd. De Nederlandse clubs spreken van een kaalslag en voelen zich miskend; alle Haagse geld gaat naar sportclubs. Anders dan in Nederland verstoppen de scouts, gidsen en Chiro-leden zich ook niet altijd op hun speelterreinen in het bos. Nee, elk weekend kun je op de Grote Markt van Brussel groepen zien die er spelletjes spelen of liedjes zingen - het is totaal ondenkbaar op de Dam in Amsterdam. Bij de viering van honderd jaar scouting, eind april 2007, verzamelden zich bijna honderdduizend scouts en gidsen in Brussel. Die mobilisatiekracht is uniek in de wereld, want aan de Wereldjamboree in Engeland deden eind juli ‘slechts’ veertigduizend scouts en gidsen mee - en zij kwamen nota bene uit tientallen landen. Talloze ‘bekende Vlamingen’ - politici, acteurs, zangers - waren lid van de Chiro of de scouts en gidsen. In Nederland wordt het lidmaatschap niet direct als aanbeveling beschouwd. Integendeel, er wordt besmuikt gelachen over het padvinderijverleden van premier Balkenende. In Vlaanderen is de populariteit is zelfs zo groot dat kinderen soms op de wachtlijst terechtkomen. Al blijkt dat soms eerder een zwakte dan een kracht: kinderen en tieners willen nog altijd lid worden, maar het kan moeilijk zijn om twintigers te vinden die de groepen willen leiden. Na een daling tussen 1995 en 2000 ligt het ledental van de Chiro en de scouts inmiddels weer een stuk hoger. Directeur Hans Bouwen van de Chiro heeft daarom een hoopvolle boodschap voor de Kristelijke Arbeiders Vrouwen en de gezinsbonden die eveneens leden verliezen. De Vlaamse jeugdclubs laten zien dat het mogelijk is de demografische trends en de vermeende tijdgeest te trotseren. Ze straffen de doemscenario's af die stellen dat alleen sportclubs nog een zonnige toekomst hebben en het iktijdperk zich voorgoed heeft genesteld. ‘De tijd van het op-en-top-individualisme is wel voorbij’, stelt Hans Bouwen. ‘Kinderen en volwassenen zien weer de waarde van het samen dingen ondernemen.’ De jeugdbewegingen staan aan de basis van het sociaal-culturele spectrum van Vlaan- | |
[pagina 29]
| |
Scouts op JAMbe, het feest voor honderd jaar scouting dat plaatsvond op 29 april 2007 in Brussel, Foto Gert Jochems.
deren.’ Daarom zal het reveil van de jeugdbewegingen volgens hem doorwerken bij organisaties voor volwassenen. ‘Bij de KAV en elders zie je nu nog wel een daling, maar ik verwacht dat de trend ook daar gaat keren. Dat zul je merken aan het aantal vrijwilligers voor de Wereldwinkels en Amnesty International, én voor de interesse voor kookcursussen en bloemschikken bij vrouwenorganisaties.’ | |
Een beetje ZwitserlandMaar aan de verbondenheid met de lokale jeugdbeweging zit ook een keerzijde. Om het met een boutade te zeggen: hier worden ook de typische Vlamingen gekweekt. Vlamingen die zich vaak zo stevig wortelen in hun geboortedorp, dat ze er liefst nooit meer weg willen. Die er een huis bouwen en hun kinderen er ook weer naar de Chiro sturen. Een beetje eenkennig vind ik het wel. Beluister wat de Chiro-leiders in Olen er zelf over opmerken. Leidster Marlies Storms heeft op zondagmiddagen een groep van achtenveertig meisjes onder haar hoede. Door de week heeft ze een aantal van hen ook in de klas. ‘Op de school waar ik lesgeef, is driekwart van de leerlingen bij de Chiro. Kinderen van andere scholen haken vaak af. Ze zijn welkom, maar voelen zich hier toch wat geïsoleerd.’ | |
[pagina 30]
| |
Haar vriendin Nina Van Hirtum is na vijf jaar als groepsleider eigenlijk gestopt bij de Chiro. Ze springt nu al zes weken bij, vanwege de examens van de andere groepsleiders. ‘Ik mis het enorm, maar de Chiro-band is gelukkig voor het leven.’ Lode Bellens, de leider van de zesjarige Chiro-leden in Olen beaamt het. ‘De Chiro is een soort sociale zekerheid. Ik werd op mijn achtste lid omdat mijn ouders ook lid zijn geweest. De groepsleiders uit mijn jeugd hebben inmiddels zelf kinderen, die ik nu begeleid. De cirkel is dus rond.’ Hier worden vriendschappen voor het leven gesmeed en dat valt natuurlijk alleen maar te prijzen. Maar tegelijk benauwt de sterke sociale binding in Vlaanderen me. De banden die worden gesmeed bij de socioculturele verenigingen lijken als gouden ketenen te werken. Het succes van de Vlaamse jeugdbeweging verklaart mede waarom zoveel studenten, ook hogerejaars, elk weekend thuis blijven komen en later in groten getale weer in hun geboortestreek gaan wonen. ‘Je zit hier op het platteland dicht bij de steden. Antwerpen is dertig minuten rijden’, zegt Chiro-leider Lode. ‘Hier ken je iedereen, in Antwerpen ken je niemand.’ Ook nationaal Chiro-directeur Hans Bouwen is in Olen blijven wonen en pendelt voor zijn werk naar Antwerpen. Voor geen geld van de wereld wil hij uit Olen weg. Natuurlijk, het is absoluut niet verplicht ergens anders te gaan wonen dan waar je bent opgegroeid. Maar het kan je horizon wel degelijk verbreden. ‘De sociale cohesie in Vlaanderen heeft grote voordelen, maar kent ook zijn beperkingen’, beaamt Marc Hooghe, politicoloog in Leuven en expert op dit terrein. ‘Integreren kan moeilijk zijn in een dorp waar iedereen elkaar van haver tot gort kent. Vlamingen houden hun jeugdnetwerken in stand, zijn trouw aan vrienden die ze aan het begin van hun leven hebben gemaakt. Het nadeel is inderdaad dat ze soms minder open staan voor nieuwe netwerken, voor mensen die ze op latere leeftijd ontmoeten. Ze blijven gebonden aan hun dorp.’ De afstanden in Vlaanderen zijn klein: het is onnodig om weg te trekken en dus veel te comfortabel om te blijven. ‘Je woont hier nooit op meer dan zestig kilometer van een universiteit. Het dominante patroon is dat je dus teruggaat’, zegt Hooghe. ‘Leuven rekruteert in de provincies Vlaams-Brabant en Limburg. Dat is de keerzijde van sociale cohesie. Het is ook een bron van conformisme en gebrek aan innovatie.’ Dat patroon slijt niet, integendeel. Toen de West-Vlaamse dorpspastoors nog invloed hadden op het alledaagse leven van hun parochianen, raadden ze scholieren aan om te gaan studeren in Leuven, immers een degelijke, katholieke universiteit. ‘Die druk is nu weg’, zegt rector Paul Van Cauwenberge van de Universiteit Gent. ‘En dus kiezen de West-Vlamingen tegenwoordig voor de dichtstbijzijnde universiteit, en dat is Gent. Het verklaart waarom wij zo'n stormachtige groei doormaken: we groeien dankzij de aanwas uit de provincie West-Vlaanderen die vroeger naar Leuven ging.’ | |
[pagina 31]
| |
Het zijn ‘eeuwenoude stamverbanden’, die de Belgen bijeenhouden, schrijft Rik Vanwalleghem in zijn vrolijke boek België Absurdistan. Millennialang maakte de mens deel uit van een groep soortgenoten, honderd tot honderdvijftig personen groot. Die structuren zijn door de Verlichting en de industriële revolutie doorbroken. Maar als ‘een van de laatste volkeren’ leven de Belgen nog ‘volgens de regels van het oude stamverband’. België is een ‘netwerk van netwerkjes, en daarin ligt juist haar historische charme én betekenis’.Ga naar eindnoot11 In België voor beginnelingen beschrijven Bert Kruismans en Peter Perceval het alsvolgt: ‘Het liefst van al blijven wij in de buurt bij moeder de vrouw waar we elke zondag pistolekes gaan eten met de rest van de clan.’Ga naar eindnoot12 Vlaanderen, zegt Marc Hooghe op zijn werkkamer in de Leuvense universiteit, is als Nederland zonder Amsterdam of als Duitsland zonder Berlijn. Het overwegend Franstalige Brussel telt toch niet echt mee, en dus houd je enkel Antwerpen over. ‘Vlaanderen is een beetje Zwitserland’, mijmert Hooghe: ‘Het is er best gezellig als je er zelf vandaan komt en als je van kaasfondue houdt. Maar wie van buiten komt, begint wel met een achterstand.’ | |
Het wonder van VlaanderenMaar somberen is misplaatst. Misschien is het wonder van Vlaanderen vooral dat zoveel grote socioculturele verenigingen de tand des tijds hebben doorstaan. Ze dreven begin twintigste eeuw op de inzet van vooral de katholieke patronaten en de socialistische arbeidersbeweging. Die bovenliggende structuren zijn grotendeels verdwenen, maar de clubs zijn gebleven. De lokale groepen hebben een grote autonomie verkregen. En die erfenis van een eeuw geleden, wordt in Vlaanderen nog altijd gekoesterd. Per saldo kun je toch veel beter een land wonen waar iedereen een tikkeltje conformistisch is en graag in zijn eigen dorp blijft wonen, dan in een kille samenleving die van los zand aan elkaar hangt. En dat is, alle doemverhalen ten spijt, in Vlaanderen in het geheel niet het geval. De cijfers bewijzen het: het Vlaamse verenigingsleven bloeit zelfs meer dan tien jaar geleden, zo blijkt uit cijfers die half juli 2007 werden vrijgegeven. In 1998 was 47,6 procent van de Vlamingen lid van minstens één vereniging, in 2006 was dat 53,1 procent. Een behoorlijke groei dus van 5,5 procent.Ga naar eindnoot13 De aanwas doet zich in vrijwel alle categorieën voor: jeugdbewegingen, sportclubs en gezinsverenigingen. Alleen de genoemde vrouwenorganisaties gaan met een daling van 4,5 procent fors achteruit. Dat is jammer voor clubs als de Kristelijke Arbeiders Vrouwen en Kind & Gezin, maar het wil nog niet zeggen dat de sociale cohesie op het spel staat, of dat het medicijn tegen verdraagzaamheid uitgewerkt raakt. Vrouwen (en jongeren) kiezen wel steeds vaker voor een sportclub. Hoewel vaak het tegendeel wordt beweerd, is er volgens Hooghe geen verschil meetbaar tussen leden van pakweg de Chiro of de KAV enerzijds en een sportclub anderzijds. ‘De kritiek | |
[pagina 32]
| |
Scouts op JAMbe, het feest voor honderd jaar scouting dat plaatsvond op 29 april 2007 in Brussel, Foto Gert Jochems.
is wel eens: sporten is alleen om de fun terwijl andere socioculturele bewegingen maatschappelijke betrokkenheid bij hun leden kweken. Maar dat onderscheid is in studies niet aangetoond. Ook op een sportclub ben je deel van de samenleving, kies je voor engagement, voor verdraagzaamheid. Alleen fitness heeft dat effect niet. Dat is kennelijk toch iets individueels.’ Al bij al brokkelt de sociale cohesie in Vlaanderen dus helemaal niet zo hard af als vaak wel wordt gevreesd. Al is Antwerpen volgens Hooghe een negatieve uitzondering. ‘Antwerpen is meer een grootstad en qua verenigingsleven is het een woestenij geworden. Veel ouderen en laaggeschoolden vallen daardoor uit de boot. Er is wel een wijkgevoel, maar de schaal is groter en dat maakt het onpersoonlijker. De “rode gordel” van socialistische bewegingen bestaat er eigenlijk niet meer.’ | |
Eigen volk in BobbejaanlandZaterdag 31 maart 2007 was een topdag voor het attractiepark Bobbejaanland. Er waren ruim twaalfduizend bezoekers met honderd gereserveerde bussen of met eigen vervoer naar het attractiepark in Lichtaart gekomen. Om vier uur 's middag lieten ze tienduizend gele en zwarte ballonnen op: de kleuren van het Vlaams Belang, dat het volledige park een dag had afgehuurd. | |
[pagina 33]
| |
‘Je hoort niks anders dan Nederlands en eigenlijk is dat heel plezant’, vertelde een enthousiaste mevrouw voor de camera van het VRT-journaal over de familiedag van haar politieke partij. Een dame op leeftijd voegde daar giechelend aan toe het zo heerlijk te vinden ‘dat er geen andere nationaliteiten zijn’. Een derde benadrukte dat dit evenement ‘tenminste eens niet van ons belastingsgeld’ is betaald: ‘Dit is voor het eigen volk.’ Het cliché wordt werkelijkheid: Vlaams Belangers volgen zich nergens thuis, behalve bij elkaar. Maar waarom zijn ze zich buitenstaanders gaan voelen? De sociale cohesie in Vlaanderen was toch nog zo sterk? En dat droeg toch bij aan een verdraagzame samenleving? Hoe kan het Vlaams Belang dan de afgelopen decennia dan toch zo'n gestage opmars hebben doorgemaakt? Marc Hooghe vindt het geen gemakkelijke vragen. ‘Je hebt altijd al een behoorlijk grote groep mensen gehad die niét werden bereikt door het verenigingsleven. Alleen had die groep vroeger geen politiek gezicht en geen vertegenwoordiging. Daardoor was het gemakkelijker te doen alsof die groep niet bestond. Nu het Vlaams Belang zich specifiek op die groep richt, krijgt ze natuurlijk wel een gezicht en een politieke stem. Maar ik denk dat de groep zelf niet echt groter is geworden.’ Daarnaast bereikt het verenigingsleven door de verschuivingen in de structuur ook een ander publiek dan vroeger. De grote, oude organisaties als KAV waren heel goed in het aanspreken van een relatief laaggeschoold publiek. ‘De nieuwe organisaties hebben daarin veel minder succes,’ aldus Hooghe. ‘De ex-KAV-leden vind je niet bij een trendy fitnessclub. En toch waren die oude structuren belangrijk.’ Hooghe wijst op een studie van enkele jaren geleden van professor Jaak Biliet. ‘Daaruit bleek dat oudere mensen relatief etnocentrisch of racistisch kunnen zijn. Maar er gaat dan toch een “remmend effect” uit van het lidmaatschap van christelijke organisaties.’ Met andere woorden: bij een gelijk niveau van racistische opvattingen zal een KAV-lid nog altijd op de christendemocraten stemmen, terwijl iemand die nergens bij aangesloten is, wel gemakkelijker de stap zet naar extreemrechts. Er is trouwens nóg een bevolkingsgroep die vooralsnog weinig binding heeft met de gezichtsbepalende socioculturele verenigingen: de migranten. De culturele kloof blijkt groot; het leefpatroon van nieuwe Belgen sluit lang niet altijd aan bij dat van de autochtone inwoners. De jeugdbewegingen spreken vooral de geëngageerde ouders aan. En dat maakt hen, tegen wil en dank, toch enigszins elitair. Allochtone jongeren vormen geen deel van de achterbankgeneratie: zij worden niet voortdurend naar de tennisles, de voetbalclub of de jeugdbeweging gebracht. Hans Bouwen van de Chiro en Eva Brumagne van KAV zijn zich van die kloof bewust. Maar beide clubs maken daar wel actief werk van. Zo zet de Chiro bijvoorbeeld actief in op de multiculturele kant van de Brusselse gemeente Molenbeek: | |
[pagina 34]
| |
Marokkaanse leerlingen op Nederlandstalige lagere scholen worden actief geïnteresseerd voor de Chiro. Op de zondagmiddagen wordt er nog wat extra werk gemaakt van lessen Nederlands. Maar de lidmaatschappen zijn vrijblijvender dan in pakweg de afdeling Achter-Olen: het is in Molenbeek altijd weer de vraag wie er 's zondags wel en niet naar het clublokaal komt. Onder het motto ‘Vrouwen gaan vreemd’ heeft de KAV al sinds midden jaren negentig een interculturele werking met vijftien groepen in Brussel. In 2004 werden voor zo'n driehonderd lokale activiteiten meer dan tweeduizendvijfhonderd deelneemsters bereikt met twintig nationaliteiten.Ga naar eindnoot14 ‘We zijn er heel actief mee bezig’, verzekert Brumagne. ‘Het is een kwestie van volhouden, dan lukt het.’ | |
Een klein mirakelIn Kaprijke, de officiële vijfsterrengemeente van Fata Morgana in het Meetjesland, is ook burgemeester Filip Gijssels nog altijd verwonderd over wat de vijf opdrachten wisten los te maken bij de bevolking. ‘Het is een klein mirakel. Jong en oud deden mee. Iedereen wilde op tv een goed figuur slaan en die vijf sterren winnen. Inwoners die vreemden voor elkaar waren, hebben elkaar leren kennen. De horeca heeft hoge toppen gescheerd. Onverwachts ontmoette men elkaar dankzij een gemeenschappelijke missie. De weerklank in de straat was ongekend. Het dorpsleven is even opgekleurd. Dat is van onschatbare waarde.’ Maar Kaprijke, samen met deelgemeente Lembeke zesduizend zielen groot, was voor de komst van Fata Morgana zeker niet ten dode opgeschreven. Evenmin is de gemeente sinds de tv-uitzending wezenlijk veranderd, relativeert de burgemeester. ‘Nee, het heeft niet iets structureels teweeggebracht, er zijn bijvoorbeeld geen nieuwe clubs bijgekomen. We hebben hier alles bij elkaar toch zeker tweehonderd organisaties, van de sport- en jeugdclubs tot kaartverenigingen. Dat verenigingsleven is inderdaad van levensbelang. Het is goed voor het sociale welzijn en een goede remedie tegen isolement en individualisme.’ Natuurlijk, beaamt Gijssels, ook veilig in je eigen dorp ‘op de boerenbuiten’ moet je je realiseren dat je deel uitmaakt van een groter geheel. ‘Je woont niet alleen in een dorp, maar ook in een streek, een provincie, een land, in de wereld. Het is aan iedereen persoonlijk om te overdenken hoe hij of zij aan dat gegeven invulling geeft.’ Juist daar ligt de paradox besloten van het veranderende, maar nog altijd bloeiende Vlaamse verenigingsleven: enerzijds kan het de ogen openen voor de rest van de samenleving en de wereld, anderzijds maakt het de Vlaming onvermijdelijk een tikje eenkennig. |
|