platteland, centrum versus periferie, bebouwde ruimte versus open ruimte. ‘Rasterstad’ is een meerduidig en open concept dat volgens het Witboek beter geschikt is om de nederzettingsstructuur in Vlaanderen te beschrijven en te sturen. Het benoemt de rastervormige samenhang tussen compacte en minder compacte, centrale en perifere, bebouwde en open, fysieke, sociale en economische stadsfragmenten en dit op meerdere schaalniveaus. Het laat toe met een andere blik of op een andere schaal te kijken naar wat we stad noe men. Zo doelt het rasterachtige bijvoorbeeld zowel op het netwerkachtige patroon van linten en buitenwijken tussen kleinstedelijke kernen als op mogelijke samenwerking tussen de grote steden op het vlak van culturele infrastructuur. Rasterstad steunt op een ‘ontgrenzende’ opvatting waardoor kwesties zoals gemeentefusies, de exacte actieradius van een stadsgewest of de afbakening van stedelijk gebied en buitengebied een achterhaalde indruk maken.
Voor het
Witboek moet de stad het eerste niveau van politieke ordening zijn waar over het algemene belang (res publica) overlegd, onderhandeld en besloten wordt, vandaar de term ‘stadsrepubliek’. De stadsrepubliek vergt ten eerste een omslag naar meer lokale verantwoordelijkheid en naar meer decentralisatie op stedelijk niveau. Ten tweede bepleit het
Witboek de noodzaak van een meer op participatie gerichte democratie inzake politieke beslissingen die met de directe woon- en leefomgeving te maken hebben. In de stadsrepubliek wordt actief burgerschap gestimuleerd en treedt het stadsbestuur eerder op in een regisserende rol dan als onderdeel van het bestuur volgens een representatief-democratisch model. Zo ontstaat een accentverschuiving van het beheer van de stad naar de politisering van de stedelijke samenleving. De ontgrenzende benadering van de rasterstad werkt door in de stadsrepubliek door niet alleen de bewoners binnen de gemeentegrens als stadsburgers te beschouwen, maar alle stadsgebruikers. Ook wie suburbaan woont of pendelt naar het
Foto Hans Werlemann.
werk gebruikt de stad en heeft recht op inspraak in het stadsdebat.
Stadsplanning dient in de toekomst twee registers tegelijk te bespelen. Enerzijds moet ze een globale visie trachten te ontwikkelen die de krijtlijnen uitzet voor de ontwikkeling van de stad op lange termijn. Anderzijds moet ze kortlopende en concrete projecten uitwerken waardoor de visie aan de zichtbare resultaten van de stadsplanning kan worden getoetst. De interactieve wisselwerking tussen beide planningswijzen zien de auteurs van het Witboek als een motor van stedelijke participatieve democratie. Door de discussie over een visie voor de stad en projecten in de stad op te voeren binnen een ruimer kader dan het bestuurlijke en het professionele, kan een heus ‘stadsdebat’ gaan bloeien. Zo staat het planningsproces voor de uitbouw van Buda in Kortrijk als een kunsteneiland erg dicht bij het stadsdebat dat het Witboek voor ogen heeft, terwijl de strijd om het Lappersfortbos in Brugge juist die kans gemist heeft.
De toekomstvisie van het Witboek blijft niet theoretisch maar levert ook aanbevelingen op het niveau van acties. De academici hebben er alles aan gedaan geen stereotiep academisch onderzoeksdocument te presenteren. Het kent snedige en temperamentvolle passages en is wars van academisch fetisjisme zoals blijkt uit de afwezigheid van een stortvloed van voetnoten. De tekst is nadrukkelijk gestructureerd. Daardoor kan de lezer zich beperken tot de onderwerpen die hem interesseren en hoeft hij niet het hele boek te lezen.