naar Wouter Deprez, terwijl in 2002 Gino Sancti het festival won. In 2003 won Alex Agnew het minstens zo vermaarde Leidse Cabaretfestival, waar een jaar eerder Wim Helsen was doorgebroken. Helsen zelf mocht in september 2004 de Neerlands Hoop-prijs in ontvangst nemen. En allemaal bleken ze volgens de jury en journalisten absurd te zijn.
Heeft dat telkens opduikende woordje absurd te maken met een beperkte woordenschat van Nederlanders, die - dat merken we weer bij elke aflevering van het televisieprogramma Tien voor Taal - minder zorgvuldig met hun taal omgaan dan de zuiderburen? Of is het eenvoudigweg de enig juiste manier om het verschil aan te duiden met Nederlandse komieken?
Bestaat de Nederlandse komiek trouwens wel? Kunnen we niet beter spreken van de Hollandse komiek? Daar hebben we een helder beeld bij. Hij is afkomstig van boven de Grote Rivieren, de geografische en mentale scheidslijn tussen Noord en Zuid, heeft een calvinistische achtergrond of heeft in ieder geval calvinistische trekjes. Dat betekent dat hij weet hoe de wereld in elkaar steekt, hij weet waar de grens tussen goed en fout ligt en vindt dat hij het recht heeft om met een grapje en een fraai (allegorisch) verhaal mensen die zich aan de verkeerde kant van die grens ophouden te kapittelen. Het liefst op 31 december op televisie. Katholieke komieken hebben niet zo'n moralismedwang en dat is goed te merken aan de Vlaamse humoristen.
Het calvinisme heeft de Nederlandse volksaard gevormd. Het is een bekend, maar daarom niet minder waar verhaal. Calvijn wist de beminde gelovigen ervan te overtuigen dat God grote waardering heeft voor hard werken en soberheid. Geld verdienen is uitstekend, maar loop er niet mee te koop... gooi het niet over de balk. Het woord ‘zonde’ roept voor de Hollander in de eerste plaats associaties op met verloren of ten onrechte uitgegeven geld. Een peuter, kleuter en puber krijgen van zijn calvinistisch ingestelde ouders constant te horen: ‘Stel je niet zo aan’ of ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.’
Hoe anders ligt dat voor de katholiek. In het Nederlands bestaat geen behoorlijke vertaling voor het begrip bon-vivant. Deze Latijnse, Bourgondische, katholieke manier van leven begint ten zuiden van de Grote Rivieren. Brabant en Limburg worden nog steeds door sommige arrogante Hollanders met de nek aangekeken, of op z'n minst als een folkloristisch aanhangsel van het beschaafde Noorden beschouwd. Je pikt ze er dan ook zo uit in Nederland, de katholieke komieken, de humoristen met ongebreidelde fantasie: Toon Hermans, Herman Finkers, Ivo de Wijs en de hele Brabantse golf met onder meer Hans Teeuwen, Remco Vrijdag (De Vliegende Panters), Guido Weijers en de cabaretregisseurbroers Martijn Bouwman (werkt met Theo Maassen) en Pieter Bouwman (regisseur van onder meer Hans Teeuwen en Wim Helsen).
Helsen, die als de huidige aanvoerder van de Vlaamse hausse in Nederland kan worden beschouwd, oogt bizar op het podium. Een keurig grijs pak (een maat te groot, maar zijn passende kostuum werd gestolen, en het te grote pak paste eigenlijk beter bij zijn act), sportschoenen en een wollen muts, die aanvankelijk voor Helsen dienst deed als helm waardoor hij minder bang voor het publiek hoefde te zijn. Helsen deed in Vlaanderen als de helft van het duo Vrolijk België (met Randall Casaer) de nodige podiumervaring op. Als solist won hij de Publieksprijs van ‘Theater aan Zee’ in Oostende, en daarna volgden de finaleplaatsen in Humo's Comedy Cup en op het Leids Cabaretfestival. Vanaf dat moment explodeerde zijn speellijst in Nederland. Toen het grote cabaretimpresariaat Kies in 2003 een kwarteeuw bestond werd dat een week lang groots gevierd in Koninklijk Theater Carré met een parade van gevestigde namen en nieuw talent. In dit ‘Olympia’ van Amsterdam hebben de groten van het (inter)nationale amusement triomfen gevierd. Het was ongelooflijk hoe de betrekkelijke nieuwkomer Helsen met allure en schijnbaar gemak de 1.800 toeschouwers hypnotiseerde met zijn act.
Voor Helsen is het absurdisme, het vervreemdende, een manier van vertellen waarmee hij veel meer aan de oppervlakte kan krijgen dan wanneer hij zich bij de letterlijke, logische realiteit zou houden. Eigenlijk ziet hij zichzelf niet zozeer als een absurdist maar meer als een surrealist, die zich thuisvoelt in een ander soort universum, met andere wetten en andere logica.
Verder, zo heeft Helsen eens verteld, krijgt de Vlaming op school nog een stevige lading verwarring mee van de dichter Paul van