Denen verengen de historische Nederlanden of Lage Landen vaak tot de huidige staat Nederland, die ze dan ‘Holland’ noemen. In het tweedelige werk ‘Holland-Danmark’ uit 1945, dat de invloed van de Nederlanden op Denemarken wil samenvatten, maken professoren Knud Fabricius en L.L. Hammerich de lezer er al in het voorwoord op attent dat hun titel problematisch is. Noch de term ‘hollandsk’, noch de aanduiding ‘Holland’ dekken de lading als aanduiding voor de huidige staat Nederland of voor de Nederlanden in het geheel.
Misverstanden beperken zich niet alleen tot oude meesters. De Vlaamse schrijfster Brigitte Raskin gaf in september 2004 haar boek Hartenheer. Een koningsverhaal in het Deens uit. Een historicus beval haar bij de uitgeverij aan als ‘hollandsk historielaerer og journalist’ (Nederlandse/Hollandse geschiedenisleraar en journaliste). Nadat uitgeverij Aschehoug ontdekte dat ze Belgische was, vroegen ze haar of ze wel in dezelfde taal kon schrijven als in ‘Holland’. Op het verzoek van Raskin staat er nu op de binnenflap dat het boek uit het ‘nederlandsk’ is vertaald, niet uit het ‘flamsk’.
Auteurs uit Nederland worden in Denemarken anders doorgaans uit het ‘hollandsk’ vertaald. Voor Nederlandstalige auteurs uit België verschilt de situatie, soms van boek tot boek. Hugo Claus' Het verdriet van België is bij uitgeverij Rosinante uit het ‘flamsk’ vertaald. Een zachte vernieling en De zwaardvis zijn bij een andere uitgeverij uit het ‘hollandsk’ vertaald, door notabene dezelfde vertaler. Willem Elsschots Kaas werd in 2002 uit het ‘nederlandsk’ vertaald, bij een intussen ter ziele gegane uitgeverij.
Toch zijn niet de misverstanden op zich het meest choquerend, maar de onwil van de Denen om ze onder ogen te zien. Waarom houden ze die misverstanden in stand? Een reactie van een groot Deens medium luidt: ‘De encyclopedie Den Store Danske Encyklopaedi verklaart dat “Holland” in dagelijks taalgebruik voor Kongeriget Nederlandene (Koninkrijk der Nederlanden) wordt gebruikt. Er is geen andere reden dan dat we dat nu eenmaal zo doen in Denemarken.’ Een Deense journaliste verwijst naar een andere autoriteit: ‘We zullen zo blijven schrijven tot Dansk Sprognaevn (de Deense taalinstantie) ons iets anders leert.’ Op verzoek is deze instantie met de lichte aanbeveling gekomen dat ‘er goede argumenten bestaan om Nederland, nederlandsk, nederlaender te kiezen. Toch zou het daarom niet redelijk zijn om Holland, hollandsk, hollaender voor onjuist te rekenen, want het zijn ondanks alles de termen die door de meeste Denen worden gebruikt, zonder dat dit normaal aanleiding geeft tot begripsmatige moeilijkheden.’ (Nyt fra Sprognaevn, nr. 2, 2002).
Ik sluit me daarom graag aan bij de opvatting van de directeur van de eerbiedwaardige Kopenhaagse uitgeverij Gyldendal, Johannes Riis. In een lang opiniestuk in Politiken op 7 december 2003 bekritiseert hij de Deense mentaliteit: ‘Wij Denen kunnen het zelf, niemand moet ons iets komen leren. We weten het zelf het beste.’ Heel juist, meneer Riis, maar waarom geeft u in uw uitgeverij een schitterend reisboek over Vlaanderen en Nederland uit (Handel og Trandel, 2002), waarin auteur Jørgen Johansen consequent de begrippen ‘Nederlandene’, ‘nederlaendere’ en ‘nederlandsk’ gebruikt, terwijl u tegelijk een ‘hollandsk’ woordenboek op de markt brengt?
Dit woordenboek is het meest omvattende dat ooit van de twee talen werd gemaakt. Het verscheen op 18 mei en toont aan hoe ver Denemarken anno 2004 gekomen is. De uitgeverij verdedigt de titel met het dagdagelijkse taalgebruik als argument, dat ondanks alles zwaarder blijkt te wegen dan de terminologie van taalkundigen of EU-instellingen. Een plattegrond op de binnenflap en een inleiding moeten de Denen wél diets maken dat ‘hollandsk’ en ‘flamsk’ in feite dezelfde taal zijn. Waarom dan niet meteen ‘nederlandsk’, de term waartoe Denemarken zich verplicht heeft bij de EU? Nee, de dichotomie wordt in stand gehouden en het taalgebruik in Brussel blijft voor ‘elitair’ doorgaan, in plaats van wat het eigenlijk is: ondubbelzinnig en respectvol tegenover de andere EU-burgers.
Van haar kant heeft de woordenboekcommissie CLVV onder de Nederlandse Taalunie aan een eigen principe verzaakt. De commissie, die de twee boekdelen heeft laten uitwerken aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Gent, geeft de voorkeur aan een equivalent van de term Nederlands, als er zo'n term bestaat in de vreemde taal en als die in officiële stukken gebezigd wordt. Aan die voorwaarden wordt voldaan in het Deens. De CLVV had als geldschieter de benaming als