| |
| |
| |
Het Europese project: van de regen in de drup?
Guy Janssens
werd geboren te Schilde in 1949. Is licentiaat vertaler-tolk en journalist voor de openbare Vlaamse Radio en Televisie-omroep VRT. Publiceerde in 2001 het boek ‘In de schaduw van Schuman’, over de Europese politiek van België.
Adres: Nieuwelei 33b, B-2640 Mortsel
Het leek niet stuk te kunnen in 1999. Europa was zwanger van de euro, de langverwachte spruit die Europa pas écht tastbaar zou maken voor alle Europeanen, van Portugal tot Finland. Tien nieuwe lidstaten stonden vol ongeduld te wachten om de club te vergroten. In België was er een nieuwe, dynamische regering aangetreden die klaar was om nationale en Europese, en ja, waarom niet, ook wereldgeschiedenis te schrijven. Er was een Europese top van Laken aangekondigd die de bakens zou verzetten. Een conventie werd bijeengeroepen om een Europese grondwet te schrijven en meteen de huishoudelijke regels bij te stellen na de uitbreiding van de Europese Unie tot 25 leden. Het ontwaken was ruw. Op 13 december 2003, in de vroege ochtend en veel vroeger dan verwacht, gooide raadsvoorzitter Silvio Berlusconi de handdoek in de ring. De onderhandelingen werden afgebroken. Dag met het handje tegen de Europese Grondwet die Europa eindelijk zijn echte plaats op het wereldforum zou geven... althans voorlopig.
De idee om een conventie bijeen te roepen om een Europese grondwet uit te vaardigen was langzaam aan gegroeid. Sinds halverwege de jaren tachtig vernieuwde de Europese Gemeenschap zich grondig via opeenvolgende verdragen. In 1986 was er de Europese Acte die de interne markt mogelijk moest maken, het zogenaamde ‘Europa 1992’. In 1992 kwam het Verdrag van Maastricht eraan met als kernstuk de Economische en Monetaire Unie die naar de euro zou leiden. In 1997 kregen we het Verdrag van Amsterdam en in 2000 het Verdrag van Nice. De verdragen begonnen de Europese burgers geleidelijk aan om de oren te fluiten. De politieke leiders beseften dat dit op den duur niet meer uit te leggen was aan die Europese publieke opinie. Het werd tijd dat het democratisch tekort eindelijk eens werd weggewerkt.
De idee van een conventie was nog niet voorgekomen in Europa. Tot nu toe werden alle Europese verdragen bedisseld in het kleine kringetje van poli- | |
| |
tici en diplomaten, in zogenaamde intergouvernementele conferenties (IGC's), vergaderingen van de regeringen achter gecapitonneerde deuren, ver van de dagelijkse besognes van de burgers. Daar hoeft niet eens een complottheorie achter te zitten. Sommige politieke leiders gaan ervan uit dat het de taak is van democratisch gekozen politici om politiek te bedrijven, ook Europese. Het heeft geen zin, zo argumenteren ze, om dat voor het oog van de publieke opinie te doen. Het eindresultaat zal wel worden voorgelegd, hetzij rechtstreeks aan de bevolking door middel van een referendum, hetzij aan de verkozen volksvertegenwoordigers in het parlement. Maar naarmate Europa zich van verdrag naar verdrag sleepte, werd het iedereen duidelijk dat het moment gekomen was om ‘boven water te komen’, om door middel van een ruimer opgezette conventie de blauwdruk van het nieuwe Europa te tekenen.
De tijd om de Conventie bijeen te roepen leek gunstig: met de pas ingevoerde euro kwam Europa plots wat dichter bij ‘de mensen’ te staan. Er zou dus ook wel wat goodwill zijn ten opzichte van veranderingen, met name de uitbreiding. De Conventie was ook een oefening in transparantie: Europa helderder en eenvoudiger, en dus ook inzichtelijker maken voor de Europese burgers. Vandaar het plan om alle verdragen onder één hoed te brengen in een Grondwet voor Europa. Daarbij zou in één moeite door de werking van de Unie worden gestroomlijnd, zouden er institutionele wijzigingen worden aangebracht en zou er een heldere tekst worden opgesteld die Europa begrijpelijk zou maken voor de burgers. Om de toetreding van nieuwe lidstaten soepel te laten verlopen zou ook de besluitvormingsprocedure opnieuw worden bekeken. De Conventie werd aangekondigd op de Europese top van Laken, die plaatsvond van 12 tot 15 december 2001. Het was een eerste grote Europese hoogmis van de paarsgroene regering in België, waarmee ze zich meteen een sterk profiel aanmat in Europa.
Kosten noch moeite werden gespaard. De Conventie werd groots aangepakt. De voorzitter, Giscard d'Estaing, en de twee ondervoorzitters, Giuliano Amato en Jean-Luc Dehaene, hadden namen als klokken. Verder bestond de Conventie uit meer dan honderd leden: vertegenwoordigers van de lidstaten, van de nationale parlementen en van de kandidaatleden. De openingszitting vond plaats op 28 februari 2002 en de Conventie sloot haar werkzaamheden af in juli 2003. Het huiswerk van de Conventieleden werd voorgelegd aan de Europese Raad van Thessaloniki. Het werd een gedegen werkstuk. De ‘Grondwet voor Europa’ werd begroet als een goed en samenhangend document, een handvest dat een kwalitatieve sprong voorwaarts zou betekenen en Europa zou helpen om de lastige stap naar de uitbreiding tot 25 en méér lidstaten te nemen.
| |
| |
Estland: vrouwen kijken in Narva naar de Russische grens - Foto Nicole Segers.
| |
Een ontwerp van grondwet
De preambule vat de kern samen: wat is Europa, waar willen we ermee naar toe? Ze klinkt een tikje gezwollen en roept herinneringen op aan de preambule van de Amerikaanse grondwet. En ja hoor, de beruchte woordjes over de ‘steeds hechtere vereniging’ (‘ever closer union’) waar de Britten koude rillingen van krijgen, staan erin: ‘In het vertrouwen dat de volkeren van Europa (...) vastbesloten zijn hun oude tegenstellingen te overwinnen, en, steeds hechter verenigd, vorm te geven aan hun gemeenschappelijke lotsbestemming.’ Verder: Europa als ‘een bakermat van de beschaving’, een ‘werelddeel dat openstaat voor cultuur, kennis en maatschappelijke vooruitgang’. Daarbij een vleugje Thucydides, een Griekse historicus, als slagroom op de taart. Als preambule moet dat niet meer zijn.
In de ontwerptekst is ook het handvest van de grondrechten van de Unie opgenomen. Daarover is tijdens de Conventie een stevige boom opgezet. De idee was om de Unie een stevige morele onderbouwing te geven door de basisprincipes op te nemen waarop die Unie is gebouwd, zoals menselijke waardigheid, recht op leven, eerbiediging van het privé-leven en het familieen gezinsleven. Het lijken op zich voor de hand liggende waarden, maar voor de beeldvorming van de Europese burgers zijn ze erg belangrijk. De Europese Unie of ‘Europa’ sleept al jaren het beeld met zich mee van een hermetische en ontoegankelijke constructie waar over landbouwprijzen en vrije concurrentie, over kartelvorming en BTW-tarieven wordt gediscussieerd en waar ministers in hun vergaderingen zelden tot een akkoord komen. Het handvest
| |
| |
van de grondrechten geeft de Unie een menselijk gelaat. Toch verliep de opname van dat handvest in de tekst van de grondwet niet zonder slag of stoot. Van Britse kant bestond de vrees dat het handvest van de grondrechten weer nieuwe Europese regelgeving tot gevolg zou hebben en de soevereiniteit van de eigen rechtbanken zou aantasten. Daarom werd afgesproken dat de grondrechten door individuele burgers niet voor nationale rechtbanken zouden kunnen worden afgedwongen, maar enkel voor het Europees Hof.
Heel wat prozaïscher is het eerste deel van de grondwet. Daarin gaat het over de bevoegdheden van de Unie, de Europese instellingen en de wijze van stemmen binnen de Europese ministerraad. Over deze punten zijn de meningen het grondigst verdeeld, en dan met name de manier van stemmen om een gekwalificeerde meerderheid te halen in de Europese ministerraad. Niet meteen een thema waarbij de Europeanen op het puntje van hun stoel gaan zitten van opwinding, maar wel uitermate belangrijk, want het gaat over de macht en de sterkte van de lidstaten.
In Nice, in december 2000, werd een nieuwe stemmenverdeling voor de lidstaten afgesproken, waarbij ook rekening werd gehouden met de nieuwkomers. Die stemmen zijn nodig om de gekwalificeerde meerderheid in de ministerraad te bepalen. Het aantal stemmen dat elke lidstaat kreeg, hing af van de geografische grootte en het aantal inwoners van de betrokken lidstaat. Achteraf werd dat systeem als ondeugdelijk beschouwd, vooral omdat de grote lidstaten in die nieuwe verdeling serieus aan macht inboetten. Daarom werd in de Conventie een nieuw systeem afgesproken dat ook in de ontwerpgrondwet werd opgenomen. Dat gaat uit van een dubbele sleutel: de Europese besluiten komen tot stand als drievierde van de stemmen van de lidstaten kunnen worden behaald en als ten minste tweederde van de leden voorstemmen.
Maar Spanje en Polen, die er in de stemmenverdeling van Nice goed waren uitgekomen, voelden zich op hun beurt benadeeld en gingen protesteren. In het nieuwe systeem moesten zij weer een stapje achteruitzetten. De ‘echte’ groten als Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië heroverden wat van hun macht. De nieuwe Spaanse socialistische premier Zapatero, die de Spaanse parlementsverkiezingen won na de aanslagen in Madrid van 11 maart 2004, verklaarde intussen zich soepeler te zullen opstellen dan zijn conservatieve voorganger Aznar. Ook Polen liet daarna weten bereid te zijn tot een compromis. Het ziet er nu naar uit dat er tegen eind juni 2004 toch een oplossing gevonden zal worden.
| |
Opstand
Macht en invloed, daar gaat het dus om. Met het oog op de uitbreiding komt het erop aan om in de nieuwe machtsverhoudingen de beste posities in te
| |
| |
Polen: grens met Oekraïne in de Bieszcady - Foto Nicole Segers.
nemen en duidelijk te maken wie de baas is. Een raak voorbeeld van een dergelijke machtsstrijd is de niet-naleving door Frankrijk en Duitsland van de drieprocentsnorm, het maximumtekort op de begroting dat door het Groeien Stabiliteitspact is toegestaan. Bovendien ontsnapten de twee landen zelfs aan een veroordeling tot het betalen van een boete, zoals de Europese Commissie had voorgesteld. In de ministerraad was er voor zo'n veroordeling geen meerderheid te vinden, tot grote woede van landen als Nederland.
Toch was de Duitse regering destijds zelf de uitvinder van het Stabiliteitspact. Toen halverwege de jaren negentig de Europese eenheidsmunt, de euro, geleidelijk aan realiteit begon te worden, werd de toenmalige Duitse regering ongemakkelijk. De christen-democratisch-liberale regering onder leiding van Helmut Kohl vreesde dat die euro een zwakke munt zou worden in vergelijking met de D-mark. Vooral omdat toen duidelijk werd dat ook de Italianen deel zouden gaan uitmaken van de club. En een Italiaanse deelname aan de eenheidsmunt was volgens de Duitsers toen niet direct een garantie voor een stabiele euro. De toenmalige Duitse minister van Financiën Waigel voerde de forcing: elk land dat tot de economische en monetaire unie toetrad en dus de euro aannam, moest beloven een strenge budgettaire discipline in acht te nemen. Als het begrotingstekort niet onder de drie procent bleef, en als er geen heel goede reden was om die norm te overschijden, bijvoorbeeld een plotse economische recessie, dan moest een boete worden betaald. De Duitse publieke opinie moest er immers van worden overtuigd dat die euro even sterk zou zijn als de D-mark, anders zou ze de euro nooit slikken.
| |
| |
Wie had toen durven vermoeden dat een jaar of zeven later diezelfde Duitsers de eerste overtreders van hun eigen strakke regels zouden worden? En sterker nog: dat ze samen met de Fransen een uitzondering op de boeteclausule zouden krijgen. Want ook de Fransen - maar dat was minder opzienbarend - slaagden er niet in binnen het begrotingskader te blijven.
Voor Nederland was de maat vol. De Nederlandse minister Zalm, gesteund door een aantal andere lidstaten, sloeg op tafel. Hij pikte het niet dat er met het stabiliteitspact lichtzinnig werd omgesprongen en dat er net voor de twee ‘groten’ een uitzondering werd gemaakt.
Dat Nederlandse protest behoeft geen verbazing. Nederland staat vanouds bekend als een land met een traditie van budgettaire discipline. Bovendien heeft de regering bestaande uit CDA, VVD en D66 van het terugdringen van het begrotingstekort een erezaak gemaakt. Zowel minister-president Balkenende als minister van Financiën Zalm hebben van rigoureuze bezuinigingen het sluitstuk van hun regeringspolitiek gemaakt. In zo'n klimaat is het op het thuisfront moeilijk uit te leggen dat andere lidstaten die straffe begrotingsregels zomaar aan hun laars lappen. Daar komt bij dat Nederland een zogenaamde ‘nettobetaler’ is. Dat wil zeggen dat het meer bijdraagt tot de Europese begroting dan het eruit terugkrijgt. In een perfecte wereld zou een dergelijke opvatting niet mogen bestaan. Een nettobetaler is per definitie een rijker land dat door zijn hogere bijdrage aan de Europese begroting solidariteit betuigt met de armere lidstaten.
Diezelfde kritische houding zie je ook in het Nederlandse standpunt tegenover de Commissievoorstellen over de financiering van de Unie. Het hele financieringssysteem wordt opnieuw bekeken om de Unie financieel werkbaar te houden na de uitbreiding. Daarbij wordt een verdeling gemaakt tussen de lusten en de lasten van de verschillende lidstaten: hoeveel krijgen ze van Brussel en hoeveel moeten ze bijdragen? Een moeilijke evenwichtsoefening waarbij moet worden vermeden dat men naar een ‘juste retour’ gaat, waarbij op een apothekersschaaltje wordt afgewogen hoeveel een lidstaat bijdraagt en hoeveel hij uit die begroting terugkrijgt. Maar tegelijk moet er op worden toegekeken dat er geen al te grote scheeftrekkingen plaatsvinden. Te hoge bijdragen van de rijkere lidstaten aan de Europese Unie zijn door de bewindvoerders moeilijk te verkopen aan hun publieke opinies.
De nieuwe financieringsregeling die de Commissie voorstelt, dreigt de volgende jaren een bijzonder moeilijke discussie te worden. Een discussie die de notie van solidariteit met de nieuwe lidstaten sterk op de proef zal stellen. Concreet wil de Commissie dat de Europese begroting tegen 2011 stijgt van 110 miljard tot ongeveer 155 miljard euro.
| |
| |
De nettobetalers zeggen resoluut nee. In navolging van Margaret Thatcher twintig jaar geleden weerklinkt: ‘We want our money back’. De ijzeren lady zal het graag horen.
| |
Nederland en België: verder uit elkaar
Ook voor België betekenen de nieuwe begrotingsvoorstellen een financiële aderlating. De Belgische bijdrage zou volgens de berekeningen van het planbureau met 50 % stijgen. Zelfs voor het pro-Europese België is dat wellicht een brug te ver. Temeer omdat België in de opvatting van de Commissie toch nog altijd een netto-ontvanger zou blijven. Dat komt omdat de administratieve uitgaven van de EU, dat zijn de salarissen van de ambtenaren en de huur van de Europese gebouwen in Brussel, als inkomsten voor België worden beschouwd.
Maar veel moreel gezag heeft België nog niet als het over begroting gaat. Door zijn hoge overheidsschuld staat het nog altijd min of meer onder curatele van de Europese Commissie. Het is verplicht op zijn begroting jaar na jaar een overschot aan te houden van zes procent, interestlasten niet meegerekend. Dit ‘primair saldo’ wordt ook in 2004 niet nageleefd, wat België op een vermaning van de Europese Commissie zou kunnen komen te staan. Toch gaat de Belgische regering prat op haar begrotingsbeleid. Ze heeft de afgelopen jaren telkens een evenwicht of een licht overschot kunnen boeken en wil op die manier tonen dat zij haar Europese huiswerk maakt. België komt inzake begrotingscijfers van ver. Door lichtzinnig om te springen met het overheidsgeld tussen halverwege de jaren zeventig en begin van de jaren tachtig heeft het een overheidsschuld opgelopen die tot ver boven de 130 % van het bruto binnenlands product uitschoot. Tien jaar geleden waren er weinigen die erop durfden te wedden dat België de EMU in de eerste kopgroep zou halen. Daar waren de aanvangscijfers te beroerd voor. Toch heeft België het gehaald door de pressie van de opeenvolgende regeringen. In Nederland bestaat er veel respect voor de inspanningen maar men is daar niet vergeten dat het in België op het stuk van begroting ooit behoorlijk uit de hand is gelopen. Een voorbeeld van loepzuivere boekhouding is België in de ogen van de Nederlanders dus nog altijd niet.
Het is maar één van de geschilpunten tussen België en Nederland inzake Europapolitiek. België zat de afgelopen decennia stevig gebeiteld in het kamp van de ‘Euro-believers’. Het land is een groot voorstander van wat de ‘communautaire methode’ wordt genoemd. Dat betekent meer macht voor de supranationale instellingen zoals de Europese Commissie en het Europees Parlement en minder voor de natiestaten. Op zoveel mogelijk gebieden moet het systeem van gekwalificeerde meerderheid gelden, m.a.w. het vetorecht in de ministerraad moet zoveel mogelijk worden ingeperkt. Nu is dat ook altijd
| |
| |
het officiële standpunt geweest van de Nederlandse regering. Maar in de praktijk was Nederland altijd een beetje ‘torn between two lovers’. Soms was het strak in de orthodoxe Europese leer, dan weer legde het een ‘gezond’ scepticisme aan de dag tegenover al te veel Europese voortvarendheid. Het meest beklijvende voorbeeld van het eerste, dat Nederlandse diplomaten in Den Haag nog altijd koude rillingen bezorgt, was de ontwerptekst voor de Europese Unie die begin jaren negentig tijdens het toenmalige Nederlandse voorzitterschap werd geproduceerd. Die ging zover in federalistische zin dat zo goed als niemand, België en Luxemburg uitgezonderd, hem kon steunen. Het was een ware afgang voor de Nederlanders, en er zijn toen ongetwijfeld dure eden gezworen dat zoiets niet meer zou gebeuren. Het gevolg is dat Den Haag wel twee keer zal uitkijken voor het zich nog eens in al te voortvarende Europese avonturen stort. Sindsdien wordt een erg voorzichtige koers gevaren.
Ook in het buitenlandse beleid zijn de verschillen tussen Brussel en Den Haag opvallend. Ruwweg kun je stellen dat Brussel altijd meer naar Parijs heeft gekeken terwijl Den Haag veeleer de kaart trok van Londen en Washington. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de gunstige opstelling van de regering-Balkenende tegenover de Amerikaans-Britse interventie in Irak, terwijl België samen met Frankrijk en Duitsland de tweede golfoorlog afkeurde. Deze verschillen zijn nog aangescherpt door de politieke constellatie van de laatste jaren. In Nederland werd de paarse coalitie in 2002 afgelost door een regering waarin CDA en LPF, de partij van de vermoorde Pim Fortuyn, de lakens gingen uitdelen. Dat gebeurde na de dramatische verkiezingen van mei 2002. Hoewel die constellatie het niet lang uithield en er in januari 2003 alweer nieuwe verkiezingen waren, bleven CDA en VVD de dienst uitmaken.
In België kregen we dan weer een ander beeld te zien. Terwijl paars in Nederland amechtig zijn laatste adem uitblies, was deze politieke formule in België erg nieuw en fris. Op Buitenlandse Zaken kwam de zeer actieve Franstalige liberaal Louis Michel die zijn kans schoon zag om geschiedenis te schrijven, ook Europese. Op de Europese top van Nice eind 2000 verbaasde het duo Verhofstadt-Michel vriend en vijand door zeer strijdvaardig de Belgische belangen te verdedigen. Daarbij kwam het zelfs tot een regelrecht conflict met Nederland betreffende de nieuwe stemmenverdeling in de ministerraad.
Botsende persoonlijkheden speelden ook een rol. Destijds kon het duo Dehaene-Kok het goed met elkaar vinden, wat een gunstige weerslag had op politiek vlak: de Europese politieke violen werden vaak samen gestemd. Dat leverde sterkere posities op in het Europese concert: als kleinere landen
| |
| |
Roemenië: grens met Moldavië - Foto Nicole Segers.
samenspannen, kunnen ze front vormen tegen de groten. Met Verhofstadt werd het anders. Zijn gedreven manier van politiek bedrijven botste wel eens met andere Europese leiders. Met Chirac kwam het tot een aanvaring in Nice. De drie ‘groten’ leerden Verhofstadt een lesje tijdens het Belgisch voorzitterschap in 2001, door voor de top van Gent apart te vergaderen, zonder de voorzitter. Op diezelfde top werkte Verhofstadt ook op de zenuwen van commissievoorzitter Prodi. Het minste wat kan worden gezegd is dat Verhofstadt een aantal Europese leiders lichtjes enerveerde. Een Belgisch initiatief voor een Europese defensie en een hoofdkwartier in Tervuren stierven een stille dood.
In Nederland trad halverwege 2002 de christen-democraat en ‘domineeszoon’ Balkenende aan. Een groter verschil in karakter en politieke opvattingen tussen de nieuwe Nederlandse minister-president en zijn Belgische tegenpool was nauwelijks denkbaar. De uiteenlopende opvattingen in de Europese dossiers werden door die verschillen in persoonlijkheid nog eens aangescherpt. Men kan zich zelfs afvragen of er tussen de beide hoofdsteden nog wel veel moeite wordt gedaan om gezamenlijke standpunten in te nemen.
Dit bleek nog eens ten overvloede uit de standpunten in verband met de toetreding van tien nieuwe lidstaten. Hoewel het woord ‘historisch’ in Europees verband ook wel eens misbruikt wordt, is het in de samenhang met de nieuwe uitbreiding echt wel op zijn plaats. Om te beginnen door de dimensie ervan. Nog nooit eerder begroette de Unie zomaar eventjes tien
| |
| |
nieuwe lidstaten in één keer. Voorheen waren dat er maximum drie tegelijk. Die uitbreiding was politiek onvermijdelijk geworden door de ineenstorting van het Oostblok.
Het gevaar van die forse uitbreiding is dat de Unie daarmee veeleer een grote vrijhandelszone dan een hechte politieke eenheid wordt. Een gevaar dat altijd is onderkend door de orthodox-Europees denkende lidstaten. Tegelijk beseften die ook dat je niet kon verlangen dat die gewezen communistische landen de stap naar de democratie zouden zetten maar dat ze tegelijkertijd in de wachtkamer van de Europese Unie zouden worden geplaatst.
De moeilijkheden die de uitbreiding zou meebrengen, waren voorspelbaar. Open grenzen zouden een toevloed van werkzoekenden uit die landen veroorzaken, zo was de vrees. En weer zag je verschillen in opvatting tussen Nederland en België. De Nederlandse regering liet verstaan dat die uitbreiding niet betekent dat de grenzen meteen onbelemmerd zullen opengaan voor werkzoekende burgers uit die nieuwe lidstaten. Aan Belgische kant werd daarbij aangetekend dat het zo'n vaart wellicht niet zal lopen. Uit recente gegevens zou blijken dat de meerderheid van de Oost-Europeanen niet staat te springen om holderdebolder naar onze contreien af te zakken. Maar het geeft wel aan hoe er in Nederland wordt gedacht over de gevolgen van de toetreding. Het is eens te meer een teken dat de dagen dat Nederland symbool stond voor een progressieve, open en tolerante opstelling tegenover buitenlanders die hun heil binnen de Nederlandse grenzen wilden zoeken alweer ver achter ons liggen.
| |
Nederland, Europees gidsland?
Op 1 juli 2004 neemt Nederland de fakkel van het Europese voorzitterschap over van de Ieren. Nederland heeft altijd grote ambities en dat zal nu niet anders zijn. De afgelopen twee voorzitterschappen is het land er zelfs telkens in geslaagd een nieuw Europees verdrag goedgekeurd te krijgen. Dat was het geval in 1992 met het Verdrag van Maastricht en in 1997 met het Verdrag van Amsterdam. Het eerste is zonder discussie historisch, over het tweede zijn de meningen verdeeld. En wie weet slagen de Nederlanders er wel in de Europese grondwet tijdens hun voorzitterschap rond te krijgen. Het zou een mooie hattrick zijn.
Maar afgezien van de toeters en de bellen zullen de Nederlanders hun borst nat mogen maken want er liggen een paar zware dossiers te wachten waarover knopen moeten worden doorgehakt. Het eerste is de nieuwe financiering van de begroting van de Unie. Daarover is de discussie nog maar pas begonnen. De uitkomst hiervan zal een test zijn voor de mate waarin de vijfentwintig lidstaten nog in een toekomst van verdere integratie geloven. Meer geld betekent meer Europa en betekent ook dat de lidstaten een overdracht
| |
| |
Slowakije: Roma-man in Svinia - Foto Nicole Segers.
van meer bevoegdheden op termijn wel zien zitten. Maar het valt zeer te betwijfelen of dat het geval is.
Een tweede, op zijn minst even heikel dossier is de behandeling van de toetredingsaanvraag van Turkije tot de Unie. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap moet niet worden uitgemaakt of Turkije al dan niet lid kan worden. Op de Europese top in december 2004 moet wel worden beslist of er toetredingsonderhandelingen met Turkije kunnen beginnen. Dan zal worden onderzocht of Turkije aan de criteria van Kopenhagen beantwoordt, dat wil zeggen of het land voldoende ver is gevorderd in de naleving van de mensenrechten en of de nodige politieke hervormingen zijn doorgevoerd. En dat is een eerste, heel belangrijke stap. Als dat onderzoek positief is, zo was afgesproken, dan zal er een datum worden afgesproken om met de toetredingsonderhandelingen te beginnen. Toch blijven er twijfels bestaan: de meest gehoorde kritiek is nog altijd: is Turkije, waarvan het overgrote deel van het grondgebied niet op het Europees vasteland maar in Azië ligt, wel een Europees land? Bovendien zou het land, met zijn 65,5 miljoen inwoners meteen het tweede grootste EU-land worden na Duitsland. Bovendien is het voor 95 % islamitisch. En met een Turkse toetreding zouden de Europese buitengrenzen zich meteen uitstrekken tot Iran en Irak. Kortom, hoe lastig de uitbreiding naar de voormalige communistische landen ook mag zijn, het is niet te vergelijken met de omvang van een uitbreiding naar Turkije. Het Nederlandse voorzitterschap zal dus zijn beste beentje moeten voorzetten om de neuzen hier in dezelfde richting te krijgen.
| |
| |
| |
Europa als boeman
De dossiers die ter tafel liggen zijn moeilijk. Maar ze spelen zich af tegen een achtergrond van groeiend euroscepticisme. Net als andere Europese landen kreeg Nederland met Pim Fortuyn twee jaar geleden een plotse opstoot van populisme te verwerken. En populisme en euroscepsis gaan zoals bekend hand in hand: een verre en ongrijpbare Brusselse bureaucratie, goedbetaalde ambtenaren, een Europees Parlement dat te weinig te zeggen heeft, wat moet je meer hebben om goedkoop te scoren. Pim Fortuyn is er niet meer, maar zijn politieke ideeën hebben nog heel wat aanhangers.
Populisme en euroscepsis nemen trouwens hand over hand toe, ook in andere landen die van oudsher pro-Europees waren. Neem Italië. De fratsen van minister-president Berlusconi kunnen we ongeveer van dag tot dag volgen op de televisie en in de kranten. Nog heel recent vond hij dat het misschien niet zo'n goed idee was geweest om de euro in te voeren. Vloeken in de kerk was dat, tot voor kort. Zelfs België, van oudsher een rots waarop het Europese huis mee werd gebouwd, is er niet helemaal immuun voor. Na wat eurosceptische geluiden in het prille begin van de totstandkoming van de Europese constructie in de jaren vijftig, zat België toch onwankelbaar op een pro-Europese koers. Of er nu christen-democraten, liberalen of socialisten aan het bewind waren, en in welke combinatie ook, er werd nooit van het ware Europese geloof afgeweken.
Maar sinds kort beginnen we andere geluiden op te vangen. Sommige SP.A-kopstukken beginnen de eurokritische kaart te trekken. Vice-premier Johan Vande Lanotte zette een tijd geleden vraagtekens bij de uitbreiding van de Unie. En in zijn nieuwjaarsbrief van begin januari 2004 over de overheidsbedrijven hekelde hij de door Europa opgelegde concurrentieregels en de daarmee samenhangende liberalisering bij het spoor en de post. Ook SP.A-voorzitter Stevaert zorgt voor een trendbreuk door ‘Europa’ niet als vanzelfsprekend als iets goeds voor ‘de mensen’ te beschouwen. ‘Ik moet kunnen uitleggen waarom Europa goed is voor de mensen. Als dat niet zo is dan zeg ik het ook’, is zowat het credo van Stevaert, dat ook is verwoord in een recent boekje van SP.A-ondervoorzitter Caroline Gennez. Het is nu al duidelijk dat er een trendbreuk te bespeuren is ten opzichte van de tijd dat Karel van Miert de Europese koers van de Vlaamse socialisten bepaalde.
Intussen werd op de Europese Raad van 25 maart 2004 de Nederlander Gijs de Vries aangesteld tot Europees anti-terrorismecoördinator. Nederlands oud-premier Wim Kok werd op dezelfde vergadering benoemd tot voorzitter van een expertengroep die een rapport moet voorbereiden over de economische vernieuwing van de EU. België greep die avond naast een Europese topfunctie. Niet Peter Praet werd voorzitter van het directiecomité van de Europese Centrale Bank, maar wel de Spanjaard José Manuel Gonza- | |
| |
lez Paramo. Eind juni 2004 zal er alvast in alle landen en partijen discussie ontstaan over wie de nieuwe Commissievoorzitter moet worden en wie de Europese Commissarissen zullen zijn. Benieuwd wie België en Nederland gaan uitsturen. En benieuwd of de voorzitter een Belg wordt.
De foto's bij dit artikel zijn te zien op de tentoonstelling ‘Het einde van Europa. Ontmoetingen langs de nieuwe oostgrens’. Fotograaf Nicole Segers trok samen met journaliste Irene van der Linde langs de (toekomstige) oostgrens van Europa en maakte er een fotodocumentaire. De tentoonstelling werd op 23 april geopend en is nog te bezoeken tot 29 augustus 2004 in de Kunsthal, Museumpark, Westzeedijk 341, NL-3015 AA Rotterdam, tel. + 31 (0)10 440.03.01, fax + 31 (0)10 436.71.52, www.kunsthal.nl.
|
|