overigens gerealiseerd door het productiehuis van Alzheimer: MMG, het vroegere Multimedia van Erwin Provoost. Dat was in de jaren tachtig verantwoordelijk voor een bescheiden revival van de Vlaamse film met de eerste films van Marc Didden (Brussels by Night), Dominique Deruddere (Crazy Love) en nadien ook de fameuze Urbanusfilms die Stijn Coninx tot publiekslieveling maakten van de Vlaamse (en Belgische) bioscoop. Na de Urbanusfilms is producent Provoost zich hoe langer hoe meer op televisiewerk gaan toeleggen om nu, via de weg van de televisie, opnieuw bij de film uit te komen.
Het minste wat je van De zaak Alzheimer kunt zeggen, is dat het een goed vertelde en efficiënt geregisseerde politiethriller is, vol handig gemanoeuvreerde plotwendingen en geregeld ook prettige stukjes dialoog. Het concept en de vormgeving van de film missen echter originaliteit. Ook dat heeft veel weg van een courante televisiepraktijk, waarin men eerder van formats dan van individuele projecten spreekt. Van Looy heeft met zijn Alzheimer een kopie gemaakt van de Amerikaanse gruwelthriller die na films als Seven en Silence of the Lambs zo populair is geworden. Een eenvoudiger, minder hoogdravend realisme had de film inhoudelijk relevanter en volwassener kunnen maken.
Team Spirit II kun je evenmin vakmanschap ontzeggen, ook al staat dat vakmanschap dan ten dienste van een weinig verheven soort entertainment, dat heel dicht bij de televisiesoap aanleunt. Het groepje voetbalvrienden uit deel een wordt in de tweede film geconfronteerd met alle perikelen die eigen zijn aan de leefwereld van jonge gezinnen. Deze zetten de jongensverlangens onder druk, te beginnen bij de voetbalbijeenkomsten. Er is sprake van overspel, gevoelens van verveling, onvrijheid, problemen met werk en vrije tijd. Dat zou op zich een interessante film kunnen opleveren, maar Verheyen doet weinig meer dan die problemen signaleren. Wie bovendien allergisch is voor een opgewonden jongens-onder-mekaar-sfeer, heeft niet veel boodschap aan deze film. Wat niet wegneemt dat Verheyen er met een virtuoze grondigheid in geslaagd is heel de Vlaamse celebrity-, pulp- en soapcultuur te mobiliseren en in een film onder te brengen.
2004 is ook het jaar waarin het Marc de Beleffect in de bioscoop zijn aantrekkingskracht
Affiche van Jan Verheyens ‘Team Spirit II’.
lijkt te hebben verloren. Naar
De zusjes Kriegel, geregisseerd door Dirk Beliën (die voor zijn korte film
Fait d'hiver in 2003 een Oscarnominatie kreeg) kwamen ongeveer 45.000 Vlamingen kijken. Dat is aanmerkelijk minder dan bij de twee vorige verfilmingen van werk van deze populaire jeugdboekenschrijver (
Blinker I & II). De vormgeving mag dan een stuk verzorgder zijn geworden, de acteursregie is schromelijk mislukt en het scenario is van een bedenkelijke kwaliteit. In het geval van
De zusjes Kriegel weten de makers duidelijk geen keuze te maken tussen de verschillende onderdelen van het verhaal: een onschuldig kinderavontuur, een thriller rond organenhandel, een maatschappelijk geëngageerd discours over probleemkinderen en een verhaal met bovennatuurlijke elementen.
Even faliekant loopt het af met De duistere diamant, de Suske en Wiske-film die in een vorig stadium nog door Dominique Deruddere zou worden gemaakt. Wat een vrolijke en enthousiaste excursie had moeten worden in de kinderlijke verbeeldingswereld van Vandersteen, is in de regie van Rudi van den Bossche akelig fout gelopen. De cineast slaagt er nergens in een toon te vinden voor zijn personages en zijn vertelling.
Wie in het filmjaar 2003-2004 met de prijs voor originaliteit gaat lopen, is in ieder geval de nieuwkomer Felix van Groeningen en zijn