er een kleine stoet acteurs voor nodig hebt. De Roovers herleiden het aantal personages tot acht, maken er geen probleem van om een oorspronkelijk mannelijk personage door een vrouw te laten vertolken. Het geeft een ander soort spanning aan de medische wereld waarin dit stuk zich afspeelt. De joodse arts Bernhardi laat een katholieke priester een stervend meisje niet bezoeken. Een beslissing met verregaande consequenties, die Schnitzler toelaat om zijn scalpel te zetten in het verziekte politieke bestel en in een intolerante maatschappij die zich graag wentelt in ideologische tegenstellingen. Niet toevallig speelt alles zich in een operatiekamer af. Bernhardi doet geen toegevingen, ook niet wanneer alle bescherming rond hem wegvalt. Hij lijkt enerzijds blind voor de intriges en anderzijds torent hij er onwrikbaar bovenuit. De maatschappelijke analyse van Schnitzler blijft in de enscenering overeind en wordt helderder gemaakt. Maar de voorstelling werkt vooral door het spelplezier. Herwig Ilegems, Stijn van Opstal en Luc Nuyens zorgen voor de nodige relativering, maar het zijn vooral Robby Cleiren als Bernhardi en Carly Wijs die de intense stemming van deze mooie voorstelling bepalen.
Zonder humor geen ernst, dat is de teneur. Zelfs toen De Roovers tijdens de eerste seizoenen de niet bepaald vrolijk stemmende Dostojewski aansneden, al dan niet in een interpretatie van Albert Camus, viel dat al op. Al wilden ze zelf niet spreken over een trilogie, toch was het duidelijk dat in de drie Dostojewski-voorstellingen vragen gesteld werden bij het verschil tussen denken en handelen. De Dostojewski die aan het drieluik voorafging, was nog het lichtst verteerbaar.
Witte nachten was een bewerking van één van zijn vroege werken. Bij De Roovers werd het een miniatuur over dromen, liefde en wroeging. Meteen viel op dat ze zich in hun producties niet wilden verliezen in overvloedige decors: een planken vloer, een lamp en een achterdoek volstonden in
Witte nachten. Het sobere decor werd één van de handelsmerken van De Roovers,
De Roovers, ‘Professor Bernhardi’ (2004) - Foto Giannina Urmeneta Ottiker.
dankzij scenograaf Stef Stessel, die zich vanaf de tweede Dostojewski/Camusvoorstelling
De bezetenen bij de groep aansloot. Stessel heeft een voorliefde voor ruwe materialen. Het decormateriaal van
Maria Stuart, bijvoorbeeld, één van de beste producties die De Roovers in die tien jaar maakten, bestond uit aangespoeld wrakhout. In
Leonce en Lena zag je stompen van meerpalen waar nog repen ijzer rond hingen. En opgestapelde planken waren de basisvorm van
Vertezucht, de bewerking van de gelijknamige roman van de toenmalige De Roovers-dramaturg Jef Aerts, de minst geslaagde voorstelling die De Roovers het voorbije decennium maakten, omdat ze nogal zwaar op de hand was en de verhaallijn zoek leek. Zelfs van de twee voorstellingen die volgden op
Witte nachten, kon je dat niet zeggen. In 1953 maakte Albert Camus een toneelbewerking van Dostojewski's roman
Demonen, over de nihilistische jonge revolutionairen van de jaren zestig van de negentiende eeuw. Camus maakte er mensen van zijn eigen tijd van. Al misten De Roovers toen nog de stevige hand van een dramaturg, toch slaagden ze erin om er onder de naam
De bezeteneneen voorstelling van te maken waarin je personages van vroeger over de grote levensvragen en het maatschappelijk engagement van vandaag zag discussiëren. De opvolger
De rechtvaardigen zou vandaag meteen weer uitgevoerd kunnen worden, want de reden waarom De Roovers dit stuk van Camus uit 1949 over revolutionair terrorisme op de planken brachten, is meer dan ooit actueel. Misschien zouden ze het nu wel anders moeten aanpakken, want de manier waarop de