Ons Erfdeel. Jaargang 47
(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDecennium. Kunst in België na Documenta IX‘Beeldende kunst is in België vooral een zaak van particulieren (...). Ze ageren voor de zaak van de hedendaagse kunst, maar overstijgen in hun appèl nooit de eigen bekommernissen. Zij ontwikkelen geen visie (...). De zaak van de hedendaagse kunst valt samen met het eigenbelang (...). De promotie van hedendaagse kunst en het adverteren van de “liefde voor de kunst” zijn manieren om deze particuliere logica een publieke vertaling te geven.’Ga naar eind(1) Een van dezeparticulieren is de Cera Foundation, initiatiefnemer van een recente publicatie over Belgische kunst in de jaren negentig. Het boek zelf kan niet beter getypeerd worden dan met bovenvermeld citaat, afkomstig uit hetzelfde boek. Waarom Decenniumuit twee afzonderlijke delen bestaat, is niet duidelijk. Het eerste deel, Kunst in België na Documenta IX, zou meer over de productie gaan, terwijl België en de jaren na Documenta IX het uitsluitend heeft over de gevoerde cultuurpolitiek. De door Koen Brams en Dirk Pultau gemaakte analyse van de Vlaamse context is bijzonder scherp en tegelijk pertinent. Dat de situatie in Vlaanderen en de rest van België totaal verschillend is, blijkt uit de bijdrage van Jean-Michel Botquin met als titel ‘We hebben niet hetzelfde decennium beleefd’. Het verlies van het Belgische perspectief is volgens Brams en Pultau dan ook een van de belangrijkste ontwikkelingen van de laatste tien jaar. De jaren negentig begonnen met de val van de Berlijnse Muur in 1989 en eindigden met de aanslag op het World Trade Center in 2001. Niet dat dit voor de Belgische kunst van enig belang zou zijn. Evenmin als de negende of de elfde Documenta, respectievelijk in 1992 en 2002, die hier als historische bakens worden uitgezet. De Documenta van Jan Hoet wordt hier beschouwd als een keerpunt, terwijl het nooit geziene aantal Belgische kunstenaars dat in 1992 in Kassel aanwezig was, eerder getuigt van artistiek nepotisme dan van het belang van de Belgische kunst. Tevens was de negende Documenta, ondanks of mogelijk dankzij het publieke succes, de meest onbenullige ooit. Ze sloot een periode af van economische welvaart, waarbij de kunst zich geconformeerd had aan het kunstvollen van de Westerse consumptieen spektakelmaatschappij. Het internationale succes van Wim Delvoye en Luc Tuymans kwam er niet dankzij de Documenta, maar via een ingewikkeld netwerk van galeries, verkopers en verzamelaars. Ook de Belgische kunst drijft op de golven van de internationale kunstmarkt, een niet onbelangrijk detail dat hier helaas niet aan bod komt. Hierdoor wordt ook de negende Documenta herleid tot een lokaal evenement. Hoe terecht de kritiek van Pültau en Brams op jan Hoet ook is - ze verwijten hem van kunst een gemakkelijk te consumeren spektakel te maken - de macht die ze hem toebedelen | |
[pagina 738]
| |
is sterk overdreven. En eigenlijk geven ze dat zelf ook toe, door voor de geschiedenis van het vorige decennium geheel terecht te wijzen op het belang van de culturele hoofdsteden Antwerpen '93, Brussel 2000 en Brugge 2002. Ook het eerste deel, dat voornamelijk over de kunst zelf zou gaan, besteedt veel aandacht aan de context. De verschillende auteurs zijn, meer dan in de eigenlijke kunstwerken, geïnteresseerd in massamedia en virtuele communicatie, de popularisering van het culturele landschap, het gebrek aan een gestructureerde cultuurpolitieke visie en het tekort aan financiële middelen, kunstenaarsinitiatieven en het sociale statuut van de kunstenaar. Hoe kritischer de auteurs zich uitspreken over de artistieke context, hoe formeler ze omgaan met de kunst. Als afzonderlijke essays zijn dit stuk voor stuk lezenswaardige teksten van, alweer, particulieren met een eigen agenda. Als geheel bieden ze helaas geen ruimer gezichtspunt. Deze dubbelzinnigheid komt voort uit de dubieuze opdracht die het boek heeft meegekregen. Decennium is een initiatief van de Cera Foundation, die met deze publicatie en met een tentoonstelling in het MuHKA haar verzameling hedendaagse Belgische kunst onder de aandacht wilde brengen. Omdat deze verzameling niet representatief is voor het laatste decennium (en dat ook niet kan zijn), hebben de auteurs hun uiterste best gedaan om binnen de lijntjes van hun opdracht te kleuren, zonder er hun eigen voorkeuren bij in te schieten. Het grootste probleem is dat van de iconografie, die zelden met de teksten overeenstemt. Zo zijn er werken afgebeeld van Robert Devriendt, Guy van Bossche, Koen van den Broeck en Jan van Imschoot, maar over hun schilderkunst geen woord. Omdat het hier gaat om jongere en minder bekende kunstenaars, had men bij de aanstekelijke illustraties ook graag iets vernomen over het werk van Eran Schaerf, Charif Benhelima, Geert Goiris, Pascale Marthine Tayou, Wim Catrysse, David Claerbout of Hans op de Beeck. Waar het allemaal om draait, en wat men niet te weten komt, is waarom en hoe een financiële instelling zich engageert voor hedendaagse kunst. Waarom kiest Cera voor Belgische kunst uit de jaren negentig, welke criteria hanteert ze voor haar keuze, waarvoor wil ze deze kunst gebruiken en op welke manier onderscheidt ze zich van andere initiatieven? Het formuleren en verantwoorden van haar doel, haar keuze, haar beleid en haar visie had allicht een veel boeiender publicatie opgeleverd dan deze bundel onsamenhangende teksten, die eigenlijk meer weg heeft van een tijdschrift dan van een kunstboek. Dit herinnert er ons aan dat er sinds het einde van de jaren tachtig geen tijdschrift meer bestaat dat Belgische kunst in een internationale context verdedigt en in verschillende talen in het buitenland promoot. Mogelijk een tip voor de Foundation. Lieven van den Abeele Decennium. Kunst in België na Documenta IX, Ludion, Gent - Amsterdam / Cera Foundation, Leuven, 2003, 159 p. |
|