Wandelen met de oren
Zelf heb ik er geen enkel bezwaar tegen om onderweg mensen tegen te komen. Integendeel! Ik vind het juist het leukste van wandelen in Nederland. Dat je de mensen die je onderweg ontmoet, verstaat. En dat je niet, als in de verre ruige oorden, rondloopt als was je figurant in een film met onbegrijpelijke ondertitels. Waar anders dan in Nederland zou ik een ervaring kunnen opdoen als die warme zondagochtend, in dat piepkleine cafeetje achter Hummelo? Het lag verscholen tussen vijf oude kastanjes en vijf oude lindebomen en het heette Het Wapen van Heeckeren. Ik stapte er de voordeur door en de negentiende eeuw binnen.
Het moet méér dan honderd jaar geleden zijn dat er aan het gelagkamertje iets werd veranderd. Een verweerde toonbank als tapkast zonder tap. Een kast met spiegel en enkele drankflessen. In de wand de deuren van een bedstee, van toen Het Wapen behalve café ook nog herberg was.
‘'t Is wel oud, ja’, zegt een man met rode wangen die Evert Jan heet en koffie voor me neerzet met een rondo.
‘Tweehonderdvijftien jaar. In die buurt.’
De laatste eeuw, zegt hij, werd de zaak gedreven door zijn grootvader, daarna door zijn vader en na diens dood door zijn moeder, die nu 84 is en die hij helpt.
Na haar dood zal Evert Jan de zaak zelfstandig voortzetten.
‘Gaat u dan veranderen?’, vraag ik.
‘Ja’, zegt hij. ‘Dan wel. Dan neem ik nieuw behang.’
Even later schuifelt zijn moeder achter een looprek aan de gelagkamer binnen. Ze neemt plaats op een houten stoel, schraapt de keel en brult: ‘Prettige zondag.’
Moeder is wat doof, legt Evert jan uit.
Hij laat mij aan haar over want, zegt hij, hij moet nu warm eten.
‘Oma is bijna 85’, zegt de enige andere klant met onvaste stem, want hij is vroeg begonnen. ‘De fanfare oefent al!’
‘Houdt u er buiten!’, roept oma.
Ik zeg dat ik schrijver ben.
‘Schrijf maar op’, dondert oma. ‘Het is ner-re-gens goed voor om mo-dern te we-zen.’
Hieraan voegt ze toe dat het vroeger ook zo best niet was. ‘Het kwam voor’, zegt zij met lange spaties tussen de woorden, ‘dat men met acht big-gen naar de markt ging en met negen terugkwam.’
‘Oma bedoelt’, zegt de dronken man...
‘Stil!’, zegt oma. ‘De akker-bouw is op het ogen-blik ook da-len-de.’
‘Koeien hebben ze ook niet meer’, zegt de dronken man.