| |
| |
| |
Laurien van den Broeck als Claire in ‘Moonlight’ (2002).
| |
| |
| |
Een Oscar van chocola
Films van Paula van der Oest
Dana Linssen
werd geboren in 1966 te Arnhem. Studeerde filosofie. Publiceert over film in ‘NRC Handelsblad’ en is hoofdredacteur van ‘de Filmkrant’.
Zelfs de troostprijzen braken in haar tas toen Paula van der Oest in 2003 naar Hollywood ging om een Oscar te halen voor haar speelfilm Zus & zo. Ze moest zich tevreden hoofdredacteur van stellen met een Academy Award van chocola. Maar in het Amerikaanse filmvakblad Variety noemde men haar de Woody Allen van Amsterdam.
Drie keer ging sinds 1987 de Oscar voor beste buitenlandse speelfilm naar Nederland. De verwachtingen waren dan ook hooggespannen toen begin 2003 bekend werd dat de Nederlandse speelfilm Zus & zo van Paula van der Oest (o 1965) genomineerd was voor een Academy Award in de categorie beste niet-Engelstalige speelfilm. Vierenvijftig films werden ingezonden, dus welbeschouwd is een nominatie al een prijs. Bovendien werd met de internationale aandacht voor Zus & zo ook een ander signaal naar de filmwereld afgegeven: het gaat goed met de Nederlandse film. En dan niet alleen met die films die door hun doelgroepgerichtheid horden tieners naar de bioscopen weten te lokken, maar ook met de Nederlandse kwaliteitsfilm.
In eigen land timmert Paula van der Oest al langer aan de weg. Na haar afstuderen aan de Nederlandse Film- en Televisieacademie in 1988 met de met de Cannon Award bekroonde korte film Zinderend, werkte ze eerst een aantal jaar als regieassistent van onder meer Ben Sombogaart (Mijn vader woont in Rio), Ben Verbong (De kassière) en Frouke Fokkema (Kracht). De korte film Het verlorene zal ik zoeken (1994) met in de hoofdrollen acteurs van het Amsterdamse toneelgezelschap De Trust en haar partner regisseur/acteur Theu Boermans krijgt een bioscooproulement als voorfilm bij Boermans' regiedebuut 1000 Rosen uit datzelfde jaar. Met haar eerste middellange fictiefilm, geproduceerd in de VPRO-televisiereeks Lolamoviola, een filmproject voor beginnende regisseurs, is het meteen raak. Coma (1994) wint een Gouden Kalf voor beste tv-drama en de Charlotte Köhler-scenarioprijs. Het fragiele verhaal over een zelfmoordenaar met geheugenverlies, gespeeld door
| |
| |
Arys Adamsons (Elvis) en Theu Boermans (Juris) in ‘De nieuwe moeder’ (1996).
Theu Boermans en Sylvia Poorta, zal ook een graag geziene film op veel internationale filmfestivals worden.
Een jaar later regisseerde ze Achilles en het zebrapad, weer een televisiefilm van krap een uur voor diezelfde reeks Lolamoviola's. Het scenario schreef ze wederom zelf, naar een kortverhaal van Yolande Jansen, die hiermee de essaywedstrijd van de Amsterdamse filosofiestudentenvereniging Cimedart won. Het verhaal werd eerder gepubliceerd in Filosofie Magazine en beschrijft de belevenissen van een brommerkoerier die meedoet in een wedstrijd om het ‘ongelukkigste bewustzij’. Ellis van den Brink, die de moeder van de koerier speelt, werd tijdens het Nederlands Film Festival genomineerd voor een acteerprijs en de AVRO bekroonde de film met ‘De belofte’, een stimuleringsprijs voor nieuw filmtalent.
Beide films bevatten al een aantal van de ingrediënten die later zo kenmerkend voor het werk van Van der Oest zouden blijken. Het opmerkelijke, soms onstuimige, soms gestileerde camerawerk van Birgit Hillenius, Van der Oests jaargenote op de Filmacademie, de voorkeur voor het werken met in het theater geschoolde acteurs en verhalen die hoewel dicht bij de alledaagse burgermansrealiteit, oog hebben voor de absurde kanten van het bestaan. Zelf ziet ze op dat moment de lichte toon waarmee ze zware onderwerpen behandelt, gecombineerd met herkenbare personages als kenmerkende eigenschappen voor haar filmwerk. Ook een geheel eigen vorm van humor kan haar niet ontzegd worden. En toen al was die terug te vinden in de manier waarop in de vormgeving en de art direction van haar films de weerbarstigheid van de materie werd aangetoond. Karakteristiek Hollandse koekblikken, zorgvuldig gesmeerde boterhammetjes, gesloten vitrages of juist naakte ramen verbeeldden een bijna verloren gegaan Nederland.
| |
| |
| |
Reis door de tijd
Acht jaar na haar afstuderen kwam haar eerste speelfilm. Met De nieuwe moeder (1996) bevestigde ze haar plaats in de Nederlandse filmwereld. Een plek die vanzelfsprekend en volwassen was. In tegenstelling tot haar generatiegenoten leek Van der Oest geen behoefte te hebben aan het afrekenen met jeugdzonden en demonen uit de kindertijd. De nieuwe moeder werd uitverkoren tot openingsfilm van het zestiende Nederlands Film Festival en gaat over de uit Letland afkomstige Juris die voor zijn zoon Elvis in Nederland de nieuwe moeder uit de titel hoopt te vinden.
Door de blik van een buitenstaander te kiezen geeft De nieuwe moeder een zeker voor 1996, als het Nederlandse landschap voor veel filmmakers als te plat wordt beschouwd, verfrissende kijk op polders, dijken en landwegen. In de als een roadmovie vermomde film rijden vader Juris en zoon Elvis in hun krakkemikkige Lada op zoek naar Juris' oude penvriendin Marie (Geert de Jong). Ze hebben het socialistische arbeidersparadijs achter zich gelaten toen de radio het einde van de communistische droom aankondigde en de moeder van Elvis haar hoofd in de gasoven stopte. Het jongetje heeft sindsdien geen woord meer gesproken.
De nieuwe moeder is tegelijkertijd een reis door de tijd, van de bekrompen jaren vijftig via de vrijgevochten jaren zestig tot in het verwarrende heden, en een reis door het landschap, dat terwijl een voice-over de brieven van Marie aan Juris voorleest, de spiegel van die veranderingen wordt. Zich voortdurend bewust van de dramatisch ironische voorsprong die zijn kennis van de Europese geschiedenis hem geeft, hoort de toeschouwer hoe Marie van meisje een volwassen vrouw werd. Hoe ze flirtte met het communisme, in de jaren zestig en zeventig een teken van progressiviteit, minirokjes wilde dragen en een hippiemeisje was. Met elke kilometer die vader en zoon van het Groningse noorden tot het Limburgse zuiden afleggen, groeit het bewustzijn dat die onschuld wel eens voorgoed verloren kan zijn. Daarmee neemt de vrees toe dat Juris' naïeve verlangen om Marie zomaar met zijn zoon op te zadelen wel eens heel anders kan uitpakken dan gedroomd.
In de manier waarop Paula van der Oest het landschap volpropt met de nog steeds met de blik van een buitenstaander bekeken Nederlandse vreemdelingen is al veel zichtbaar van het genot dat zij later in haar films in Hollandse stereotypen heeft. De lawaaierige vrachtwagenchauffeurs in het truckerscafé, de stugge politieman uit de Achterhoek die stiekem wat geld achteroverdrukt van die vreemde buitenlanders, het proleterige stelletje in de trein, de bitterballen etende en polonaise dansende bruiloftsgasten, zijn verre familieleden van het gepensioneerde stel in het single play Altijd yours/Voor never (1996) dat de dubieuze geneugten van de fastfoodwereld ontdekt en de vandalen in voor de Nederlandse Spoorwegen gemaakte
| |
| |
bedrijfsfilm Smakeloos (1997). En zo heel erg ver van het in Zus & zo geportretteerde Amsterdamse grachtengordelmilieu vol goedbedoelende kunstenaars, tobbende intellectuelen en liefdadige artsen staan ze ook niet.
Maar voordat Van der Oest die film kan maken, die naar eigen zeggen dicht staat bij haar eigen belevingswereld als - dan - dertiger en jonge geëmancipeerde vrouw, zal ze in haar tweede lange speelfilm weer voor de confrontatie tussen de afstandelijke en de nabije blik kiezen. Gedurende haar filmloopbaan en de voor de VPRO-televisie gemaakte films bouwt ze een goede band op met producent Jeroen Beker (nu een van de drijvende krachten achter het productiebedrijf Motel Films). Als Motel Films samen met de VPRO en het Nederlands Fonds voor de Film een plan initieert om jonge filmmakers in staat te stellen voor een laag budget een eerste of tweede lange speelfilm te regisseren, is het niet zo verwonderlijk dat Van der Oest een van de vier films die onder het motto ‘Route 2000’ worden gerealiseerd, voor haar rekening mag nemen. Route 2000 bracht onder meer ook de succesvolle film De Poolse bruid van Karim Traïdia voort. Van der Oest laat zich inspireren door krantenberichten over buitenlandse vrachtschepen die in Nederland aan de ketting liggen. De eigenaar is failliet, het schip verzegeld en de bemanning mag niet van boord. Maandenlang wachten ze op een avonturier die vracht en schip overneemt en hun terugreis verzekert.
De trip van Teetje vertelt zo'n verhaal, waarin de Rotterdamse kruimelcrimineel Teetje (Cees Geel) met gestolen geld een van die schepen opkoopt, met het vaste voornemen een rechtschapen leven te gaan leiden en zo zijn bruid (Thekla Reuten) het leven te bieden waar zij recht op heeft. Aangezien de bemanning van het schip ook bestond uit werkelijke Russische matrozen, laat Van der Oest, misschien wel niet helemaal bewust, in haar film een fascinerende ontmoeting plaatsvinden tussen de maakbare westerse samenleving en de desperate omstandigheden die voor veel inwoners van de voormalige Sovjet-Unie na het vallen van de Muur zijn ontstaan. Weer ontmoeten Oost en West elkaar. De wanhoop en de verwachting die op de gezichten van de Russische matrozen te zien is, is vast niet gespeeld. En het is wrang dat hun verlossing alleen in de filmwerkelijkheid plaats kan vinden.
Paula van der Oest onderscheidt zich wederom van haar generatiegenoten. Aan haar volwassen aanpak koppelt ze steeds meer een grote maatschappelijke betrokkenheid. Haar personages zijn stuk voor stuk op zoek naar iets wat hun bestaan zin kan geven. En als ze dat niet lukt, is er altijd nog de hand van scenarioschrijfster en regisseuse Van der Oest, die laat zien hoe mensen door hun leefomstandigheden én door de barrières die ze voor zichzelf opwerpen, worden wie ze zijn.
| |
| |
| |
Publiek winnen
Toch is de filmmaakster niet tevreden, zal ze enkele jaren later in interviews verklaren. Ze mag dan wel integere films maken die prijzen winnen en door de pers gewaardeerd worden, het publiek loopt niet storm. Het is onmogelijk om de regisseuse hier alleen voor verantwoordelijk te stellen. Ze begint films te maken op een moment dat het bezoek aan Nederlandse films zich op een absoluut dieptepunt bevindt, halverwege de jaren negentig. Nog geen één procent van alle filmbezoeken wordt in 1994 aan een Nederlandse film afgelegd. Als eind jaren negentig een pakket stimuleringsmaatregelen de filmindustrie een stevige impuls moet geven en filmmakers actief gaan nadenken over manieren om in te spelen op de behoefte aan vaderlandse varianten van thrillers en komedies, besluit ze samen met producente Jacqueline de Goeij een film te maken met maar één doel voor ogen: publiek te winnen.
Het resultaat is Zus & zo, een film die invloeden als Tsjechovs toneelstuk Drie zusters en Woody Allens Hannah and her sisters niet verloochent. Drie zussen en een broer dromen van het familiehotel Paraiso, in een geurig en kleurig Portugal waar altijd de zon schijnt. Een van de zussen zal het hotel erven, waarschijnlijk Michelle (Silvia Poorta), de oudste omdat het meestal de oudste is. Maar ook jongste Sonja (Monic Hendrickx) en middelste Wanda (Anneke Blok) denken dat daar in de verte hun ingeslapen levens gered kunnen worden. Dat wil zeggen, als dat rare jonge broertje (Jacob Derwig) van hen niet aan een vrouw raakt, want dan is alles van hem. Maar gelukkig valt hij al op jongens sinds zijn zussen hem in zomerjurkjes hesen.
Paula van der Oest filmt in Zus & zo wat ze het beste kan: gebroken kopjes in de kast, hoofdpersonen met eindeloze variaties op haar eigen krullenbos, suffe mannen en haaibaaien van vrouwen en de overvloedige groene planten in de tuin. Stuk voor stuk vertellen zij het verhaal dat sinds Achilles en het zebrapad, De nieuwe moeder en Altijd yours/Voor never door al haar andere verhalen schemert: dat van onhandig-grappige mensen op zoek naar geluk.
Ze neemt de eindeloze haatdragende en vergevingsgezinde momenten die familierelaties bepalen als uitgangspunt voor wat een vlotte hedendaagse zedenkomedie zal worden. De invloeden van opvoeding en erfelijke belasting worden op de schop genomen. Lichtvoetigheid overheerst, maar zelfs bij het ogenschijnlijk gelukkige einde kan Van der Oest het niet nalaten om een paar kanttekeningen te plaatsen over het recht op geluk dat haar personages menen te hebben. Overspel, alle uitersten van het seksuele spectrum, postmoderne verveling spelen evenzeer een rol in haar film als de vele intriges die de zussen smeden om hun geliefde hotel in handen te krijgen.
Zus & zo kent een bizarre vertoningsgeschiedenis, met een wereldpremière tijdens het filmfestival van Toronto op het moment dat in New York twee vliegtuigen de Twin Towers invlogen en een Nederlandse première op de
| |
| |
Anneke Blok (Wanda), Halina Reijn (Bo) en Sylvia Poorta (Michelle) in ‘Zus & zo’ (2002) - Foto VictorArnolds.
avond dat de aspirant-politicus Pim Fortuyn werd vermoord. De Oscarnominatie leek dan ook veel goed te gaan maken. Welwillende recensies in de Amerikaanse pers spraken van Van der Oest als de Amsterdamse Woody Allen. De Amerikaanse remake-rechten werden verkocht en er werd gefantaseerd over rollen voor Jodie Foster en Cameron Diaz. Oscar-sites tipten de film als een mogelijke kanshebber en ten huize van productiehuis De Luwte kon men zelfverzekerd grappen dat alleen het uitbreken van de oorlog in Irak nog roet in het eten kon gooien.
De oorlog brak uit, de Oscar ging naar de Duitse film Nirgendwo in Afrika van Caroline Link en de twee chocolade-Academy Awards die Paula van der Oest als troostprijs voor haar kinderen wilde meenemen, braken doormidden. Op zoek naar nieuwe chocola passeerde ze de beveiligingsbeambten van het evenement zonder toegangsbewijs en raakte ze verzeild in een comedy of errors die in een nieuwe film van haar hand niet zou misstaan.
| |
Maanlicht
Dat Van der Oest ook met de donkere tonen van het bestaan wel raad weet, bewees ze in de tussentijd met Moonlight. Haar vierde speelfilm regisseerde ze terwijl Zus & zo in Nederland nog op een gunstig moment voor uitbreng lag te wachten. Het duistere sprookje, waarin als in een omgekeerde Hans en Grietje een meisje en een jonge drugskoerier op de vlucht slaan, maakte ze naar een scenario van de experimentele filmer Carel Donck, die eerder symbolisch geladen scripts schreef voor de televisieseries Zwarte sneeuw en 9
| |
| |
dagen van de gier. Met weinig dialogen, Engels als voornaamste voertaal en een internationale cast en setting was het weer een film die op een breder publiek dan alleen het Nederlandse arthousecircuit mikte.
De film laat zich nog het beste omschrijven als een grote initiatierite, zoveel symbolisch geladen bloed stroomt er in Moonlight. Er wordt geleefd, geschoten, gestorven, ontmaagd, gemenstrueerd en al dat bloed vloeit om de verschillende overgangen tussen leven en dood en kindertijd en volwassenheid aan te geven.
Er klinken drie verschillende stemmen in de film, die door regisseuse Van der Oest met het nodige kunst-en vliegwerk bij elkaar gehouden worden. Eerst is daar de signatuur van Van der Oest zelf, trefzeker in haar observaties van wringende en vaak absurde verhoudingen tussen mensen. Dan die van scenarist Donck, met zijn voorkeur voor een magisch-realistische vertelwijze, waarin droom en werkelijkheid even realistisch mogen zijn. Cameraman Guido van Gennep was een van de oprichters van de Nederlandse filmbeweging De Fantasten, die pleitten voor meer fantastiek in de Nederlandse film. In de eerste lange speelfilm die hij draaide, laat hij het maanlicht uit de titel vele kleuren en gedaantes aannemen en vertelt zo het verhaal op een beeldend trefzekere manier.
Blauw, geel of wit kan de maan bij hem dag en nacht belichten. Zo laat hij het bijna als een stille film vertelde relaas van tienermeisje Claire (een wonderlijk intense Laurien van den Broeck, die voor deze rol dan ook terecht een Young Actor's Award kreeg op het filmfestival van Fort Lauderdale in 2003) dat op een dag een gewond drugskoeriertje in haar tuin vindt, zowel spannend als griezelig en ongemakkelijk aanvoelen en laat hij ook nog ruimte voor de interpretatie dat een deel van de gebeurtenissen zich alleen in het hoofd van de protagoniste afspeelt.
De vroegwijze Claire bevindt zich in dat rare schemergebied tussen meisje en vrouw en verzorgt de zieke jongen als een levende pop, een baby én een minnaar. Tederheid en wreedheid, ongemak en doortastendheid gaan hierbij hand in hand. Haar gedrag is niet alleen maar zorgzaam en onbaatzuchtig, maar ook kortzichtig en zelfzuchtig. Zij ziet in de hulpeloze pup een manier om te ontsnappen. Waaraan weet zij ook niet precies. Aan de koele en dwingend vrijblijvende zorg van haar ouders wellicht, een concertpianiste en een psychiater. Of aan het sluimerende gevoel dat zich met haar eerste menstruatie een leven vol verantwoordelijkheden opdringt. Platter gezegd: Claire stort zich in haar puberteit.
Met het idioom van die opstandige levensfase verliest de film aan narratieve zeggingskracht. De vlucht die Claire en het uit een onbenoemd land afkomstige jongetje vanuit de Luxemburgse bossen (weer zo'n symbool: het bos als onderbewuste) naar de stad (maar wel een moderne stedelijke jungle) nemen, is letterlijk stuurloos. Op de hielen gezeten door drugshandelaren
| |
| |
besluiten ze de smokkelwaar zelf te consumeren, met visuele en psychologische ontwrichting tot gevolg.
Dat zijn ook de aanknopingspunten voor de films waaraan Van der Oest sinds haar Oscarnominatie in alle rust en stilte werkte. Films, in meervoud, want door de grilligheid van het Nederlandse filmsubsidiërings- en financieringssysteem heeft Paula van der Oest het zich al lang gewoon gemaakt om meerdere projecten naast elkaar te ontwikkelen. Zus & zo liep al parallel met Moonlight, en ook in 2004 voltooide ze quasi tegelijk twee films: Madame Jeanette en Verborgen gebreken, naar het gelijknamige boek van Renate Dorrestein. Voortbordurend op de lessen van Zus & zo maakte ze van het met een volledig Surinaamse cast opgenomen Madame Jeanette een vrolijke publieksfilm over Ted en Bibi, een op en top Creoolse macho en een zorgzame Hindoestaanse, die geheel volgens de wetten van de romantische komedie nu eens gelukkig zijn en dan weer niet.
De film kwam in Nederland vooral in het nieuws omdat hij oorspronkelijk voor televisie was gedraaid en grote moeite had om een bioscooproulement te verkrijgen. In eerste instantie ging hij alleen in een buurthuis in de Amsterdamse Bijlmer in première. Mond-aan-mondreclame en een goede pers deden de rest. Madame Jeanette, die vol zit met grappen over raciale vooroordelen en seksualiteit, bereikte via een buurtbioscoop uiteindelijk toch de grotere Nederlandse filmzalen.
Verborgen gebreken beleefde net als Zus & zo zijn wereldpremière op het filmfestival van Toronto. Film en boek beschrijven de wonderlijke vriendschap tussen een oudere vrouw en eenjong meisje die beiden een geheim met zich meedragen. Als Madame Jeanette de opvolger genoemd mag worden van Zus & zo, dan gaat Verborgen gebreken verder op het in Moonlight onderzochte spoor waarin meer metafysische vragen over de staat van de wereld worden gesteld en psychologische onderzoekingen naar onder meer seksualiteit een rol spelen.
Op papier betekent dat dat het project waar Paula van der Oest zich binnenkort aan gaat wagen, De gelukkige huisvrouw, naar het boek van Heleen van Royen, een synthese tussen die twee artistieke sporen zou kunnen teweegbrengen. In Van Royens boek gaat een door postnatale depressies geplaagde vrouw op zoek naar de waarheid over haar vader die zelfmoord heeft gepleegd. Dit uitgangspunt leent zich bijna voor elke aanpak die Van der Oest tot nu toe heeft benut, van de psychologisch-symbolische tot de hilarisch-alledaagse. Met haar compassie voor haar hoofdpersonen en hun eeuwige aanspraak op dat zo vluchtige geluk, begint zich ook een thematische lijn af te tekenen in haar inmiddels niet meer zo prille oeuvre.
|
|