| |
| |
| |
Juffrouw Laps had zin in seks
Over bijfiguren in de literatuur
Elsbeth Etty
word geboren in 1951 te Hulshorst. Is redacteur, columnist en literair recensent van de krant ‘NRC Handelsblad’. Promoveerde in 1996 cum laude aan de Universiteit Utrecht op een biografie van Henriette Roland Holst. Publiceerde haar proefschrift onder de titel ‘Liefde is heel het leven niet. Henriette Roland Holst 1869-1952’. In 1997 ontving ze de Gouden Uil en de Busken Huetprijs voor deze biografie, die tevens een plaats verwierf op de shortlist van de AKO-literatuurprijs. Sinds 1 september 2004 is zij bijzonder hoogleraar in de literaire kritiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Adres: Prinsengracht 4, NL-1015 DV Amsterdam
Volgens Hans Ree, publicist, schaker en wiskundige,
worden kinderen die rekenen leren zonder in abstracties te denken voor hun leven verpest voor de literatuur. In NRC Handelsblad van 22 juli 2003 schreef hij dat op basisscholen niet meer de abstracte stelling uit de rekenkunde 2+2 = 4 wordt gehanteerd, maar dat er gerekend wordt volgens de methode 2 erbij 2. ‘Die afkeer van het abstracte en het formele ondermijnt de waarheid van de rekenkunde en maakt die afhankelijk van toevallige concrete gebeurtenissen. Wie opgegroeid is met twee erbij twee zal later een liefhebber worden van het op feiten gebaseerde drama. De innerlijke logica van het kunstwerk is niet meer genoeg, er moet iets bij dat eigenlijk irrelevant is, de overeenkomst met gebeurtenissen uit het echte leven’, aldus Ree.
Misschien voert het verband dat de wiskundige hier legt
tussen een verkeerde rekenmethode en een bekrompen literatuuropvatting te ver, maar ik geloof dat hij gelijk heeft. Ook ik ben op de basisschool, die indertijd nog lagere school heette, slachtoffer geworden van de toen reeds heersende afkeer van het abstracte. Wij moesten ter voorbereiding van ons toelatingsexamen voor de middelbare school zogenaamde redeneersommen maken. Dat waren vreselijke opgaven in de trant van: ‘Meneer P. vertrekt om 14.00 uur met de trein van A naar B, hij komt aan om 17.50 uur, hoeveel kilometer per uur rijdt die trein?’ Nooit heb ik zo'n som kunnen oplossen en ik vermoed dat veel mensen daar iets in zullen herkennen. In plaats van te rekenen stelde ik me voor wie Meneer P. was, of hij in Apeldoorn, Amersfoort of Amsterdam op de trein stapte, en of hij op weg ging naar Breda, Bussum of Boskoop. Was er trouwens wel een station in Boskoop en zo ja, dan kon ik toch gewoon in het spoorboekje kijken hoe lang die trein
| |
| |
erover deed? Als ik dan, dromend van Meneer P. en zijn reisdoel, uren over mijn huiswerk gebogen had gezeten en wanhopig mijn vader om hulp vroeg, maakte hij van mijn som een algebraïsche stelling die hij in een handomdraai oploste. De abstractie was veel spannender en veel eenvoudiger te begrijpen dan de op melige verhaaltjes gebaseerde opgaven in mijn rekenboek, maar werd door mijn onderwijzer niet geaccepteerd.
Gelukkig heb ik aan deze idiote, uit afkeer van het abstracte geboren rekenmethode geen voorkeur voor het op feiten gebaseerde drama overgehouden. Integendeel. Met Hans Ree ben ik van mening dat de slijmerige amfibie van het op feiten gebaseerde drama zowel de verbeelding als de waarheid bederft. ‘De verbeelding wordt geminacht en er valt in zulke drama's dan ook weinig verbeeldingskracht op te merken. En met de gepretendeerde waarheid wordt een loopje genomen.’
Wat voor het op feiten gebaseerde drama geldt, geldt wat mij betreft ook voor de op feiten gebaseerde literatuur en met name voor faction, fictie die deels is gestoeld op historische gebeurtenissen. In Nederland is Tomas Ross de belangrijkste vertolker van dit genre. Naar aanleiding van zijn thriller Omwille van de Troon waarin hij op volstrekt ongeloofwaardige wijze de beruchte Greet Hofmans-affaire aan het Nederlandse hof in de jaren vijftig reconstrueert dan wel fictionaliseert, heb ik in een recensie (NRC Handelsblad, 13 december 2002) mijn afkeer van dit genre onder woorden proberen te brengen. Mijn probleem ermee is dat je als lezer nooit weet wat waar gebeurd is en wat de auteur verzonnen heeft. Dan heb ik liever the real thing, een wetenschappelijk onderbouwd boek waarin serieus geprobeerd wordt de historische waarheid aan het licht te brengen.
Dezelfde moeite heb ik met het gelukkig weinig meer in zwang zijnde genre van de vie romancée, de gefictionaliseerde biografie. Mijn belangrijkste bezwaar: de lezer kan niet controleren wat op feiten berust en wat niet, de historische waarheid wordt bewust geweld aangedaan. Het mooie van pure fictie is dat de verbeelding vrij spel heeft, dat de kunstenaar een nieuwe werkelijkheid schept waarin alles mogelijk is en waarmee de lezer of kijker vervolgens kan doen wat hij wil. De beste romans of verhalen zijn multi-interpretabel, roepen meer vragen op dan ze beantwoorden en kunnen je om die reden een leven lang bezighouden.
In fictie is alles geoorloofd en ook de consument van fictie kan zich alles veroorloven: hij kan naar believen interpreteren, fantaseren, personages haten of liefhebben, achtergronden verzinnen, of een vervolg op het verhaal bedenken. Van die manier van lezen ben ik, zolang ik de taal machtig ben, een liefhebber geweest. Niet omdat de innerlijke logica van het kunstwerk voor mij niet voldoende zou zijn, niet omdat er iets bij moet dat eigenlijk irrelevant is, zoals overeenkomst met gebeurtenissen uit het echte leven,
| |
| |
Antoinette Mason © Nicolas Marichal.
maar wél omdat ik alles in het werk wil stellen om in de door de kunstenaar geconstrueerde logica door te dringen. Noem het een gebrek aan abstractievermogen, dat ik dan toch aan die redeneersommen heb overgehouden, zoals ik daar waarschijnlijk ook een andere handicap bij het lezen aan te wijten heb. Ik bedoel: een overdreven aandacht voor bijzaken en in het bijzonder voor bijpersonen. Zoals ik in plaats van naar een oplossing te zoeken van mijn redeneersom hele romans verzon over Meneer P. zijn uiterlijk, leeftijd, werk en woonplaats en reisbestemming, zo kan ik eigenlijk nog altijd geen roman lezen zonder me te verliezen in dromerijen over de biografieën van onbelangrijke of weinig prominente romanpersonages. En ik ben de enige niet. ‘Ik geloof’, schreef Menno ter Braak in 1931 aan Du Perron, ‘dat bijna iedere figuur in een boek zich leent, om weer door een ander tot ideaal-figuur te worden omgeschapen.’
| |
Een gekkin op zolder
En dat is precies wat ik zou willen doen: het schrijven van biografieën van onaffe, niet uitgewerkte, kortom door schrijvers tekortgedane personages. Zoals, om maar iemand te noemen, de invalide portier uit de eerste zin van Nooit meer slapen, Couperus' Vincent Vere uit Eline Vere, de vermoorde echtgenote uit Marcellus Emants Een nagelaten bekentenis, Vestdijks Ina Damman, enz. In
| |
| |
Nederland is dit een, voorzover ik weet, niet of nauwelijks beoefend genre. Jammer, want zo onzinnig of nutteloos als het lijkt om bijfiguren een eigen leven te gunnen, is het niet. Al zolang er literatuur bestaat, bestaan er spin offs van literaire werken: hoeveel klassieke tragedies zijn er niet gewijd aan wat aanvankelijk bijfiguren waren, broers, zusters, of kinderen van de eigenlijke helden? In de Angelsaksische literatuur is er de afgelopen decennia een ware hausse ontstaan in zogenaamde prequels en sequels, voorgeschiedenissen van of vervolgromans op beroemde boeken als Wuthering Heights, Jane Eyre, Pride and Prejudice. Niet altijd met evenveel succes, meestal zelfs tweederangs vergeleken bij het origineel, maar als dergelijke experimenten lezers kunnen terugvoeren naar de klassieke literatuur waaraan ze zijn ontsproten, is dat alleen maar winst.
Mijn favoriete bijfiguur was al op jonge leeftijd Antoinette Mason, de uit Jamaica afkomstige gekkin op zolder in Charlotte Brontës Jane Eyre. oftewel de eerste Mrs. Rochester. Omdat Rochester met haar gehuwd is, kan hij niet met Jane trouwen. Tien jaar lang houdt hij zijn waanzinnige echtgenote onder bewaking van verpleegster Grace Poole gevangen op zolder, totdat zij het huis in de fik steekt en van het dak springt. In de bijna 400 pagina's tellende roman zijn er hooguit tien aan deze Antoinette gewijd, waarin ze uitsluitend wordt beschreven vanuit het perspectief van Mr. Rochester. Maar wat zijn de achtergronden van haar tragedie, waarom behandelt haar echtgenoot haar zo wreed?
Jarenlang heb ik me het hoofd daarover gebroken, tot ik ontdekte dat Jean Rhys haar roman Wide Sargasso Sea (1966) aan Antoinette heeft gewijd. Een schitterende roman over een vrouw bij wie de slome Jane Eyre in het niet zinkt. Hoewel ze zich volledig aan de schaarse feiten houdt die Charlotte Brontë over Antoinette verstrekt, creëert ze een volstrekt nieuw personage en voorziet haar van een buitengewoon plausibele achtergrond, die ons meer leert over het negentiende-eeuwse victorianisme, het toen vigerende racisme en seksisme dan welke roman van Brontë dan ook. Overigens staat Wide Sargasso Sea volledig op eigen benen en valt deze roman heel goed te genieten door lezers die nooit van Jane Eyre hebben gehoord.
De mooiste beschrijving van de beestachtige wijze waarop Antoinette door Rochester wordt behandeld (en die door Charlotte Brontë als het ware wordt gelegitimeerd) legt Jean Rhys haar hoofdpersoon zelf in de mond. Antoinette zit dan al jaren op die zolder opgesloten en denkt: ‘Er is geen spiegel hier en ik weet niet hoe ik er nu uitzie. Ze hebben me alles afgenomen. What am I doing in this place and who am I?’ Haar identiteit is haar afgenomen, precies zoals Charlotte Brontë dat deed: wij lezers weten ook nauwelijks hoe zij eruitziet, laat staan wie ze werkelijk is. Misschien dat mijn interesse voor bijfiguren daaruit te verklaren valt. Het is mededogen. Bijfiguren worden door hun schepper zo vaak tekortgedaan
| |
| |
Juffrouw Laps © Nicolas Marichal.
In biografieën van hoofdpersonen ben ik minder geïnteresseerd - die zijn als het goed is al voldoende belicht door hun schepper, maar ik kan me voorstellen dat ook het biograferen van beroemde hoofdpersonen zoals Jane Eyre, Madame Bovary, Anna Karenina of Woutertje Pieterse tot nieuwe inzichten kan leiden. Vandaar dat ik benieuwd was naar het boek Madame Bovary, c'est moi van Anfré Bernard, een charmante collectie van verrukkelijke anekdotes waarin de auteur de verhalen achter de meest geliefde iconen van de wereldliteratuur onderzoekt: James Bond, Rumpole en Miss Marple en vragen beantwoordt als: wie was de echte Graaf van Monte Christo, was Tolstojs Anna Karenina gebaseerd op een bestaand persoon, waarom miste John Silver een voet en wie stond model voor Bram Stokers Dracula?
| |
Over zoogdieren, achterlijkheid en eigenhandig de kost verdienen
Voorlopig hou ik me maar bij bijfiguren uit de Nederlandstalige literatuur. Inmiddels heb ik voor NRC Handelsblad drie biografietjes geschreven: van juffrouw Laps uit Multatuli's Woutertje Pieterse, van Kniertje, de vissersweduwe uit Herman Heijermans' Op hoop van zegen en van Joba Katadreuffe, de eerste bewust ongehuwde moeder in de Nederlandse letteren en onsterfelijk gemaakt door Bordewijk in Karakter. Aan het schrijven van die drie biografietjes gingen drie buitengewoon interessante leeservaringen vooraf.
Neem juffrouw Laps, veruit het intrigerendste en gecompliceerdste personage uit Multatuli's Woutertje Pieterse en misschien wel uit zijn hele oeuvre. Dankzij haar heb ik ontdekt dat mijn manier van lezen, mijn aandacht voor
| |
| |
bijzaken en - personen zo gek nog niet is. Je kunt er veel van leren. Bijvoorbeeld dat vrijwel niemand Woutertje Pieterse daadwerkelijk gelezen heeft. Een enkeling associeert juffrouw Laps terecht met een zoogdier, omdat iedereen die wel eens in de Nederlandse literatuur heeft gegrasduind van het incident heeft gehoord waarbij de brave hulponderwijzer Stoffel, Woutertjes schijnheilige broer, de diepgelovige, bijbelvaste juffrouw Laps uitlegde dat zij tot de klasse der zoogdieren behoorde. Het beroemdste citaat uit Woutertje Pieterse, te vinden in alle uittreksels en honderdduizend keer aangehaald door darwinisten die het christendom belachelijk hebben willen maken, luidt als volgt: ‘Juffrouw Laps, zei Stoffel plechtig - en er was 'n gewichtig ogenblik aangebroken in 't avendje van juffrouw Pieterse - juffrouw Laps, je bent 'n zoogdier.’
Maar juffrouw Laps was zoveel meer dan een zoogdier, juffrouw Laps is één van de boeiendste vrouwenfiguren uit de negentiende-eeuwse literatuur. Weliswaar minder tragisch dan de eerste Mrs. Rochester, maar ze komt in de buurt. Multatuli heeft in haar met profetische blik een persoon getypeerd die we tegenwoordig herkennen in bepaalde Amerikaanse televisiedominees en rooms-katholieke geestelijken: godsdienstwaanzinnigen die hun leven wijden aan de interpretatie van de Schrift en anderen daarover de les lezen, maar intussen seksueel gefrustreerde zielenpoten zijn die hun toevlucht zoeken tot ontucht met kinderen of andere weerloze personen. Het is kennelijk een eeuwenoud verschijnsel, door Multatuli gedetailleerd beschreven, maar zelfs in het toch redelijk verlichte openbare onderwijs dat ik heb genoten nooit overgeleverd. Niet dat Woutertje Pieterse verboden was - zoals nu op reformatorische scholen expliciete beschrijvingen van de voortplanting - er werd eenvoudig over gezwegen. Juffrouw Laps, mijn arme juffrouw Laps is uit de literatuurgeschiedenis verstoten omdat ze als alleenstaande vrouw - o schande - wel eens zin had in seks.
Misschien is juffrouw Laps wel de enige ongetrouwde burgervrouw in de literatuur die deze aandrift uitleefde, ik denk in elk geval de enige negentiende-eeuwse Nederlandse vrouw. Toen ik Woutertje Pieterse tijdens mijn studie Nederlands voor het eerst las, kon ik mijn ogen niet geloven: een bekrompen, stijfgereformeerde alleenstaande vrouw uit de Amsterdamse kleine burgerij die een maagdelijke minderjarige jongen dronken voert om hem in haar bed te krijgen. U denkt wellicht dat ik het verhaal uit mijn duim zuig, dat ik de Wouter-geschiedenis verkeerd heb geïnterpreteerd, omdat zulke vrouwen in de negentiende eeuw niet bestonden en Multatuli zoiets onmogelijk kan hebben verzonnen. Ik geef toe: dat heb ik jarenlang zelf ook gedacht. Omdat er nooit een tentamenvraag over werd gesteld, nooit aandacht aan werd besteed in een literatuurgeschiedenis of tijdens colleges begon ik zo langzamerhand te geloven dat de seksuele aberraties van juffrouw Laps aan mijn eigen dirty mind waren ontsproten. De brave en in wezen weinig interessante
| |
| |
Kniertje © Nicolas Marichal.
Wouter is onderwerp van vele studies. Wetenschappers en kunstenaars hebben hun fantasie op hem losgelaten. Er is zelfs een beeldje van hem, samen met zijn zoete vriendinnetje Femke, dat op de Noordermarkt in Amsterdam staat. Andere bijfiguren uit de Wouter-geschiedenis, zoals de Hallemannetjes die zo bijzonder fatsoenlijk waren, zijn prachtig uitgebeeld door Lucebert op zijn wandschildering in het Letterkundig Museum in Den Haag. Maar juffrouw Laps? Wie wijdt nog ooit een gedachte aan haar?
Een vage schim van haar waart misschien rond in Chris van Abcoudes Pietje Bell, de avonturen van een Rotterdams schoenmakerszoontje, waarin veel aan Multatuli is ontleend. In Pietje herkennen we met gemak Woutertje, wiens overleden vader ook schoenmaker was, de zure drogist Geelman lijkt sprekend op Batavus Droogstoppel uit Max Havelaar en de bekrompen tante Kato waar Pietje zo de pest aan heeft is duidelijk geënt op juffrouw Laps, maar uiteraard ontdaan van iedere seksuele component. De geschiedenis heeft haar nog meer tekortgedaan dan de gekkin op zolder van Charlotte Brontë. Ik denk dat zelfs veel neerlandici niet weten wat de voornaam is van het ‘getergde zoogdier’, zoals Multatuli juffrouw Laps liefdevol noemde. Ze onthult zelf aan Wouter dat ze Kristien heet. (‘Zeg jy gerust Kristien, want zó hiet ik.’) Ik was dat ook vergeten. Wat de pedofiele neigingen van Laps betreft, blijkt mijn geheugen me echter niet in de steek te hebben gelaten. Je hoeft absoluut geen dirty mind te hebben om haar gedrag jegens Wouter als aanranding te bestempelen.
| |
| |
Ook over Kniertje deed ik interessante ontdekkingen. Zelfs wie Herman Heijermans, Nederlands meest gespeelde toneelschrijver, niet kent en wie zelden een theater bezoekt, heeft van Kniertje gehoord. Haar naam staat symbool voor het protest van de socialist Heijermans tegen de gewetenloze kapitalistische reders. ‘De vis wordt duur betaald!’ Kniertje heeft zich in het geheugen vastgezet als een tragische heldin, een Hollandse Moeder Courage. Maar ik kwam erachter dat van het beeld dat ons uit de literatuurgeschiedenis is overgeleverd helemaal niets klopt. Ze blijkt een onderdanige katholieke kwezel. Ik besloot mijn studie naar haar leven met de volgende conclusie: ‘De biografie van de 61-jarige overziende, luidt het antwoord op de vraag: wie was Kniertje, dat zij niet alleen een slachtoffer van kapitalistische uitbuiting en vrouwenonderdrukking was, maar vooral een prototype van vrome, onderdanige achterlijkheid. Ze staat in Scheveningen (waar een beeld van een vissersvrouw naar haar is genoemd) nog steeds over de zee te staren. Moge zij er bij een volgende storm zelf in waaien.’
Mijn biografietje van Joba Katadreuffe uit Bordewijks roman Karakter leverde weer andere vondsten op. Ik kon de onderbouwde hypothese presenteren dat de bewust ongehuwde moeder Joba Katadreuffe, anders dan ons altijd is voorgehouden door interpreten van Karakter, geen bijfiguur maar de hoofdpersoon is van deze klassieke roman én dat zij mogelijk is gebaseerd op een historische figuur: de tegenwoordig vergeten, in het Zeeuwse Yerseke geboren, Neeltje Lokerse (1868-1954), ijveraarster voor de rechten van ongehuwde moeders en dienstboden. Toen Neeltje van de lagere school kwam, werd zij dienstbode. Een van haar Haagse werkgevers, een ongehuwde man, verwekte een kind bij haar, maar weigerde haar te trouwen. Uit verontwaardiging over het onrecht en leed dat zij hierdoor ondervond, schoot ze in 1902 in zijn bijzijn een revolver af, niet om hem te vermoorden, maar om de aandacht te vestigen op wat haar en veel andere vrouwen was aangedaan. Die aandacht kreeg zij ook: zij belandde voor de rechter en haalde de landelijke pers. Haar geschiedenis kan de jurist Bordewijk niet ontgaan zijn. Ze hield lezingen in het hele land en in 1914 publiceerde zij de lijvige diepchristelijke roman Bertha van Doorn, onder andere over de dienstbode Johanna die net als zijzelf door een ‘heer’ zwanger was gemaakt en in de steek gelaten.
Wie Karakter en Bertha van Doorn naast elkaar legt, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat Bordewijk de roman van Lokerse als bron gebruikt heeft voor de biografie van Joba Katadreuffe. Soms heeft hij situaties, zinsneden en beeldspraken letterlijk overgenomen, maar Karakter is tevens een modern feministisch antwoord op Bertha van Doorn. Joba is in alles het tegendeel van de bigotte Neeltje Lokerse. Terwijl Lokerse net als haar personages belijdend protestants bleef, speelde het geloof der vaderen voor de nuchtere Joba geen rol meer. Pas op latere leeftijd noemt ze voor het eerst de naam van
| |
| |
Joba Katadreuffe © Nicolas Marichal.
God, tot verbazing van haar zoon. ‘Was ze godsdienstig? Hij had er nooit iets van gemerkt, al was ze van huis uit protestants.’ Een ander verschil: Lokerse ijverde ervoor dat mannen tot een huwelijk met de moeder van hun kind konden worden gedwongen, terwijl Joba Katadreuffe er een eer in stelde onafhankelijk te blijven en eigenhandig de kost voor zichzelf en haar kind te verdienen.
Net als bij ‘echte’ biografieën van ‘echte’ mensen stelt het schrijven van fictionele biografieën de biograaf in staat zich te verdiepen in de historische context waarin de gebiografeerde leefde, in diens faits et gestes en in de receptie daarvan. En dat is eerlijk gezegd de reden dat dit genre mij zo onweerstaanbaar aantrekt. Het geeft mij aanleiding om de klassieken te herlezen en iets toe te voegen aan wat anderen al over die boeken hebben geschreven. De ervaringen die ik daar tot nu toe mee heb opgedaan komen overeen met die van Italo Calvino. In diens onlangs in het Nederlands vertaalde boek Waarom zou je de klassieken lezen? schrijft hij onder meer: ‘omdat je op rijpere leeftijd waardering kunt opbrengen voor zoveel meer details, niveaus en betekenissen’. Als hij Vaders en zonen van Toergenjev leest of Demonen van Dostojevski kan hij er niet onderuit te bedenken ‘hoezeer de personages daarin tot vandaag de dag blijven reïncarneren. Het lezen van een klassiek boek zal altijd enigszins een verrassing inhouden vergeleken met het beeld dat we ervan hadden.’
Van juffrouw Laps, Kniertje en Joba Katadreuffe heb ik geleerd dat Calvino gelijk heeft.
|
|