goed te merken dat hij uitstekend vertrouwd is met de moderne architectuurgeschiedenis, en ook met de manier van leven en denken die aan het modernisme ten grondslag ligt. Hij is naar eigen zeggen een autodidact die alles wil weten. Al sinds zijn tiende schrijft hij, maar hij komt er pas nu mee naar buiten omdat hij vroeger nooit tevreden was.
Van Zadelhoff heeft lef. Niet alleen begeeft hij zich met zijn stoelverhaal op gespecialiseerd kunsthistorisch terrein, hij stort zich ook nog eens vrolijk op een notoir ingewikkelde kwestie: de ontstaansgeschiedenis van de Freischwinger (ook bekend als zweefstoel, sledestoel of onder het Engelse cantilever). Die revolutionaire achterpootloze Bauhausstoel, waarvan het frame uit één enkel stuk metalen buis gebogen kan worden, (in zijaanzicht als ‘een 5 waaraan het bovenste horizontale streepje ontbreekt’), staat krachtiger nog dan welk gebouw ook symbool voor het gedachtegoed van de moderne avant-gardearchitecten. Hij beantwoordt in alle opzichten aan de idealen van een tijdperk. Hij is licht, eenvoudig van constructie, geschikt voor industriële productie. Hij biedt een goed zitcomfort en is hygiënisch. Alles eraan is rationeel. Niets is verspilling. De vormgeving volgt uit de functie en voldoet aan alle eisen van de machine-esthetiek: een toonbeeld van evenwicht en elegantie. Geen wonder dat verschillende kandidaten het vaderschap opeisen. De beruchtste juridische slag om auteursrechten uit de hele meubelgeschiedenis is aan dit stoelontwerp verbonden. Experts zijn trouwens doorgaans geneigd om zich wijselijk op de vlakte te houden als het hele gedoe rond wie nu de ware uitvinder of eerste ontwerper was ter sprake komt.
Maar Willem van Zadelhoff niet. Hij brengt een verrukkelijke gefictionaliseerde versie van het geboorteverhaal van de
Freischwinger. De stoelenleek die zich niet bewust is van de hopeloos verwarrende kwestie, zal daar geen enkel moment last van ondervinden. Een aangename lichtheid typeert de hele roman. De schrijfstijl is niet ongelijk aan de moderne ontwerptaal: licht, eenvoudig, zonder onnodige franje, uitermate geschikt om een loodzware geschiedenis te dragen. De gebeurtenissen krijgen eenzelfde vaart en levendigheid als de Nederlandse Bauhausarchitect Mart Stam en zijn Hongaarse collega Marcel
De ‘Freischwinger’ van Marcel Breuer.
Breuer wanneer Van Zadelhoff ze in 1926 op fietsen door de straten van Arnhem laat slingeren. Stam merkt daarbij betekenisvol op: ‘Fietsen is een kwestie van evenwicht.’ Schrijven is dat ook.
Het is de grote verdienste van Van Zadelhoff dat hij twee historische figuren die met de tijd steeds eenduidiger gereduceerd raken tot een handvol abstracte principes, weer springlevend maakt. Hij stuurt de jonge Bauhausmeesters Breuer en Stam op reis naar Arnhem voor een utopisch bouwproject en laat ze daar fietsen, dansen en zelfs champagne drinken. Merk op dat Mart Stam een geheelonthouder was. Marcel Breuer van zijn kant had in 1926 al de allereerste stoel (mét achterpoten) in metaalbuis ontworpen. Die was geïnspireerd op het stuur van zijn nieuwe Adler-fiets. Dat hij in Arnhem voor het eerst in zijn leven op een fiets zat, kan dus niet kloppen. En toch. Hun avonturen zijn zo geloofwaardig beschreven dat je voortdurend twijfelt. Zou Van Zadelhoff, die enkele mensen uit Mart Stams vroegere entourage persoonlijk kent, geheime historische bronnen hebben ontdekt? De suspens blijft er tot de laatste bladzijde in. Over de mysterieuze Mart Stam, die in een latere periode spoorloos verdween, is nog nooit een biografie geschreven. Van Zadelhoff doet er ons met zijn fragmentarische portret naar popelen.