meegegeven. Het college is bovendien net als zijn genoemde pamflet een polemiek met de overigens niet met name genoemde Van het Reve. Verwant zijn het opstel ‘Een snuifje wetenschap en een slok literaire kritiek’ en de oorspronkelijk in Vrij Nederland verschenen publicatie ‘Het raadsel der onwetendheid’, waarmee hij Tamar (Renate Rubinstein), die bewondering had uitgesproken voor de lezing van haar geestverwant Van het Reve, een stevig lesje leerde over de methodiek van het (literaire) interpreteren.
Twee grote essays wil ik nog speciaal noemen, omdat zij een aspect van Gomperts' werk laten zien dat niet zo bekend is. Het eerste is ‘Literaire kritiek’, een vlakke titel; het is de tekst van een lezing die hij in 1962 voor een groep neerlandici heeft gehouden. Voorop stond, blijkt ook uit de tekst, het didactische aspect: wat voor kritische methoden, bewegingen, scholen zijn er. Welnu, opvallend is de aandacht van Gomperts voor het Amerikaanse New Criticism van critici als Blackmur, Brooks, Warren etc., een beweging die in de formele aanpak van literatuur was geïnteresseerd. Het ligt voor de hand om te denken dat het juist de redacteuren van Merlyn zijn geweest die hun geestverwanten bij ons hebben geïntroduceerd, maar die gedachte blijkt nu dus onjuist. Het is trouwens wel aardig op te merken dat Gomperts in zijn lezing duidelijk liet blijken ook zwakke punten in het New Criticism te zien: hij constateerde ‘dat de methode geen waarderingsmaatstaven oplevert in esthetische zin, maar ook dat zij blind is ten opzichte van het in het oog springende onderscheid in de morele bedoelingen’. Ook hier dus al intenties.
Het tweede essay is een stuk van ruim veertig pagina's, oorspronkelijk verschenen in twee afleveringen van het tijdschrift
Tirade van 1982, ‘De tumor van het bewustzijn’ geheten.
H.A. Gomperts (1915-1998).
De ondertitel heeft iets negentiendeeeuws: ‘Gedachten over ik-gevoel, taalvermogen, vrije wil, schaamte en godsdienst’. Toch dekt deze ondertitel beter de lading dan de metaforische hoofdtitel. Waar het Gomperts in dit diepgravende, maar losjes geschreven artikel (die term mag men wel gebruiken) om gaat, is de vraag hoe het mogelijk is dat iemand zegt wat hij denkt en ook nog door een ander begrepen kan worden; met literatuur heeft het wel iets, maar niet direct te maken. Het stuk lijkt een vreemde eend in de bijt van Gomperts' werk. Toch moet men bedenken dat hij ook in de jaren vijftig al in zijn kritieken graag profiteerde van bevindingen van andere disciplines, zoals de psychoanalyse en de informatica. Zo bezien is dit grote essay geen
Fremdkörper, maar een sluitsteen in dit veelzijdige kritische oeuvre.
Rudi van der Paardt
h.a. gomperts, Intenties 1, 2 en 3. Essays en kritieken, Meulenhoff, Amsterdam, 2003, 654 p.