Bousset is de kern van de ui (de hedendaagse roman), nadat alle rokken afgepeld zijn, het niets. Het is de literatuuropvatting van Maurice Blanchot die Patricia de Martelaere in haar essaybundel Een verlangen naar ontroostbaarheid citeert: ‘Veeleer dan te schrijven om gelezen te worden, of om zichzelf uit te drukken, of om wat dan ook te bereiken, zou de schrijver, voor alles het zuivere niets willen realiseren in zijn werk, zonder aanwezigheid, zonder betekenis, zonder doel of bedoeling.’ Bonsset sluit met dat citaat zijn bundel Geritsel van papier af.
In De geuren van het verwerpelijke dient het theoretische discours van de Franse literatuurwetenschapster Julia Kristeva als ijkpunt voor die prozateksten die Bousset de moeite waard vindt om ze aan de lezer voor te stellen en hem ervoor te winnen. Zoals Blanchot pleit voor een literatuur waarin de taal zo gebruikt wordt dat ze er uiteindelijk in slaagt op een overvloedige en meeslepende wijze niets te zeggen, zo wenst Kristeva in haar standaardwerk La révolution du langage poétique (1974) de aandacht te vestigen op die literaire teksten die een taal gebruiken die de lezer uit de mannelijke, rationele, symbolische orde terugvoert naar een eerdere, op vrouwelijke intuïtie steunende fase, waarin de taaltekens nog méér klank en ritme zijn dan betekenis. Die fase noemt Kristeva de semiotische ‘chora’, die de symbolische orde perverteert en zich manifesteert in de vele verschijningsvormen van het verwerpelijke, zoals onder meer de drift, de destructie, de psychose, de perversie, maar ook het mysterie, de grenservaring, de fascinatie en de extase. Verwijzingen naar Kristeva's semiotiek treft men in De geuren van het verwerpelijke aan in essays over Stefan Hertmans' prozaboek Als op de eerste dag, Tongkat en Memoires van een luipaard van Peter Verhelst, Lichaamskunst (The Body Artist) van Don DeLillo, Miss Wyoming van Douglas Coupland, Allerzielen van Cees Nooteboom en Vrije val van Saskia de Coster.
Hugo Bousset verkent in zijn drie hier genoemde essaybundels de grenzen van de actuele
Gary Hill, ‘I believe it is an image in the light of the other’, 1991-'92 (detail), mixed media.
roman die hij in de openingszin van zijn in Amsterdam gehouden oratie, ‘De roman is een ui’, ook onvatbaar heeft genoemd. Toch wil de criticus, literatuurbeschouwer en essayist zich daar niet bij neerleggen en probeert hij voor zichzelf en zijn lezers een houvast te creëren door teksten van verschillende auteurs aan elkaar te koppelen en dan te expliciteren waarom de lectuur van de ene die van de andere doordringt, thematisch weerspiegelt, tot kritische distantie aanzet of aanleiding geeft tot een nog groter leesgenot. En verbanden ziet Bousset niet alleen tussen teksten onderling, maar ook met film en fotografie, beeldende kunst en dans. Over Ivo Michiels' roman
Sissi noteert Bousset in
Bevlogen lichtheid: ‘Opvallend is hoe bij Michiels film, literatuur en plastische kunst in elkaar overvloeien.’ Van de essayist Bousset kan onverkort hetzelfde gezegd worden. ‘Grenzen zien is ze overschrijden’, zegt het personage Moortgat tegen de schrijver Walter van den Broeck in het tweede deel van zijn romancyclus
Het Beleg van Laken. En dat is precies ook wat Bousset in zijn essays veelal met succes nastreeft.
Nu alweer meer dan twee decennia geleden heeft Gerrit Krol in De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels (1981) betoogd dat literatuur ‘de kunst van het samenvatten’ is. Meer dan in zijn vorige bundels lijkt Hugo Bousset die opvatting soms nogal letterlijk te nemen in zijn laatste bundel, De geuren van het verwerpelijke. De uitgekozen romans worden dan vrij