| |
| |
| |
Schilderswijk, Den Haag - Foto Joeri Janssen.
| |
| |
| |
Hoe vrij is het onderwijs?
Segregatie in het onderwijs in Nederland
Guus Valk
werd geboren te Hoogeveen in 1977. Studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Is redacteur onderwijs van het dagblad ‘NRC Handelsblad’.
Adres: Postbus 8987, NL-3009 TH Rotterdam
Dat mocht ik gerust in de krant zetten, zei de wethouder enthousiast door de telefoon. Als hij het zou kunnen, zou hij zo snel mogelijk het bijzonder onderwijs - wat in Vlaanderen het ‘vrij’ onderwijs heet - afschaffen. ‘Ik wil van het bijzonder onderwijs gemengde openbare scholen maken.’ Het bestaan van protestantse, rooms-katholieke, islamitische en joodse scholen heeft volgens hem de afgelopen jaren alleen maar voor verdere scheiding tussen religies gezorgd. Want officieel is het natuurlijk niet zo, maar iedereen weet volgens Oudkerk dat bijzondere scholen leerlingen met een andere religie weigeren.
Het is 15 december 2003. Rob Oudkerk, op dat moment nog onderwijswethouder van Amsterdam, doet op één dag twee opvallende uitspraken. De eerste, over het bijzonder onderwijs, leidt slechts tot wat lokaal rumoer, met name uit de joodse en protestants-christelijke hoek. De tweede, over zijn bezoek aan pornosites en prostituees en recreatief druggebruik, 's avonds in de kroeg tegen een columniste van Het Parool, leidde zijn val als wethouder in.
De manier waarop Oudkerk de aanval opende op de verzuiling in het Nederlandse onderwijs, is typerend voor de verscherping van het debat over de segregatie. Iedere politicus van naam weet al hoe de scheiding tussen allochtone en autochtone leerlingen moet worden ingedamd. De vrijheid van ouders en schoolbesturen om zelf scholen te stichten, is daarbij niet langer heilig. Een parlementaire onderzoekscommissie die de discussie probeerde te nuanceren met de conclusie dat er weliswaar sprake is van segregatie in het onderwijs, maar dat die nauwelijks op te lossen is, kreeg politieke hoon over zich heen.
Plannen zijn er genoeg. Gemeenten moeten allochtone leerlingen verplicht spreiden, vinden de Socialistische Partij en multicultureel instituut Forum. Scholen moeten verplicht worden om allochtone leerlingen op te nemen, vindt oppositie- en PvdA-leider Wouter Bos. Hef scholen op die voor meer dan de helft uit één allochtone minderheidsgroep bestaan, vindt wet- | |
| |
houder Pierre Heijnen van Den Haag (PvdA). En doe eindelijk eens wat aan grondwetsartikel 23 dat de vrijheid van onderwijs garandeert, zeggen coalitiepartijen VVD en D66. Want dankzij een artikel uit 1917 kunnen de witte scholen wit blijven en schieten de islamitische scholen als paddestoelen uit de grond. Zo ver wil de christen-democratische minister Maria van der Hoeven (Onderwijs) niet gaan. Ten overvloede heeft zij dat nog maar even op haar website gezet - onder het kopje ‘Waar sta ik voor?’ heeft ze geschreven: ‘Het onverkort in stand houden van het bijzonder onderwijs.’
Maar toch. Sinds kort is het terugdringen hiervan ook door het tweede kabinet Balkenende tot topprioriteit verheven. In mei 2004 presenteerde Van der Hoeven háár plan om de segregatie te bestrijden. Zij ziet vooral veel in afspraken tussen gemeenten en schoolbesturen om allochtone leerlingen ‘evenwichtig’ te verdelen. Nieuwe scholen moeten bovendien aan een stichtingsnorm voldoen: niet meer dan 80 procent van de leerlingen mag een leerachterstand hebben. Maar ook hier geldt: het zijn allemaal nog plannen.
Wat is nu eigenlijk het probleem? Wie dat wil beoordelen, moet antwoord krijgen op twee vragen: hoe groot is de segregatie in het Nederlandse onderwijs en wat zijn daar de gevolgen van?
| |
Bussen naar Breukelen
Opvallend is, allereerst, de snelle groei van het aantal zogeheten zwarte scholen - scholen die voor meer dan de helft uit allochtone achterstandsleerlingen bestaan. Hoewel het totale aantal Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse en Surinaamse leerlingen al jarenlang stabiel is, zitten zij steeds vaker op een zwarte school. De afgelopen jaren is in het basisonderwijs het aantal zwarte scholen gestegen naar ruim 580. In 1996 waren dat er nog 458. Voor een deel is deze toename te verklaren door de steeds grotere concentratie van allochtonen in de vier grote steden - Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
Maar ook autochtone ouders werken aan de segregatie mee. Steeds vaker kiezen zij voor scholen die nog volledig ‘wit’ zijn. Een gemeente als Utrecht moet machteloos toekijken hoe iedere ochtend trams en bussen vol autochtone kinderen vertrekken naar scholen in randgemeenten als Nieuwegein en Breukelen. Ook hoogopgeleide allochtone ouders kiezen steeds vaker voor een witte school in de regio dan voor de zwarte school om de hoek.
De gevolgen, met name in de grote steden, zijn funest. Veel zwarte scholen worden met opheffen bedreigd, simpelweg omdat er te weinig leerlingen zijn. In 2002 sloot het Utrechtse Niels Stensen College, misschien wel de bekendste zwarte school van Nederland. Volgens voorzichtige schattingen kan een op de vijf zwarte scholen hetzelfde overkomen.
Ook over het onderwijs op zwarte scholen bestaan zorgen. In het voorjaar van 2004 waarschuwde de Onderwijsinspectie in het jaarlijkse onder- | |
| |
wijsverslag voor het ontstaan van zogeheten ‘achterhoedescholen’. Zwarte scholen in de grote steden dreigen meer en meer de aansluiting met de andere scholen te verliezen, aldus hoofdinspecteur Kete Kervezee. Er ontstaat, zegt ze, een ‘cumulatie van problemen’. Met andere woorden: het ene probleem versterkt het andere.
Op zwarte scholen zitten meer kinderen met leer- en gedragsproblemen. De resultaten blijven achter, terwijl het aantal incidenten op deze scholen groter is. Leerlingen pesten elkaar vaker, leraren worden vaker geïntimideerd, er wordt meer vernield. Het gevolg daarvan is dat leraren er niet willen werken en dat kinderen van autochtone ouders wegblijven. Ondanks alle plannen voeren gemeenten en de landelijke overheid nauwelijks beleid om deze ontwikkeling tegen te gaan. Af en toe probeert een gemeente iets, tot blijkt dat de praktijk weerbarstiger is dan de theorie.
| |
‘Ons-soort-mensen-scholen’
In navolging van experimenten in de Verenigde Staten probeerden de afgelopen tien jaar zeven gemeenten allochtone leerlingen te spreiden. De gemeente Gouda zette zelfs busjes in om de meeste Marokkaanse leerlingen te verdelen over de scholen. Zaanstad stelde een consulent aan die een goed gesprek met ouders ging voeren, voordat zij een school voor hun kind gingen kiezen.
Maar op de kleine gemeente Tiel na wist niet één gemeente hier enig resultaat te boeken. Sterker: de segregatie bleek eerder toe dan af te nemen. Probleem bij het maken van bindende afspraken is de in de Grondwet verankerde vrijheid van onderwijs.
Ouders hebben bovendien een vrije schoolkeuze. Hoeveel consulenten zij ook op bezoek krijgen, vrijwel altijd kiezen zij, in de woorden van onderwijsjournalist Robert Sikkes van het Onderwijsblad, voor ‘ons-soort-mensen-scholen’. Ouders kijken naar de kleur van de kinderen, én de ouders, op het schoolplein. Daarop baseren zij hun keuze, blijkt keer op keer uit verschillende studies. De gemeente Amsterdam probeert deze keuze te beïnvloeden door een postcodebeleid te voeren: ouders in sommige stadsdelen moeten een school kiezen die dezelfde postcode heeft als hun huisadres.
Niet alleen wijzen juristen erop dat de gemeente kansloos zou zijn als een ouder dit zou aanvechten, ouders blijken dit postcodebeleid op vrij grote schaal te ontduiken. Zij nemen een postadres in de buurt van een witte school, of verhuizen naar de randgemeenten.
Bovendien mag de overheid bijzondere scholen - die in totaal groter in aantal zijn dan openbare - niets opleggen. Christelijke, islamitische, joodse of algemeen-bijzondere scholen mogen kinderen nog steeds weigeren. Enige voorwaarde is dat zij dat consequent doen: reformatorische scholen mogen katholieke of islamitische kinderen weigeren, mits zij dat altijd doen.
| |
| |
Dat weigeren is het probleem niet, vindt minister Van der Hoeven. Slechts 5 procent van de scholen voert een actief toelatingsbeleid. En dat aantal, zegt zij, is te gering om de Grondwet aan te passen.
Begin 2004 presenteerde een parlementaire onderzoekscommissie, onder leiding van VVD-kamerlid Stef Blok, een rapport over de integratie van etnische minderheden. Het stond er, vanwege de politieke gevoeligheid van het thema, nog voorzichtig, maar de conclusie van de commissie was een totaal andere. In ‘bepaalde gevallen’, schreef de commissie in haar eindrapport, staat Grondwetsartikel 23 de integratie van allochtone kinderen wel degelijk in de weg. Landelijk is 13 procent van de leerlingen een allochtoon achterstandskind, terwijl dat in het bijzonder onderwijs op 10,2 procent ligt.
Inderdaad, lichten enkele commissieleden off the record toe, bot weigeren van leerlingen komt maar weinig voor. Maar sommige bijzondere scholen zijn bedreven in het verzinnen van andere manieren om toch Turkse of Marokkaanse kinderen buiten de schoolpoorten te houden. Zij verplichten ouders soms zich al in het voorjaar in te schrijven, wetend dat allochtone ouders geneigd zijn dat pas in september te doen. Of zij vragen een extreem hoge vrijwillige ouderbijdrage, die alleen goed verdienende autochtone ouders kunnen opbrengen. Jarenlang, schreef de commissie verder, is het probleem onderschat of als gegeven geaccepteerd. En zo kon de scheiding tussen autochtoon en allochtoon ‘op kindervoeten’ de samenleving binnensluipen.
In 2002 opende toenmalig minister van Grote Steden- en Integratiebeleid, Roger van Boxtel (D66), de aanval op artikel 23. Is het niet vreemd, vroeg hij zich openlijk af, dat de overheid de segregatie zelf in de hand werkt door het bijzonder onderwijs in stand te houden? Van Boxtels uitspraken werden door vrijwel iedere politicus als onverstandig terzijde geschoven.
| |
Actief bevorderen
Maar de tijden zijn veranderd. Behalve voor het CDA en de kleine christelijke partijen is artikel 23, de basis van het pluralistische Nederlandse onderwijsbestel, niet langer heilig. Grotendeels valt deze omslag te verklaren door de snelle opkomst van het islamitisch onderwijs. Sinds Nederland vijftien jaar geleden kennismaakte met het islamitisch onderwijs, zijn er al eenenveertig islamitische scholen gesticht. Ieder jaar komen er weer enkele bij. Ter vergelijking: in het buitenland zijn er bijna geen islamitische scholen. In Frankrijk en Duitsland staan er slechts een paar.
Met name de VVD-fractie in de Tweede Kamer ziet de islamitische scholen het liefst snel verdwijnen. Een islamitische school is immers per definitie een zwarte school - 96 procent van de leerlingen komt uit een allochtoon achterstandsgezin. Bovendien, vindt de VVD, zetten sommige islamitische scholen hun leerlingen aan tot haat tegen de Nederlandse cultuur.
| |
| |
De Onderwijsinspectie is het daar niet mee eens. Sommige scholen zijn inderdaad streng en orthodox, maar dat betekent niet dat er haat gepredikt wordt, vindt zij. In december 2003 werd ook de islamitische basisschool As-Siddieq, die verbonden is aan de radicale moskee El Tahweed in Amsterdam hiervan vrijgepleit.
De rechtse partijen in de Tweede Kamer, de VVD en de Lijst Pim Fortuyn, zijn er niet gerust op. Tussen het niet aanzetten tot haat en het daadwerkelijk bevorderen van integratie zit volgens hen een wereld van verschil. As-Siddieq mag dan niet aanzetten tot haat, de jongens en meisjes zitten vanaf groep 5 in gescheiden klassen. Centraal in de lessen staat de islam - met name de leer van de profeten en de kennis van de vijf zuilen van de godsdienst.
Deze houding tekent het nieuwe politieke klimaat, dat vlak na de uitspraken van Van Boxtel opkwam. Het is niet langer voldoende dat scholen zich aan de formele regels van goed onderwijs houden, minstens zo belangrijk is het dat zij actief de integratie bevorderen. De tolerantie ten opzichte van orthodoxe religieuze groeperingen is in een paar jaar tijd afgenomen.
Minister Van der Hoeven heeft slim gelaveerd tussen de behoudende CDA-fractie en de coalitiepartijen D66 en VVD, voor wie het niet snel genoeg gaat. In haar nieuwste plan voor de aanpak van de segregatie in het onderwijs slaagt zij erin het islamitisch onderwijs in te dammen zónder aan artikel 23 te komen. Immers, de eis dat nieuwe scholen nog maar maximaal voor 80 procent uit kinderen met leerachterstanden mogen bestaan, zal in de praktijk vrijwel alleen islamitische scholen treffen. Andere scholen beginnen niet zwart, maar worden het pas na verloop van tijd.
| |
Geen einde aan de segregatie
Deze maatregel zal niet genoeg zijn om een einde te maken aan de segregatie. Islamitische scholen vormen maar een half procent van het totale aantal basisscholen. En hoe de andere zwarte scholen gemengd moeten worden, weet niemand. Spreiding op vrijwillige basis blijkt in de praktijk niet te werken. Verplichte spreiding van allochtonen mag niet.
Bovendien, als het al zou mogen, dan zou dat door de demografische samenstelling betekenen dat àlle scholen in de vier grote steden zwart zullen worden. Meer dan de helft van de jongeren in de steden heeft een niet-westerse achtergrond. Ouders blijken niet of nauwelijks te beïnvloeden. Het gehele onderwijs openbaar maken, ligt politiek nog veel te gevoelig. De bestrijding van segregatie is het stadium van plannenmakerij nog maar nauwelijks ontstegen.
|
|