bladen en was een tijdlang ook opvoeder voor kinderen in een preventorium.
Als publicist schreef Buyens essays over onder meer Willem Elsschot, Andreas Latszko en Emile Verhaeren, hij schreef allerlei verhalen, ook fantastische - sommigen noemden hem de eerste sciencefictionauteur van Vlaanderen - toneelstukken en boeken die verband hielden met zijn films. Kortom, Buyens was, als stichter van allerlei tijdschriften, toneelgroepen en culturele verenigingen, een bevlogen figuur.
In het begin van de jaren vijftig begon hij filmscenario's
te schrijven, onder meer als secretaris van een vereniging voor kankerbestrijding. Naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958 ontmoette Buyens Nic Bal, toen tv-verslaggever en later hoofd van de Vlaamse televisie, die hij kende uit het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze stelde hem voor voor de omroep te werken. Buyens werd freelancereporter, scenarist en realisator. Zo leerde hij het vak en produceerde weldra een opmerkelijke reeks portretten en sociale reportages. Daarnaast realiseerde hij documentaires als Jean Jaurès (1959) en Frans Masereel (1959), een kunstenaar die hem nauw aan het hart lag en op wie hij later ook nog in J'aime le Noir et le Blanc en Entretiens avec Masereel en Dialogues avec Masereel (alledrie van 1969) terugkwam, en onder meer In liefde bloeiende (1970), over Henriette Roland Holst-Van der Schalk
Toentertijd bestond ook nog het Belgische ministerie van Nationale Opvoeding, dat over een budget voor filmproductie beschikte. Buyens slaagde erin voor deze instelling, die zeer gewonnen was voor film, opmerkelijke documentaires te maken als het alomgeprezen
August Vermeylen (1963). Zowel de toenmalige Vlaamse televisie als de filmdienst van Nationale Opvoeding speelden aldus een belangrijke rol in de ontwikkeling van Frans Buyens als cineast. In wezen lag deze samenwerking voor de hand, aangezien beide overheidsinstellingen een belangrijke rol wensten te spelen bij de ontvoogding en de culturele
Dora van der Groen in ‘Minder dood dan de anderen’, een film van Frans Buyens uit 1992.
ontwikkeling van de eigen gemeenschap. Buyens' beginselverklaring paste toen in de audiovisuele visie van de overheid: ‘Films die enkel dienen om een industrie te maken, dienen helemaal tot niets, tenzij om mensen nog meer te manipuleren, om ze nog negatiever en passiever te laten worden. Wanneer het er echter om gaat films te maken waarvan de communicatie tussen mensen de basis is, het oplossen van elkaars moeilijkheden, het zoeken naar elkaars individualiteit, het bevorderen van het menselijke, dan zeg ik OK.’ Hijzelf bleef deze uitspraak in heel zijn werk trouw en daarom ging hij eerlijk zijn eigen weg, zonder compromissen te sluiten.
Dat dit niet zo makkelijk bleek, stelde de auteur-cineast vast bij de realisatie Vechten voor onze rechten (1962), een montage van stockshots van nieuwsagentschappen. Deze documentaire over de grote Belgische staking tegen de eenheidswet van 1961 zorgde voor een enorme controverse, zowel bij het centrumrechtse bewind als bij de socialistische vakbond. Geweigerd in landen als Polen en Rusland, ontving de film talrijke bekroningen in andere landen. Hetzelfde deed zich voor met Deutschland Terminus Ost (1965), een documentaire van negentig minuten over de bouw van de Berlijnse Muur. Dankzij de Nederlandse cineast Joris Ivens had Buyens financiële steun gekregen van de toenmalige DDR. Maar ongebonden als hij was, weigerde Buyens voor geld propagandafilms te maken. De cineast ging in Oost-Duitsland maandenlang met