vooral een nogal onbeschaamd cliché is, meer iets voor in een romannetje eigenlijk.
In de kritieken werd Een liefde in Parijs dan ook hoofdzakelijk geprezen vanwege de stijl. Het verhaal mocht dan flinterdun zijn, als het op mooie, ontwijkende, impliciete formuleringen aankwam, was Campert nog altijd onovertroffen. Ongeveer zoals in zijn columns, kreeg je het ideeniemand immers die zijn taal zo elegant kon laten zweven tussen melancholie en montere levensaanvaarding op de korte termijn.
Maar een roman, ook een korte roman, stelt toch andere eisen, zo blijkt. Hoe licht en luchtig Camperts formuleringen ook zijn, na een paar pagina's ga je naar steviger kost verlangen, naar minder clichématige voorstellingen van het artiestenleven en scherpere vormen van zelfobservatie. Bovendien is Camperts stijl in dit boek minder perfect dan zijn beroepsmatige bewonderaars willen doen geloven. ‘Hij haalde zich de gedichten voor de geest die hij in die periode had geschreven. In geen kwam een vrouw voor of was aan een vrouw opgedragen’ - een opzichtig geval van verkeerde samentrekking. ‘Hij keek geïnteresseerd naar buiten, anders dan zijn Franse medepassagiers voor wie de huizen van de boulevard oud nieuws waren...’ - overbodige uitleg. ‘Richard constateerde ernstige door te veel geld voor sommige mensen veroorzaakte verknussing’ - een onbegrijpelijk gedrocht. ‘Al dat schrijven van hem was een laagje vernis. Als je de woorden wegkrabde bleef er niets over’ - nogal wiedes. ‘Hier in Parijs was hij gelukkig geweest, maar toen wist hij het niet en nu viel het niet meer te achterhalen’ - een wel heel open deur, en niet de enige.
In Nederland houdt iedereen van Remco Campert. Ik ook. Ik kan me voorstellen dat recensenten de ouder wordende schrijver graag een feestelijke pluim op zijn hoed steken, een lovend stuk schrijven is sowieso prettiger dan een kritisch. Maar een criticus mag zich niet door sympathie voor de persoon van de schrijver laten leiden. En zeker niet door het literaire klimaat. Hij zal zelf en zonder aanzien des
Ile Saint Louis, Parijs, op een Franse nationale feestdag - Foto Johan van der Keuken.
persoons moeten vaststellen of een boek die lof verdient of niet. En dat is hier naar mijn gevoel onvoldoende gebeurd.
Aan de hand van Een liefde in Parijs zou mooi onderzocht kunnen worden hoe canonvorming werkt in postcanonieke tijden. Van het boek werd destijds in de Nederlandse kranten al melding gemaakt toen de auteur zijn uitgever nog maar net had verrast met het manuscript, dat - als ik me goed herinner - niet eens voltooid was. Zijn nieuwe roman werd bij voorbaat als een literaire gebeurtenis van belang gezien. Natuurlijk volgden bij verschijnen talloze interviews. Daarin kon iedereen het verhaal van het boek (minus de clou) al lezen nog voor hij het boek in kwestie gezien had. En daarin werd ook de indruk gewekt van een nieuwe, minder luchthartige, ja zelfs tot kritische zelfanalyse geneigde Campert, een schrijver die ditmaal tot op het bot was gegaan.
Maar dat valt dus allemaal nogal tegen. Als Een liefde in Parijs door een onbekende auteur zou zijn ingeleverd, had de uitgeverij het manuscript met een standaardbriefje retour afzender gestuurd. Ach, het is een aardig boekje met hier en daar een aardige passage. Subliem is het in geen enkele betekenis van het woord.
Cyrille Offermans
remco campert, Een liefde in Parijs, De Bezige Bij, Amsterdam, 2004, 160 p.