Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Ons Erfdeel. Jaargang 47

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre
proza
sec - letterkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Ons Erfdeel. Jaargang 47

(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel

Vorige Volgende

Gery de Smet, saboteur van ideologieën

Noem een hedendaags Vlaams schilder wiens werk bestaat uit thematische reeksen die te maken hebben met machtsstructuren, ideologie en misleiding. Als het een quizvraag zou zijn, dan lijkt Luc Tuymans een voor de hand liggend antwoord. Maar de jury zou ook Gery de Smet moeten goedkeuren. Gery de Smet (o 1961), die eveneens in Antwerpen opgroei-

[p. 739]

de, kwam in 1986 met een van zijn eerste reeksen naar buiten. Hij had toen, na een grafische opleiding, net zijn studies voltooid aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent. Terwijl hij zich daarna bekwaamde in de schilderkunst aan het Hoger Instituut van de Koninklijke Academie in Antwerpen bleef zijn prille oeuvre zich haast dwangmatig via series ontwikkelen. Het aantal delen van een reeks lag vooraf vast. De voltooiing ervan kon jaren duren en overlapte andere reeksen.

Zelf ziet De Smet zijn werk als een boom met verschillende takken. Naast forse takken ontspruiten aan de boom ook enkele scheuten die geen picturale vruchten dragen. Voorbeelden daarvan zijn de in 1997 op video vastgelegde voetbalwedstrijd op een vierkant terrein (30 × 30 meter) met vierkante doelen, waarbij de kunstenaar de teams laat spelen op een uitvergroting van een schilderijtje dat hij eerder had gemaakt. Of de processie met mensen uit de buurt die bordjes met raadselachtige slogans meedroegen naar de nabijgelegen kapel Campo Santo (‘Toewijding’, 1999). Ook de uitgave van Ave, het ‘driemaandelijks Europees tijdschrift ter bevordering van de beweging’ dat in 1996 bij het begin van elk jaargetijde verscheen, is een zijtak. ‘Ik heb altijd iets gehad met woorden en teksten,’ zegt De Smet, die zijn atelier ‘Uitgeverij Schoonheid voor het Volk’ heeft gedoopt. Zijn inzending voor een verhalenwedstrijd van een literair tijdschrift werd net niet bekroond, maar in de plaats daarvan won de kunstenaar in 1992 wel de Prijs van de jonge Belgische Schilderkunst.

De vroegste reeks schilderijen die hij vier jaar eerder maakte, groot van formaat en daarom uitgevoerd op goedkoop tentzeil, staat nog altijd in De Smets atelier in Sint-Amandsberg. In deze Gentse randgemeente betrekt de schilder het vroegere postkantoor. Hij plaatst er zijn tentzeildoeken - door de oorlog opengereten landschappen en stadsgezichten waarvoor een serie ansichtkaarten als model diende

illustratie
Gery de Smet, ‘Moslimbroeder’, 2002, acryl op doek, 25 × 25 cm.


- een voor een tegen een boekenwand. Het contrast tussen de sporen van vernietiging en het zeemzoeterig blauw en roze waarmee, oude prenten werden bijgekleurd, had de kunstenaar getroffen. De ansichtkaarten trokken de harde oorlogsrealiteit in een misleidende sfeer. Door de prenten met zijn soepele penseelvoering, die aanvankelijk als expressionistisch werd omschreven, te transformeren op het tentzeil, tilde de schilder het al gesublimeerde onderwerp op een metaniveau, wat de vervreemding nog groter maakte.

Dit procédé, waarbij hij een motief losmaakt uit zijn context en het zich toe-eigent, zal hij blijven toepassen. De toe-eigening betekent niet alleen dat hij het beeld naar zijn schildershand zet, maar evenzeer dat hij het vervolgens nauwgezet een plaats geeft in zijn universum, zijn ‘oeuvreboom’.

Dat Gery de Smet nu nog uitgaat van bestaande afbeeldingen is te zien in zijn atelier. Op een tafel ligt een opengeslagen nummer van National Geographic met foto's van tornado's, een onderwerp dat nog moet rijpen in de koker van de schilder. Maar aan de muren zijn evengoed krantenartikelen geprikt: een bericht over een genetisch, etymologisch of

[p. 740]

heemkundig onderzoek kan de aanzet zijn voor een nieuwe reeks werken. Zo heeft de kunstenaar zich de voorbije tijd op haast wetenschappelijke wijze verdiept in het fenomeen van plaatsnamen die eindigen op ‘gem’ (‘helm’ in Duitsland). Hij. bracht de gemeenten in kaart, trachtte spreidingspatronen te ontwaren en onderzocht relaties met kosmische lijnen en staatkundige grenzen. Het resultaat was een cluster van kunstwerken, met kleurrijke geografische kaarten en plaatsnaambordjes, die midden 2004 te zien was op de kunstbeurs Kunstral in Amsterdam.

Laten we terugkeren naar de vroege schilderijen uit 1986 tegen de boekenwand. Daarin was al de kiem aanwezig van het thema dat De Smet vanaf 1988 zou bezighouden: de ‘Studie der ideologieën’, een reeks die hij in 2002 zou afronden met een honderdste schilderij. Ook dat honderdste doekje had hetzelfde vierkante formaat, 25 × 25 centimeter, als de negenennegentig voorgaande. Daar staat tegenover dat palet, verfgebruik en -opbreng in de honderd identieke elementen heel uiteenlopend is. De kunstenaar exposeerde ze in schijnbaar willekeurige combinaties, soms, zoals in Kunsthalle Palazzo in het Zwitserse Liestal (eind 1994), met een boekenrek ernaast waarop de rest van de reeks als een encyclopedisch geheel opgeborgen stond.

De Smet ziet het werken in reeksen als een manier om de chaos in zichzelf te bezweren. Tegelijk creëert hij een spanning tussen de strakke formele uitgangspunten en de inhoud van zijn schilderijen die soms figuren en landschappen, soms symbolen en iconen en soms abstracte composities tonen. Bovendien dwingen de reeksen hem tot een competitieve opstelling: ‘Het volgende werk moet altijd beter zijn, en de technische uitvoering mag geen loutere herhaling zijn van het voorgaande.’

Behalve de serie ‘Studie der ideologieën’, is ook ‘Wijzen van wonen’ een opmerkelijke reeks (1995-2001). De volledige reeks was in 2001 te zien in de Mercator-galerie in Antwerpen. Het waren vooral silhouetten van archetypische

illustratie
Gery de Smet, ‘Waarop te letten bij het kopen van een huis?’, 1998, acryl op doek, 80 × 60 cm.


landhuizen en villa's, droombeelden van de ‘eigen haard’ in romige tinten. Kneuterige, rustieke elementen zoals een monumentale schoorsteen of een golvend (stro?-)dak domineerden de afbeeldingen. De omgeving was desolaat op een eenzame boom na die wellicht de idylle van de natuur moest evoceren. De vierentwintigdelige cyclus van vredige droomhuizen roept onderhuids een kleinburgerlijke wooncultuur op, met verstikkende sociale controle en het verlangen om zich te verschansen in een zonevreemd persoonlijk paradijsje.

Op een analoge manier herinterpreteerde De Smet iconografische beelden over onder andere nationalisme en terrorisme waarmee hij de tentoonstelling ‘Leeuwenhart: de wil van God’ stoffeerde in het Museum van Deinze en de Leiestreek (2003). Het terrorisme is daarbij een subthema in een ruimere reeks over mensen die op een of andere manier door het lint gaan, zoals atleten die een record willen breken.

Samenvattend kun je stellen dat de Smet de angel uit ideologieën haalt door hun beeldentaal te manipuleren. De ironie in zijn werk valt niet altijd meteen te traceren, ook omdat triviale elementen uit de volkscultuur de thema's soms een schijn van lichtheid geven. Maar dat hij geniet van het dansen op het slappe koord, kan Gery de Smet nauwelijks verbergen.

Eric Bracke

Zie www.gerydesmet.tk.


Vorige Volgende