zers geen uitsluitsel geven. Hij wijst er overigens op dat een dagblad als De Telegraaf, vaak niet bang voor een schandaaltje, deze zaak onvermeld liet, volgens de auteur vanwege sympathie voor Colijns politiek. Dit zal zeker een rol hebben gespeeld, maar een beschouwing over de rol van schandalen in de politiek en de bijzondere positie van Colijn in dit opzicht had hier Langevelds wat rechtlijnige concentratie op Colijn moeten completeren. Colijn was kwetsbaar omdat hij zelf zijn persoonlijke leven (zijn werk als militair in Indië, zijn gezinsleven, zijn levensstijl) als politiek wapen inzette. Dit zegt iets over de politiek van die tijd, maar Langeveld doet er niets mee.
In deel twee concentreert de auteur zich op de minutieuze uitwerking van enkele klassieke thema's uit de Colijn-literatuur: vooral fascisme, Gouden Standaard en mei 1940. Door deze keuze krijgen we geen beeld van Colijns dagelijkse leven. Nu opteert Langeveld uitdrukkelijk voor een politieke biografie, maar ook het dagelijkse politieke leven komt weinig aan bod. Hoe zag een werkdag van de minister eruit, hoe werkte hij samen met zijn medewerkers, het zijn zaken die hooguit in het voorbijgaan aan de orde komen. Maar wat maakt Langeveld van de thema's die hij heeft gekozen? Bij Colijns defaitisme in mei en juni 1940 werkt zijn aanpak goed met een genuanceerd verhaal dat het beeld niet wezenlijk verandert maar wel nader invult.
Twee andere thema's overtuigen wat minder. In uitgesponnen beschouwingen behandelt Langeveld Colijns houding tegenover het fascisme en tegenover de Gouden Standaard, de koppeling van de Nederlandse gulden aan de waarde van het goud. Aan de literatuur daarover voegt hij uiteindelijk alleen op onderdelen iets toe en het eindoordeel is nogal klassiek: Colijn was geen fascist maar had wel sympathie voor het fascisme (in tegenstelling tot het nationaal-socialisme) en hij had veel eerder de Gouden Standaard moeten verlaten.
Hendrikus Colijn - Foto Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme.
Bij de discussie over fascisme en parlementaire democratie valt daarbij het gemis aan context op. Slechts in korte passages wijst Langeveld op de algehele en verklaarbare twijfel aan de democratie in het interbellum. Hij ontneemt zich er de mogelijkheid mee om meer te zeggen over de positie en populariteit van een leider als Colijn in deze tijd.
In de stukken over de Gouden Standaard valt Langevelds neiging tot oordelen op. Beurtelings verwijt hij Colijn kortzichtig dogmatisme (omdat hij de Gouden Standaard handhaafde) en princiepsloos opportunisme (omdat hij toen het er op aankwam toch weer gemakkelijk van standpunt veranderde; op economisch terrein, maar dit gold blijkbaar ook algemener). Een opportunistische dogmaticus: het is een mooie paradox, maar Langeveld laat de spanning onopgelost. Het lijkt er soms op dat hij bij het schrijven van de biografie zo'n hekel aan zijn hoofdpersoon heeft gekregen, dat hij liever oordeelt dan begrijpt. Ik had echter behalve een oordeel graag meer gehoord over het opportunisme, want men kan zich een regeringsleider bijna niet zonder die