Ons Erfdeel. Jaargang 47
(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 757]
| |
Peter Terrin (o 1968) in de zomer van 2004 terecht de longlist van de AKO-literatuurprijs. Met Vrouwen en kinderen eerst, zijn recentste en vierde boek, doet hij hopelijk nog beter. Terrin, die niet tot het wereldje behoort en wil behoren, houdt er blijkbaar nog een ouderwetse schrijversmoraal op na. Hij schrijft namelijk alleen, maar en hoopt dat zijn maniakaal uitgepuurde verhalen en romans voor zichzelf zullen spreken. Zijn verhalenbundel De code uit 1998 maakte weinig indruk. Na deze literaire vingeroefening publiceerde hij in 2001 Kras, een allesbehalve sexy seniorenroman die echter opviel door de aparte minimalistische stijl die deed denken aan de manier waarop Willem Frederik Hermans schreef. Met een uiterste economie aan literaire middelen verkreeg Terrin in dit boek een maximum aan spankracht. In Blanco, zijn tweede roman, en in Vrouwen en kinderen eerst, zijn recentste boek, is het niet anders. Terrin lezen is absoluut geen tijdverlies om de simpele reden dat in zijn werk geen woord te veel staat. Kras, Terrins eerste roman, toonde drie senioren die rond een jonge schoonmaakster cirkelen tot ze dolgedraaid op drift raken. In Blanco brengt Terrin de aftakeling van het hoofdpersonage subtieler want minder voorspelbaar in beeld. Het mechaniek van diens ontsporing ontwikkelt zich onder de schrijversblik van Terrin tot een heuse kunst. Terrin is met andere woorden gefascineerd door processen van geestelijk verval en tracht die geleidelijke desintegratie zo nuchter en liefdevol mogelijk te beschrijven. De verliefdheid van een ‘krasse’, oudere heer werkte in zijn debuutroman letterlijk wurgend. In Blanco zullen de angst en de bezorgdheid van een vader om zijn tienjarige zoon het hoofdpersonage uiteindelijk fataal worden. Wat Terrins rapportering van de achtervolgingswaanzin zo geslaagd maakt, is zijn uitgekiende stijl die in de gecontroleerde vormgeving ongeveer samenvalt met het beschreven trauma. Viktor, de man die zijn vrouw verloor tijdens een carjacking en die nu overdreven begaan is met zijnChristopher Williams, ‘Bouquet’, 1991, C-print, 41 × 51 cm © Galerie Gisela Capitain, Keulen.
zoon, is immers eerst en vooral een wetenschapper. Hij is celbioloog die zweert bij ‘de kunde van het wisse, van het zekere’, bij de wiskunde, kortom. Daarom heeft hij zich voorgenomen om de afgrond waarin hij door de moord op zijn vrouw is terechtgekomen, niet te negeren maar helder in zich op te nemen: ‘Zolang hij maar aandachtig bleef, kon hun weinig overkomen. Dat was de opdracht: alert zijn, altijd en overal.’ (p. 75) Terrins literaire focus is akelig scherp en unheimlich alert. Geleidelijk aan word je als lezer meegezogen in de tunnelvisie van de paranoïde microbioloog die zo lucide tegen alles en iedereen aankijkt tot de dingen zelf beginnen te praten: ‘Stel, dacht hij, dat alle elektromagnetische, ultraviolette en infrarode stralingen, alle geluiden van ultra- tot infrasoon, alle chemische elementen aanwezig in onze atmosfeer zich optisch zouden manifesteren, op slag is de mensheid blind, want geen hand meer zouden we voor ogen zien.’ (p. 128) Dergelijke gedachte-experimenten zul je in de meeste Nederlandstalige romans nog met geen vergrootglas aantreffen. Terrin strooit ze mondjesmaat rond om de ontsporing waarvan zijn helden het slachtoffer zijn, universele dimensies te geven. Zijn wij mensen immers niet allemaal verliezers die na een korte periode van groei en rijping onvermijdelijk beginnen af te takelen, de dood tegemoet? In Vrouwen en kinderen eerst, Terrins nieuwste roman, mixt hij verder aan zijn hoogstper- | |
[pagina 758]
| |
soonlijke cocktail van wetenschap en literatuur. Veel vrouwen en kinderen kom je in dit boek eerlijk gezegd niet tegen maar de apocalyptische sfeer is er niet minder om. Karsten, het hoofdpersonage, wordt er met vier mannen op uit gestuurd om een productieband voor tegels te ontmantelen op een fabrieksterrein. Drie weken heeft Karsten volgens zijn contract de tijd om de klus te klaren. Terrin dropt zijn personages in een gesloten systeem - noem het gerust een literaire laboratoriumopstelling - en stileert zijn verhaal tot een Kafkaiaanse parabel. Kas-sten voelt zich door iedereen in de steek gelaten, ook al volbrengt hij zijn opdracht naar best vermogen. Hij slaagt er niet in om toegelaten te worden tot de wereld van anderen. Zijn enige echte contact is een intieme maar woordenloze relatie met een hotelmeisje. Deze belofte van verlossing uit zijn solipsistische bestaan blijkt dan nog een weerhaakje te bezitten. Terrin tracht het wereldbeeld van zijn hoofdpersonage zo uitputtend mogelijk te beschrijven. Ook al lijkt de visie van zijn protagonist voor een buitenstaander gestoord tot erg gestoord, toch weet Terrin met zijn uitgepuurde taal de geldigheid van een dergelijk leven beklemmend tastbaar te maken. Zelfs wanneer het om een schroothandelaar gaat die een op het eerste gezicht lelijk bestaan leidt, wordt de eigen schoonheid van dit gewone leven door Terrin onder de aandacht gebracht: ‘Uit al het denkbare is ook dit een geldig leven. (...) Een man in een vieze broek, zijn witte huid, terwijl hij voorovergebogen in een aftandse bestelwagen graait. (...) Het is zo ontzettend werkelijk. Je zou alles moeten aanraken om het te geloven.’ (p. 45) Ik vermoed dat Terrin een negatieve utopist is die door het uitlichten van het sluipende kwaad het afwezige goede onder de aandacht wil brengen. Onvervalste, positieve utopisten willen rechtstreeks over het paradijs schrijven. Terrin doet het via omwegen. Alleen onrechtstreeks, via zijn bizarre afwijkingen en banale vervormingen, kan je zoiets als echte liefde aan het werk tonen. Charles Baudelaire had het over Les Fleurs du Mal, de bloemen van het kwaad. Terrin is met zijn romans ook aan een dergelijke cyclus bezig, maar dan in kaal en karig proza, dat juist door zijn schaarste des te welsprekender werkt. Wit is altijd schoon gaf Leo Pleysier, die andere minimalist, als titel aan een roman, met dank aan zijn moeder. De romans van Peter Terrin zijn gepolijste bezweringen van het kwaad die laten zien hoe kleurrijk, warm en liefdevol een neurotisch of doodgewoon leven wel kan zijn. Zwart is ook vaak schoon. Het klinkt tamelijk absurd maar het wordt geloofwaardig dankzij Terrins schrijfkunst.
Frank Hellemans peter terrin, Vrouwen en kinderen eerst, De Arbeiderspers, Antwerpen/Amsterdam, 2004, 180 p. |
|