| |
| |
| |
De kern van de worst
Vijftig jaar, een zelfportret
Het is aantrekkelijk te veronderstellen dat er iets is in ons, noem het een kern, dat ongewijzigd blijft. De eigenheid die meegebakken is met het maaksel, dat wat we karakter noemen, wat dat dan ook mag zijn. Maar als je het alleen maar opschrijft dan voelt het al als onzin, want wat zou dat dan moeten zijn? Speurend in jezelf zoek je naar vaste eigenschappen en vindt er geen. Trekken die je jezelf misschien nog wel zou willen toeschrijven toen je jonger was verwateren met de tijd. Deed laatst een glossy met spirituele bedoelingen open waarin weer eens een persoonlijkheidstest was opgenomen. Neuriënd potlood gezocht, ging er handenwrijvend voor zitten, want het was ook niet zomaar iets als ‘Ben jij een goede vriendin?’ of ‘Welk type minnares ben jij?’ maar iets veelomvattends waarmee je te weten kon komen waar je talenten lagen. En wie hoopt er niet talenten hebben, ergens, waar dan ook. Dus boog me over vraag 1, die er net zo uit zag als alle andere vragen en die je vroeg van vier kenmerken te bepalen welke het meeste bij je paste, welke het minst, en welke twee daartussenin: Geestdriftig. Besluitvaardig. Zorgvuldig. Loyaal.
Eh ja.
Geestdriftig. Hmmm. Soms, maar wat stelt die geestdrift nu helemaal voor, 't is vaak ook zo weer over, nee geestdriftig geen 4 punten hoor. Besluitvaardig. Ja, dat ben ik wel toch? Of valt dat tegen? Ik hoop toch eigenlijk ook heel vaak dat iemand anders een knoop door zal hakken of zegt hoe het moet, eigenlijk vind ik dat heerlijk, zelf ben ik eerder een aarzelaar, hoewel, aarzelen, nu ja, die 4 punten bewaren we nog even. Zorgvuldig. Kan toch best zorgvuldig zijn. Waarmee dan? Nu ja, met eh, ik weet niet, dingen - ach hou op, zorgvuldig, slordig ben je, nu ja niet érg slordig, maar ook
| |
| |
marjoleine de vos
is vijftig geworden op 19 april 2007. Is dichteres en schrijft columns voor NRC Handelsblad.
Adres: Frans van Mierisstraat 106, NL-1071 SB Amsterdam
niet erg zorgvuldig. Laatste kans voor de 4 punten nu naar loyaal. Maar weet niet eens wat dat betekent. Dat je niet roddelt. Dat je mensen die je na staan niet afvalt of in de steek laat. Doe ik ook niet, behalve soms dan, als ik het wel doe. Volgende vraag dan maar.
Bij de volgende vraag ging het precies zo. Van de veertig kenmerken die genoteerd stonden - concurrerend, gezellig, diplomatiek, opmerkzaam, tactvol, veeleisend - wist ik er niet één volop op mijzelf van toepassing te verklaren. Allerlei kenmerken best een beetje, maar bepaald niet zoals ik dat zelf graag zou zien. Vier punten kunnen toekennen aan tactvol, ja, wie wil dat niet. Accuraat zijn, volhardend en vriendelijk - graag! Keihard kunnen ontkennen dat je agressief bent of hardnekkig - maar je houten neus wordt meteen een stuk langer als je dat probeert.
Nog steeds geen idee dus of ik talenten heb en waar ze liggen. Maar dat ik geen enkele persoonlijkheid bezit, dat bleek weer wel. Of dat ik geen enkele zelfkennis heb. Of dat zelfkennis een fictie is.
Dat laatste klinkt al veel beter. Zelfkennis is een fictie, daar ben ik het helemaal mee eens. Er is amper een zelf om te kennen, er is een zak vol eigenschappen waarvan sommige soms toepasselijk lijken, maar wie zichzelf wat aandachtiger beschouwt, merkt dat er weinig is om op te rekenen. Denk als altijd als het over zulke dingen gaat aan de schrijver Alfred Kossmann die in zijn grillige, mooie essaybundel Duurzame gewoonten schreef: ‘Persoonlijkheid is een prothese’. Toen ik dat voor het eerst las was ik dertig en ik vond het bijna onbegrijpelijk en zeer schokkend. ‘Er is geen geheel. Er is enkel verzinsel, van de persoon die zichzelf acteert en observeert, en van de observators. Een
| |
| |
oprecht denkend ik weet dat het niet bestaat, dat het als ik niet kan bestaan, en de verwarring die het is zo netjes mogelijk omhult.’
Destijds hoopte ik juist nog door maar ouder te worden dat onbestaande ik op het spoor te komen, ik meende dat de verwarring werd veroorzaakt door gebrek aan introspectie en dat zelfkennis de knoop zou ontwarren. Nu weet ik dat zelfkennis precies dat betekent wat Kossmann schreef: ‘Een oprecht denkend ik weet dat het niet bestaat’. We kennen onszelf niet, we zijn ook niet te kennen, want die kern daar binnenin, die is er niet. Althans, die is niet vast te leggen. Het is ook weer niet zo, wat je zou kunnen gaan denken als je de hele persoonlijkheid maar afschaft, dat elk ik gemakkelijk vervangen zou kunnen worden door een ander ik, dat het lood om oud ijzer is, mijn onkenbare zelf of dat van mijn geliefde. We zitten wel degelijk in eigen grillige grenzen verpakt, maar daarbinnen is het amorf. Als worstvlees in zijn omhulsel: wat is de kern van de worst? Die is er niet. Er is overal worstvlees, als het een grove worst is, is dat worstvlees nergens helemaal hetzelfde. Toch vormt het een eenheid, het heeft als geheel een smaak, zoals wij als geheel een toon hebben of een stijl (die bijvoorbeeld maakt dat ik, vreetzak, kooklustige, uitgerekend met het voorbeeld van een worst op de proppen kom) en het wordt bijeengehouden door omhulsel, zoals wij door gewoonten, omstandigheden, ervaringen en de blikken van de verschillende omstanders. Dat laatste is misschien wel het meest bepalend.
Je wilt ook nog wel eens geloven, zelfs als je allang weet dat je niet meer persoonlijkheid bezit dan een saucisse de Lyon, dat als je nu maar alleen bent, helemaal alleen, dat je dán, ongadegeslagen, degene bent die je bent. Dat er een waarheid is in de eenzaamheid. Maar wie het uitprobeert merkt dat het zo niet is. Eenzaamheid bestaat eigenlijk niet, althans niet voor mensen zoals wij die nooit zo lang alleen zijn en dan nog altijd bijeengehouden worden door wat ze van zichzelf verwachten of denken dat anderen menen dat zij van zichzelf verwachten, door stemmen in het hoofd en verzonnen toeschouwers. Je kunt de wereld niet wegdenken.
Zouden kartuizermonniken, die vrijwel altijd alleen zijn, nu wel ‘zichzelf’worden? Domme vraag. Net immers in alle toonaarden zitten beweren dat dat niet bestaat, ‘zichzelf’. Toch - iets wat je als waarheid erkent, oprechtheid, een onbedorven diepte, ja zoiets is soms wel aan te boren. En vermoedelijk juíst in zo'n klooster waar de hele dagindeling erop gericht is om ontvankelijk te zijn voor wat zich aan waarheid aandient. Maar dat is niet de zelf gevonden en als waarheid herkende waarheid. Dat is de waarheid van de kerkelijke leer, de leer die wil dat jij, monnik in je stille cel, leert inzien dat er Een is die onzegbaar veel van jou houdt, zoveel dat hij voor jou gestorven is, die wil dat jij deze onkenbare romanfiguur van wie je maar zeer weinig te weten kunt komen, met onophoudelijke vurige liefde bemint.
| |
| |
Maakt dat je iets wijzer over jezelf? Meer dan als een gewoon mens dagelijks drie trappen op klimmen met tassen vol boodschappen of werkpapieren en het elke dag weer even niet te bevatten fijn vinden om degene aan te treffen met wie je je leven deelt? Zelfs als je alleen maar zanikt over hoe nat je bent geworden, dat die rotpost weer helemaal onder de fietsen lag, dat je trein een úúr vertraging had, dat als hij de volgende keer z'n schoenen uittrekt dat wel bóven moet en níet..., dan nog is er even een overweldigend moment van liefde. Dat kan niet intenser weet ik zeker als het voor Jezus zou moeten zijn.
En soms denk je: die liefde die je dan voelt, even zo hevig, met steeds vaker naarmate de tijd voortschrijdt de korte flits van besef dat het niet altijd zo zal zijn, dat het hoe dan ook tijdelijk is, hoe lang nog, dát is wie je bent. Omdat je nu eenmaal zo graag iemand wilt zijn. Wat Lars Gustafsson schreef, dat het niet de jeugdherinneringen zijn, hoe specifiek voor onszelf ze ons ook voorkomen, die persoonlijk zijn, integendeel, maar
het orgasme, de plotselinge inval,
de woedeaanval die even bliksemsnel opdoemt
Dat alles is het meest persoonlijke dat wij bezitten.
Behalve dan dat ik nóóit een plotselinge woedeaanval heb - of wel? heb ik dat? - ben ik het er helemaal mee eens. Ook al omdat het hier zo gezegd is dat er geen kern hoeft te zijn maar iets dat je ‘het meest persoonlijke dat wij bezitten’ zou noemen. En zoiets, ja, dat is er wel. De kennis van jezelf binnendoor, de onmededeelbare ervaringen van lichamelijkheid of humeur, de gevoelens die je overvallen, de stemmingen die je niet hebt veroorzaakt maar die er zijn, dat zijn de meest persoonlijke dingen, de dingen waaraan je jezelf niet kent, maar herkent.
En worden die dan anders door ouder worden? Tot vijftig aan toe? Straks wie weet zestig, zeventig - als ze onveranderlijk zouden zijn is dat wel een prettig vooruitzicht, dan kén je de toekomst in zekere zin al, dan weet je dat je dan, net als nu, de middagen onbegrijpelijk onverdraaglijk zult vinden, dat licht dat van geen wijken weet, de zware melancholie vermengd met emmers zinloosheid die over jou en de wereld wordt uitgegoten - hou op. Dat is nu juist precies dat waarvan je hoopt dat je je ervan zal weten te bevrijden.
Zelfs wie weet dat zelfkennis verzinsel is, maar een zekere bekendheid met de persoonlijke dingen niet, wie weet dat je niet uit één stuk bent, niemand, omdat dat gewoon niet kan, zelfs zo iemand hoopt toch vaak valselijk op een dag te veranderen in
| |
| |
een betere versie. Ik wel althans. Ben aan het werk aan een gedicht waarin ik die verwachting beschrijf:
Heel lang al wist je steeds dat ergens iemand
wachten zou. Bij een halte halverwege, liefst
iets eerder. Je zou haar plotseling zien
gedag zeggen misschien maar al meteen
geen onderscheid meer tussen jou en haar, zij was
die jij steeds worden wou, naar haar leidde je weg
Die verwachting bestond. Of bestaat? In het gedicht lijkt het of ik nu beter weet. Dichters liegen er op los. Ik streef nog steeds naar evenwicht, vrede, verdieping, geleerdheid, aanvaarding, rustige levensvreugde enzovoort en geloof nog steeds wel, soms, geregeld, dat het op een dag zo zou kunnen zijn:
Je was nu wie bedoeld was al vanouds:
in evenwicht, geleerd, verdiept
je bakte ook je eigen brood, sprak Grieks
je bloemen bloeiden eindeloos en nooit
hoefde meer iemand ooit eens ergens
Maar het gedicht beweert in de laatste strofe dat het natúúrlijk niet zo is, dat er nooit iemand zal staan te wachten, dat het enige wat er gebeurt, is dat je ouder wordt, en dat je dat ook heel goed weet. En op het moment dat het gedicht dat zegt, tovert het meteen wél een wachtende vrouw te voorschijn. Maar dat is niet degene die ze moest zijn:
Zo zou het zijn, maar in het echt niets meer
dan stof dat daalt, je kromp in eigen oog
wist niet meer wat je weten wou. Tot halverwege
ja, daar staat een grijze vrouw, ze kijkt naar jou
en jij ziet haar. Maar je loopt door en mompelt: toch
bloeit straks de toverhazelaar
Aarzeling over die laatste regel. Hij rijmt wel, maar dat is ook eigenlijk juist zwak, wat moeten we ineens met een toverhazelaar, ik hou helemaal niet van toverhazelaars en die bloeien bovendien in de winter. Wat juist wél weer goed is natuurlijk, je loopt dat mens voorbij en verwacht tóch winterbloei. Van wie dan? Van jou zelf. Ja misschien is het zo wel goed eigenlijk.
| |
| |
En intussen is het 2007 geworden en moet je daar ook nog wat van vinden als persoonsloze persoon. Vraag me vaak af of bijvoorbeeld mijn ouders toen ze vijftig werden ook zo sterk het gevoel gehad hebben dat ze voorbij waren. Dat de wereld verder was gedenderd, dat alles wat je belangrijk en zinvol en weet ik wat vond nu iets voor oudere mensen is, dat al de schrijvers en dichters die je goed en mooi vond en vindt, alleen door andere vijftigplussers eventueel ook gewaardeerd worden. Zo voorbij voel ik me.
Dat is heel verkeerd, ik weet het. Midden in het leven staan. De jeugd blijven volgen. Gelukkig is er verheugende jeugd, die eist dat ze echt wat te leren krijgt op de universiteit. Bravo jeugd! Ik juich jullie toe vanuit mijn kraaienpootjes!
En ik juich allerlei jonge dichters toe. En verstandige jongere mensen. De wereld verandert misschien soms ook wel weer even de goede kant op, en wie heeft je eigenlijk wijsgemaakt dat je voorbij bent, dat doe je zelf, hou daar mee op. We zijn vermoedelijk niet verder van de ondergang of dichterbij dan mijn ouders destijds waren, of dan Goethe was toen hij vijftig was. Wees blij dat je geen Hekabe bent, geen moeder in Afrika of in Irak. Ken jezelf dan maar niet. Leef maar gewoon. Je hebt de tijd.
|
|