Het duurt even voor Koen Peeters de lezer in dit boek enige vaste grond onder de voeten geeft, maar zodra de fragmentarische verhaallijnen een web gaan vormen, wordt het gebrek aan houvast al gauw een teveel, en verschijnen er zoveel schema's dat de chaos alleen maar vakkundig vergroot wordt. Peeters' encyclopedische verzamelwoede en associatiedrift zijn bekend uit zijn vorige boeken, maar meer nog dan in de rest van zijn oeuvre vullen vorm en inhoud elkaar hier aan in een eindeloos suggestieve symbiose. Overal duiken lijnen, patronen en voorschriften op die geacht worden zekerheid te bieden en zo de geestelijke vervuiling te saneren, maar uiteindelijk neemt de verwarring alleen maar toe.
De wisselwerking tussen Ben en Albert is maar een voorbeeld van de vele structuren waaruit dit boek is opgebouwd. Ook in het hotel waar Ben tijdens zijn werkzaamheden logeert, staan aardse nuchterheid en hogere sferen met elkaar in verbinding. Letterlijk: enerzijds grenst het gebouw aan het vervuilde industrieterrein, anderzijds aan Stella Maris, een voormalig parochiezaaltje waar nu de geesten worden vertroebeld met alles wat zweemt naar new age. Enigszins uit nieuwsgierigheid schrijft Ben zich in voor een cursus sjamanisme, maar opnieuw zijn de parallellen met zijn zogenaamd wetenschappelijke veldwerk aan de andere kant van het hotel opvallend groot. Terwijl hij overdag de bodemvervuiling in kaart brengt voor de firma Corp, proberen de new-agegoeroes 's avonds zijn ziel te ontrafelen door middel van ‘mindmapping’. De lijnen van zijn hand voorspellen zijn toekomst zoals de statistieken in zijn laptop beslissend zijn voor de bestemming van het industrieterrein.
Met de hem kenmerkende kunst van het combineren van ironie en ernst hekelt Koen Peeters de zweverige clichés die aan beide kanten van het hotel transparantie moeten suggereren maar uiteindelijk alleen verhullend werken. De tongue-in-cheekachtige stijl waarmee hij het gezwam van de new-agebeweging ontmaskert, herinnert aan zijn beschrijving van de literaire leesclubjes in Acacialaan, en net als in dat boek lijkt ook hier de ironie het enige dat weerstand biedt tegen elke vorm van (bij)gelovige extase. Het is ook het enige wapen dat de lezer ter beschikking heeft om zich te beschermen tegen de bizarre opdrachten die over het hele boek zijn verspreid: ‘Lezer, dit is het teken van Netzach, Neptunus/Vissen. Je vermenigvuldigt nu je persoonlijkheidsgetal met je opdrachtgetal. Herleid opnieuw tot een getal kleiner dan 10. Dit is je lotgetal. Zoek met dit getal in de laatst geselecteerde opdrachtenlijst deze ene opdracht die op jou bijzonder van toepassing is.’
Evenals de lezer krijgt ook Ben een opdracht. Om in Stella Maris voor zijn cursus te slagen moet hij een wetenschappelijke studie schrijven over mystieke religieuze verschijnselen, wat leidt tot hilarische confrontaties met de overige cursisten. ‘“Iets over stigma's,” zei hij. “Ja, stigmata's,” zei Leen. “Jawel, stigmatata's,” zei Ben. “Je bedoelt hoe wij soms gestigmatiseerd worden omdat we interesse hebben voor new age.” “Nee,” zei Ben, “hoe sommige mensen van die bloederige wonden krijgen in hun handen en voeten. Dat bloed lijkt me ook heel sjamanistisch. Het aquariustijdperk, we zien het toch rondom ons openspatten.” Leen veranderde snel van plaats.’
Aan het eind van het boek verandert ook Ben van locatie en zelfs van naam, maar overal botst hij op de bekende patronen. In de stad A, waar de gebouwen naar aanleiding van een grote modetentoonstelling zijn getooid met