Ons Erfdeel. Jaargang 47
(2004)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 502]
| |
Koloniaal gezin in Belgisch Congo, jaren '50 - Foto H. Goldstein.
| |
[pagina 503]
| |
Moord en brand
| |
De moord: ‘Gangreen 1: Black Venus’Moord en brand werd er geschreeuwd bij de publicatie in 1968 van Gangreen 1: Black Venus (vanaf nu: G1). Een zuurpruim van 't Pallieterke schreef: ‘Is daar niet op de bovenverdieping van een grootwarenhuis aan de Groenplaats het boek Gangreen van JG te koop? Natuurlijk verboden verkoop aan minderjarigen. Moet u meemaken. Op twee, drie stapels ligt het vooraan en publiek ter inzage. (...) Minderjarigen, jongens en meisjes, meestal tussen de klasuren, staan daar lustig te lezen zoals in de leeszaal. Waarom hoort men weinig of nooit in onze kerken de stem verheffen tegen die zedeloosheid?’Ga naar eind(1) Tja, een cover met een blote negerin trekt de aandacht en voor één keer was het niet eens een trucje van de uitgever: G1 is integraal gewijd aan vrijen, neuken, nummertjes maken, copuleren en ‘het doen’. Overigens had de schrijver in 't Pallieterke wél een punt: in de katholieke pers bleef het opmerkelijk stil. Had Bernard Kemp, recensent van De Standaard, zich dan niet geërgerd? Nee. Hij beweerde dat het ‘ganse oeverloze verslag van sexuele excessen’Ga naar eind(2) hem verveeld had. Kerkelijk Leven vond het jammer dat de schrijver ‘er levensbe- | |
[pagina 504]
| |
schouwelijk zulke zonderlinge meningen op na houdt’Ga naar eind(3), maar noemde hem toch maar een ‘grote, héél grote meneer, die 'n meesterlijk proza schrijft’.Ga naar eind(4) Nee, de katholieken lieten zich niet kennen. Het kabaal was vooral te horen aan de linkerkant van het politieke en mediaspectrum. Hier speelde ideologie een rol. Al is Jef, het hoofdpersonage van Gangreen, verzot op Kongolese vrouwen en al beschouwt hij Kongo als de wieg van alle beschavingen (‘de oerbronnen van Griekenland’), hij is ook een echte koloniaal, geen ‘godverdomde nikker’, een racist die soms zijn bediende wegstuurt, ‘walgend van zijn zwarte huid’.Ga naar eind(5) Herwig Leus schreef: ‘In een samenleving waar auteurs gelauwerd worden die het neerschieten van negers verheerlijken omdat het toch maar bavianen zijn, maakt Mein Kampf nog best een kans.’Ga naar eind(6) Ook Piet van Aken, zelf auteur van de Kongo-roman De nikkers, vond G1 ideologisch niet goed te praten. Het moet hem geschokt hebben dat zijn medejuryleden van de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Proza precies dàt verwenste boek wensten te bekronen. Piet van Aken stapte op, waarna de jury aan G1 de prestigieuze prijs toekende, met drie stemmen tegen één. Opnieuw valt het op dat de katholieke zuil weinig verzet liet optekenen. Terecht preciseerde Gazet van Antwerpen dat één van de drie voor-stemmen afkomstig was van Marcel Janssens, hoogleraar aan de Katholieke Universiteit van Leuven. CVP-minister van Cultuur Frans van Mechelen beschouwde G1 niet als zijn favoriete lectuur, maar legde zich neer bij het oordeel van de jury. Opnieuw was de kritiek van socialistische signatuur. De Franstalige socialist Guy Cudell zag in G1 een ‘kolonialistisch en racistisch boek’. Hierover geinterpelleerd in de Kamer antwoordde Van Mechelen dat hij noch Geeraerts' opinies over het Belgische koloniale beleid, noch zijn ‘erotische gedachten’ deelde, maar dat het literaire kaliber van de roman voorrang had op de moraal. Sterker nog, de minister beklaagde zich erover dat één van de juryleden (Piet van Aken) zich had onttrokken aan de democratische stemming. De minister van justitie, BSP'er Alfons Vranckx, was een openlijk tegenstander van het boek, hoofdzakelijk om fatsoensredenen. In november 1969 wandelde de Belgische Opsporingsbrigade (BOB) een Brusselse boekhandel binnen en nam daar enkele boeken mee, waaronder G1, zonder te betalen. Vranckx, politiek verantwoordelijk voor de BOB, zag daar niks verkeerds in. ‘Kamerlid Belmans (VU) stelde een vraag over het optreden van het parket. (...) Minister van justitie Vranckx antwoordde dat het gerecht inlichtingen mag inwinnen over wat de publieke opinie beroert en dat de politie boeken mag meenemen voor kontrole. (...) “Ik was persoonlijk wel verwonderd over het optreden van de gerechtelijke macht in deze zaak, maar ik kon het niet verhelpen.”’Ga naar eind(7)
Wat te denken, anno 2004, van die beroering? Beginnen we bij het begin. Ten eerste: is G1 erotisch? Het boek bevat passages die onbedoeld komisch | |
[pagina 505]
| |
zijn. Jef die ‘als een stier ejaculeerde’, een hitsige minnares die ‘begon te sissen als een pressure cooker, ze gilde “nêgwi, nêgwi!...”, liet een wind en viel stil’, waarna Jef klaarkomt ‘als een Storkpomp die contact krijgt en het was alsof ik geklopt eiwit schoot’Ga naar eind(8) - dat zijn geen seksscènes, dat is een gaarkeuken. Veel andere scènes zijn echter nog steeds behoorlijk opwindend. Als de Storkpomp even geen contact maakt, kun je niet anders dan erkennen dat Geeraerts een bijzonder getalenteerd erotisch schrijver is. Ten tweede: is Gl porno? Definieer pornografie als lectuur waarin De Daad centraal staat, en G1 is geen (of meer dan) porno. Waarover gaat het hier immers? G1 introduceert het personage van Jef, assistent-gewestbeheerder in Kongo, in de late jaren '50. Terwijl zijn vrouw de kinderen opvoedt of alweer zwanger is, geniet Jef met volle teugen van het leven: jagen, schransen, overspel plegen. Jefs overspel is, zo blijkt al snel, een extreme manier om zich los te scheuren van zijn vrouw en zijn verleden. De eerste keer dat we iets lezen over zijn vrouw, is op het moment dat Jef na een zéér teleurstellende wip alleen in bed ligt. Hij is down. ‘Het laken was nog lauw. Ik rook eraan. Geen geur. Opeens moest ik aan Marie Jeanne denken. Ik legde de handdoek onder het kussen en kroop huiverend onder de lakens.’ Het heeft iets te maken met Jefs devies: ‘...een vrouw die geen genot kan voelen is niet waard dat ze leeft...’ Als Marie-Jeanne vijftig bladzijden later nog eens in beeld komt, is ze bezig Jef de volle laag te geven: ‘...de litanie van alle heiligen die ik reeds zo vaak had horen afdraaien en die ik intussen had gerangschikt onder de rubriek “frustro-purito-christo-racistisch syndroom”...’ Als Jef een brief krijgt van zijn vrouw denkt hij: ‘...in de Middeleeuwen zou deze vrouw grote kans hebben gehad heilig verklaard te worden, nu was het lezen van dit duidelijke handschrift alleen maar een beetje zielig, een normaal mens zou er vrijwel zeker door ontroerd zijn geweest, maar de pel rond mijn hart werd er alleen maar taaier door...’Ga naar eind(9) Wanneer en hoe die ‘pel’ ontstaan is, komen we nog niet te weten. Tegenover de echtgenote staat de Grote Liefde: de onvruchtbare (!) negerin Mbala. Terwijl de echtgenote bakken kritiek over zich heen krijgt, inspireert Mbala Jef tot de vrouwvriendelijkste passages in het boek. Dankzij Mbala kan Jef doordringen tot in het hart van Kongo: hij wordt bloedbroeder van een inheemse stam. Maar de terugslag is pijnlijk: een geestelijke verraadt Jefs relatie met Mbala en haar stam aan zijn oversten. Jef ontsnapt aan het ergste, maar Mbala moet boeten - met de dood. Jef stelt de geestelijke verantwoordelijk voor Mbala's dood, maar de man is slechts de ‘boodschapper van de dood’: Mbala sterft door het bijgeloof van haar stamgenoten. Jefs afkeer van het katholicisme valt alleen te begrijpen door het te verbinden met zijn streng-katholieke echtgenote. De afkeer is irrationeel, er is niet met logische argumenten tegenin te roeien. In zijn uit- | |
[pagina 506]
| |
stekende recensie ontdekte Bernard Kemp meteen één wezenskenmerk van de Gangreen-serie: het is geen ideologische roman, maar een bewustzijnsstroom, niet realistisch maar psychologisch: ‘Het is wel duidelijk, dat in dit werk geen kolonialistische of antikolonialistische “doctrine” moet worden gezocht. De relatie tussen de ik-figuur en Kongo is een volstrekt persoonlijke.’ En ook plaatste hij, zeer tongue in cheek, vraagtekens bij het autobiografische van de roman. Is G1 écht gebeurd, zoals Geeraerts liet blijken? Het is ‘nauwelijks denkbaar, de seksuele krachtpatserij loopt namelijk de spuigaten uit...’Ga naar eind(10) Met al het gekakel in de Kamer waren deze opmerkingen nauwelijks hoorbaar, maar ze zouden aan belang winnen in het licht van G2. | |
De politie komt een kijkje nemen: ‘Gangreen 2: De goede moordenaar’Als overheden censuur uitoefenen, doen ze dat meestal op de verkeerde dingen en op het verkeerde moment. Als de BOB geweten had dat Geeraerts in G2 het hele koloniale bestel op de korrel zou nemen, had men misschien geen kruit verschoten aan de seksuele strapatsen van G1. Nu stonden ze erbij en keken ernaar. G2 is een oorlogsboek: Jef-de-ambtenaar stelt zich onder militair bevel om onlusten tussen de Baluba en de Lulua te beëindigen. Deze contextwissel verschaft Geeraerts de gelegenheid om zijn licht te laten schijnen over het hele koloniale bewind. Het bestuur in Kongo is erop gericht Europese handelsbelangen te dienen. De kolonialen zijn carrièristen, gespecialiseerd in cynische rekensommetjes. Ze interesseren zich niet voor het lot van de Kongolezen: dat stammen elkaar uitmoorden, is geen ramp. De Belgen hebben de ivoorhandel van de Arabieren in Kongo gewoon overgenomen, onder het mom van de bestrijding van mensenhandel. Een luitenant-kolonel zet Jef een maaltijd voor die verkwisting en een krampachtige verknochtheid aan het vaderland verraadt: ‘...en ik werkte het varkensvlees par avion uit Kenya naar binnen en het obligate peperdure witloof uit Zuid-Afrika-of-Mechelen plus de lauwe Beaujolais uit Algerije en soms kon ik van pure dégoût geen hap door mijn keel krijgen...’Ga naar eind(11) Maar was Jef zelf geen liefhebber van Europese lekkernijen? Dat bleek overduidelijk in G1! Gangreen is één van de eerlijkste boeken die ik ken: de auteur voert een alter ego op, inclusief denkfouten en karakterzwakten. Naast de militairen, de schraperige kolonialen en de laffe ambtenaren, is Jef zélf de perfecte illustratie van het Belgisch-Kongolese failliet. Met (vandaag nog steeds) schokkend sarcasme beschrijft Jef het Kongolese apartheidsregime: ‘...de stomme negers hadden een “pasreport de mutation” nodig, slechts geldig voor een maand, om zich godbetert te verplaatsen in hun eigen land, wij, voorzien van een blanke huid, rausden met topsnelheid over hun wegen, met in ons | |
[pagina 507]
| |
bezit twee dozen boordevol van voor hen nog onbetaalbare delicatessen, gewoon een namiddagje uit, de gril van twee hondsdolle Belgen...’Ga naar eind(12) De eerlijkheid frappeert: het koloniale kwaad wordt niet vertegenwoordigd door een tegenstander van het hoofdpersonage, maar door het hoofdpersonage zelf.
G2 is een naoorlogse variant op Joseph Conrads Heart of Darkness: met zijn mannen op oorlogspad verliest de koloniaal en getrainde militair zijn laatste laagje beschavingsvernis. Het regent wreedheden, niet alleen van de strijdende partijen, maar ook begaan door Jefs mannen. Het regent overtredingen, met als hoogtepunt het stelen van een vliegtuig, waarmee Jef zijn mannen gaat ontzetten die omsingeld zijn door vijandige troepen. Vanuit het vliegtuig gooit Jef granaten, waarna de vijand hem uit de lucht schiet.
Pardon? Een gestolen vliegtuig, granaten, een crash? ‘Geeraerts heeft nooit in een paracommando-eenheid gediend, heeft nooit valschermsprongen uitgevoerd en de beschreven “elite-eenheid” heeft nooit bestaan’Ga naar eind(13): dat is de harde waarheid. Toch liet de auteur, bij het verschijnen van G2, optekenen dat er in het boek ‘geen woord fictie’ stond en dat hij een autobiografisch schrijver was. Geeraerts loog blijkbaar en die houding bepaalde de ontvangst van G2. De sleutel voor de onwaarschijnlijke gebeurtenissen in G2 én G1, bevindt zich in de appendices van G2, waarin telkens een zwarte bladzijde uit de militaire geschiedenis wordt verteld. Ten eerste wordt het verhaal van Oradour-sur-Glane opgerakeld, een Frans dorp dat in 1944 werd overvallen door de SS. Oradour-sur-Glane ‘wordt door de Waffen-SS erkend als “de enige smet op het blazoen van het Korps”.’Ga naar eind(14) Ten tweede wordt de geschiedenis van My Lai verteld, een dorp in Vietnam dat op ongekend gruwelijke wijze werd uitgemoord door Amerikaanse militairen. In december 1969, toen Vlaanderen ruzie maakte over G1, wijdde het invloedrijke tijdschrift Time een cover story aan het drama en in 1970, terwijl Geeraerts schreef aan G2, volgde het proces van de verantwoordelijke luitenant Calley. Het was allemaal een vergissing geweest, bleek daar: ‘Op zeventig kilometer van het uitgemoorde My Lai bevond zich een dorp met dezelfde naam, een centrum van Vietkong-activiteit.’Ga naar eind(15) Ten derde wordt er verwezen naar de operatie ‘Dragon Rouge’ uit 1964. Paracommando's gingen Belgen bevrijden uit het door onafhankelijkheidskoorts bevangen Kongo. Ook bij deze aanval vielen opvallend veel burgerslachtoffers. Het leger was niet erg gediend van Geeraerts laatste literaire vondst: hun operatie ‘Dragon Rouge’ op één lijn zetten met nazi-misdaden en de zwartste bladzijde uit de Vietnam-oorlog. Het was allemaal overdreven en/ of gelo- | |
[pagina 508]
| |
gen, beweerden zij, net zoals de rest van de roman. Maar daar ging het nu net om: de appendices zijn duidelijk afgescheiden van de roman. Het zijn waar-schijnlijk de enige puur feitelijke hoofdstukken van G2. Ze bestaan voor een groot deel uit getuigenissen en citaten: Geeraerts-de-schrijver komt er niet aan te pas. Wat Geeraerts lijkt te zeggen, is: als dít allemaal mogelijk is, dan hadden de gebeurtenissen uit G2 kúnnen plaatsvinden. En dan klopt het, natuurlijk, dat G2 ‘geen woord fictie’ bevat: alles had kúnnen gebeuren. Waarschijnlijk heeft Geeraerts Kongo ook echt beleefd zoals hij het beschrijft: als het wegvallen van opvoeding en beschaving. Dat maakt van hem een autobiografisch schrijver die voortdurend liegt over zijn eigen leven. | |
Het onderzoek: ‘Gangreen 3: Het teken van de hond’In het zwakste deel van de tetralogie beschrijft Geeraerts zijn jeugd en zijn opvoeding, tot in het jaar 1946. Geeraerts wisselt flashbacks af met opmerkingen over het schrijfproces. Die opmerkingen worden zelfs nadrukkelijk naar voren geschoven als structuurelement: deel één van G3 heet ‘Corsica’, niet omdat de jeugd van Jef zich daar heeft afgespeeld, maar omdat Geeraerts zich op Corsica bevindt als hij deze bladzijden schrijft. En dat gaf het autobiografie-dilemma weer een nieuwe draai. Volgens prof. dr. Dina HellemansGa naar eind(16) begint Gangreen als een stroom van subjectiviteit en maakt de auteur, naarmate G2 vordert, een bocht: hij streeft naar meer objectiviteit, met het inlassen van officiële documenten en andere realistisch aandoende parafernalia. Nog steeds volgens Hellemans zet die beweging zich door in G3, als Jef veel moeite doet om zijn herinneringen zo zuiver mogelijk op papier te krijgen. Is dat zo? In G2 worden de gebeurtenissen juist vreemder en uitzinniger. Veronderstellen dat precies híer de mate aan objectiviteit hoger is dan aan het begin van Gl, lijkt me een sprong in het duister. Ik vind het makkelijker om te geloven dat Jef het bed deelt met een zwarte vrouw die afgaat als een fluitketel, dan dat hij de Conventie van Genève aan zijn laars lapt. Zoals Jef in G1 en G2 niet samenvalt met Geeraerts, zo is de schrijver in G3 duidelijk literatuur aan het maken van zijn jeugdherinneringen. Hij zoekt naar de juiste vorm, d.w.z. hij probeert er een zo mooi mogelijk verhaal van te maken. De ademloze stijl van G1 en G2 wordt afgeschud: er zijn onderverdelingen, kleine fragmenten en de taal is opvallend Vlaams gekleurd. Het resultaat is hoe dan ook een mooi verhaal, waarin Jef een indringend, soms pijnlijk, vaak ontroerend portret van zijn ouders schildert. G3 kreeg geen stormachtige ontvangst; daarvoor was het een te braaf boek. Geeraerts slaagt er niet altijd in de pregnantie van zijn jeugdherinneringen op de lezer over te dragen. Jefs jeugd, ‘uitsluitend omringd door vrouwen’Ga naar eind(17), lijkt veel op de favoriete speeltuin van Erwin Mortier, met dàt | |
[pagina 509]
| |
verschil dat je in Mortiers bonbondozen-romans zelden een seksuele initiatie zult vinden die erin bestaat dat het meisje moet pissen terwijl de jongen haar over ‘haar kale poepewiske’Ga naar eind(18) streelt. Maar de verteller die van zichzelf zegt dat hij als kind hypergevoelig was - ach, dat is toch wel gevaarlijk in de buurt van Cliché Country. Wat ook opvalt: er is in dit boek zo weinig te haten. Geen kolonialen, geen Kongolezen, geen militairen en vooral: geen echtgenote. Uit een interview met GeeraertsGa naar eind(19) blijkt dat hij nog lang door wilde gaan met zijn semiautobiografische Gangreen-serie, maar hij vergiste zich: er ontbrak nog maar één stuk in de puzzel: het huwelijk. De oerbron, niet van de beschaving dit keer, maar van zijn haat. | |
De ontknoping / het motief: ‘Gangreen 4: Het zevende zegel’Na het dipje van G3 toont G4 weer een schrijver op het toppunt van zijn krachten. De toon is ontspannen, de stijl eenvoudig: nogal wat recensenten vonden in 1977 dat G4 haastig en slordig geschreven was, vermoedelijk met het oog op publicatie voor de Boekenbeurs. Toch is er ook dit keer weer goed nagedacht over de vorm van de zogenaamde autobiografische feiten: flashbacks, flashforwards, dodelijk ironische citaten uit de bijbel, en dit keer geen Vlaams, maar bijna woordelijk Antwerps dialect. Dat Antwerps komt vooral uit de mond van de (naamloze) echtgenote. G4 is een soort ‘kroniek van een aangekondigde echtscheiding’: de ontmoeting met een streng-katholiek meisje, het huwelijk, het overspel in Kongo, de machtsstrijd na de terugkeer in België en ten slotte de lijdensweg van de echtscheiding. Opnieuw is Geeraerts vóór alles eerlijk: de schuld wordt grotendeels bij de echtgenote gelegd, maar Geeraerts' vriendin Eleonore (ook in het echte leven de naam van zijn levensgezellin) wijst erop dat zijn motieven om met haar te trouwen niet zuiver op de graat waren. Eleonore vervult in G4 de rol van Mbala in G1: de Grote Geliefde. Alleen doet ze dat uitermate kritisch. Met G4 sloot Geeraerts een hoofdstuk af in zijn schrijversloopbaan én zette hij een aantal denksporen uit voor later werk. Het personage Jef lijkt meer en meer te vervagen in G4: alleen in een flashback naar een spannende jachtpartij in Kongo krijgt hij nog iets van zijn vroegere grandeur terug. Geeraerts lijkt afscheid te nemen. In later werk, zoals de politieromans van de jaren '80 en '90, zullen autobiografische elementen een veel minder prominente rol spelen. Zo is het duidelijk dat commissaris Vincke enkele interesses deelt met Geeraerts. Lees het uitstekende Romeinse suite (1987) en tel maar op: een liefde voor lekker eten en mooie vrouwen, een probleem met echtelijke trouw, lak aan voorschriften en reglementen, kritiek op de Belgische staat en op het Vaticaan, opgeleid door jezuïeten, kennis van echtscheidingswetgeving. Sterker nog, de intrige van Romeinse suite draait volledig | |
[pagina 510]
| |
rond een echtscheidingskwestie. En lees vooral G3, in verband met de obsessie van Verstuyft met lingerie! Toch staat in de politieromans het verhaal voorop: dit zijn verre echo's en ze impliceren dat Gangreen een succesvolle onderneming was. Van meet af aan opgezet als een project van therapeutisch schrijven, lijkt het inderdaad te hebben geholpen. Geeraerts verwerkte, aan de hand van het personage ‘Jef’, zijn Kongo- en huwelijkstrauma. In de loop van de tetralogie trakteert hij de lezer op meningen over primitivisme en beschaving, over liefde en pijn en de manier waarop die twee elementen met elkaar verbonden zijn, over wie wij zijn en hoe wij over onszelf denken. Anno 2004 is Gangreen voor het eerst in één boek verkrijgbaar. Dit prachtig uitgegeven boek is de rehabilitatie van de cyclus: Gangreen is niet één schandaalboek met drie nodeloze sequels, het is een hecht gecomponeerde cyclus, waarin elk deel verhelderend werkt ten opzichte van het andere. Gangreen is een beeld van een land, van een tijd en van een volk. In die zin (en door de hoofdstukken over de Tweede Wereldoorlog in G3) zijn er wel enkele verbindingslijnen te trekken met Hugo Claus' Het verdriet van België. Literaire werken hebben geen soortelijk gewicht en ze tegen elkaar afwegen is onzinnig. Ik gebruik Het verdriet dan ook louter als baken. Kijk, dat lichtje daarboven op de Parnassos, dat is Het verdriet. En die vier lichtjes daarnaast, dat zijn Black Venus, De goede moordenaar, Het teken van de hond en Het zevende zegel. Allen daarheen! jef geeraerts, Gangreen: de cyclus, Meulenhoff/Manteau, Amsterdam/Antwerpen, 2003, 1.067 p. |
|